
Jurisprudentie
AO1623
Datum uitspraak2004-01-14
Datum gepubliceerd2004-01-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304511/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304511/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 26 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) bouwvergunning geweigerd voor het veranderen en vergroten van een bestaande ambulante kiosk tot een horeca kiosk met opslagruimte aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Uitspraak
200304511/1.
Datum uitspraak: 14 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 juni 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) bouwvergunning geweigerd voor het veranderen en vergroten van een bestaande ambulante kiosk tot een horeca kiosk met opslagruimte aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 oktober 2002 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juni 2003, verzonden op 2 juli 2003, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 9 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 augustus 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door E.R.J. Herklots, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Bezuidenhout zuid II” rust op het perceel de bestemming “Spoorwegdoeleinden”.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de planvoorschriften zijn aan de gronden welke blijkens de plankaart als zodanig zijn bestemd, de doeleinden personen- en goederenvervoer per (boven- of ondergrondse) rail en water toegekend en zijn op deze gronden een stationsgebouw en andere in de bestemming passende bouwwerken toegestaan.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de planvoorschriften, voorzover hier van belang, mogen bouwwerken, welke bestaan op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp voor het plan, dan wel daarna zijn, worden of mogen worden opgericht krachtens een bouwvergunning, welke is of moet worden verleend, en die afwijken van het plan, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Dit betoog faalt. Het bouwplan voorziet, op ruim 100 meter van de ingang van het station, in de vestiging van een lunchroom die zich voor zijn klandizie met name richt op medewerkers van de omliggende kantoren. Het betreft hier geen specifieke faciliteit voor treinreizigers. Naar het oordeel van de Afdeling is derhalve geen sprake van een in de bestemming “Spoorwegdoeleinden” passend bouwwerk. De enkele omstandigheid dat zich, naar verwachting, onder de bezoekers van de lunchroom ook personen zullen bevinden die met de trein op het station zijn aangekomen of vandaar zullen vertrekken leidt niet tot een ander oordeel.
Niet in geschil is voorts dat de bestaande kiosk op 1 november 1999, derhalve na de ter inzage legging van het ontwerp voor het bestemmingsplan, naar de huidige locatie is verplaatst, zodat het overgangsrecht daarop niet van toepassing is. Het college heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Dat, zoals appellant betoogt, tegen de bestaande kiosk nooit handhavend is opgetreden en dat daarvoor met ingang van 1 februari 2002 een standplaatsvergunning is afgegeven, maakt dat niet anders. Daaruit kan immers niet worden afgeleid dat de geplande lunchroom in overeenstemming is met de bestemming. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Roelfsema
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2004
58-398.