Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO1553

Datum uitspraak2003-12-16
Datum gepubliceerd2004-04-19
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 03/1541 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanvraag bijstand afgewezen om reden dat eiser permanent woonachtig is op camping “[camping]” te [woonplaats], hetgeen niet is toegestaan.


Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken UITSPRAAK AWB 03/1541 NABW Uitspraak van de rechtbank ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde mr. C.J. Driessen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, verweerder, gemachtigde A. Morssinkhof I. PROCESVERLOOP Eiser heeft op 22 januari 2003 een aanvraag ingediend voor een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw). Bij besluit van 11 februari 2003 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen om reden dat eiser permanent woonachtig is op camping “[camping]” te [woonplaats], hetgeen niet is toegestaan. Het namens eiser tegen dit besluit ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 24 juni 2003 ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is namens eiser op 2 juni 2003 beroep ingesteld, bij schrijven van 21 juli 2003 zijn de gronden van het beroep nader aangevuld. Verweerder heeft de op het geding betrekking hebbende stukken ingezonden alsmede een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 20 november 2003, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is de gemachtigde van verweerder verschenen. II. OVERWEGINGEN In dit geding is de vraag aan de orde of het bestreden besluit van 24 juni 2003 in rechte stand kan houden. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt dienaangaande het volgende. Ingevolge artikel 63, eerste lid, van de Abw bestaat recht op bijstand jegens burgemeester en wethouders van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling blijkt dat de wetgever door aansluiting te zoeken bij het woonplaatsbegrip van het BW heeft beoogd het aantal domiciliebepalingen in de Abw te verminderen. In verband met artikel 1:10, eerste lid, van het BW is als hoofdregel aangehouden dat als gemeente van bijstand is aangewezen de gemeente waar de belanghebbende zijn woonstede heeft, en bij gebreke van een woonstede, de plaats van zijn werkelijk verblijf. Op grond van de gedingstukken staat vast dat eiser ten tijde hier van belang in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven stond op het adres [adres] te [woonplaats]. Door verweerder wordt ook niet betwist dat eiser daar ook daadwerkelijk verbleef. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerders gemeente de aangewezen gemeente is om aan eiser bijstand te verlenen, indien hij ook overigens voldoet aan de bij de bijstandsverlening in acht te nemen voorwaarden. Het enkele feit dat eiser woonachtig was in een recreatiewoning vormt geen grond om eiser van bijstandverlening uit te sluiten. Verweerder wil, zo begrijpt de rechtbank uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting het illegaal permanent bewonen van recreatiewoningen tegengaan en sluit daarom bewoners die zonder gedoogverklaring permanent in een recreatiewoning wonen onder andere uit van bijstandsverlening. De rechtbank is van oordeel dat geen bepaling in de Abw kan worden aangewezen die een grondslag biedt aan een dergelijke handelwijze. Daarbij is naar dezerzijds oordeel de handelwijze van verweerder in strijd met artikel 3:3 van de Awb. Daarin is bepaald dat de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel wordt gebruikt dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Het bestreden besluit is derhalve in strijd met het bepaalde 3:2 van de Awb niet zorgvuldig voorbereid en ontbeert een deugdelijke motivering, als bedoeld in artikel 7:12 van de Awb, terwijl voorts in het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in artikel 7:13, zevende lid, van de Awb niet is vermeld waarom de beslissing op bezwaar afwijkt van het advies van de commissie Bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Landerd. Uit het voorgaande vloeit voort dat het onderhavig beroep voor gegrond moet worden gehouden. Verweerder zal opgedragen worden een neiuw besluit te nemen met inachtneming van het vorenoverwogene. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: · 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift; · 1 punt voor het verschijnen ter zitting; · waarde per punt € 322,00 · wegingsfactor 1. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad € 31,00 dient te worden vergoed. Mitsdien wordt beslist als volgt. III. BESLISSING De rechtbank, - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; - gelast verweerders gemeente aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad € 31,00; - veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00; - wijst verweerders gemeente aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden; - bepaalt dat de proceskosten moeten worden voldaan aan de griffier. Aldus gedaan door mr. J.R. van Es-De Vries als rechter in tegenwoordigheid van R.G. van der Korput als griffier en uitgesproken in het openbaar d.d. 16 december 2003. Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht Afschrift verzonden: