Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO1710

Datum uitspraak2004-01-09
Datum gepubliceerd2004-01-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 415/02 Inkomstenbelasting
Statusgepubliceerd


Indicatie

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende gebonden is aan het onder 2.5 vermelde compromis.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Kenmerk: BK 415/02 9 januari 2004 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Heerenveen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PH) voor de jaren 1995 en 1996 alsmede de hem opgelegde aanslag in de IB/PH voor het jaar 1997. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 met dagtekening 15 maart 2002 een navorderingsaanslag in de IB/PH opgelegd. Tevens is aan belanghebbende voor het jaar 1996 met dagtekening 7 november 2001 een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold, (hierna: de Wet) van ƒ 35.901,--. Voorts is aan belanghebbende voor het jaar 1997 met dagtekening 8 oktober 1999 (ambtshalve) een aanslag in de IB/PH opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 50.000,--. 1.2. Op 28 november 2001 heeft belanghebbende bij de inspecteur een bezwaarschrift gericht tegen de navorderingsaanslag voor het jaar 1995 ingediend. Tegen de opgelegde navorderingsaanslag voor het jaar 1996 heeft belanghebbende op 14 november 2001 een bezwaarschrift bij de inspecteur ingediend. Bij de uitspraken op genoemde bezwaarschriften, beide gedagtekend 18 januari 2002, heeft de inspecteur de navorderingsaanslagen gehandhaafd. 1.3. Op 1 november 1999 heeft belanghebbende de aangifte IB/PH voor het jaar 1997 bij de inspecteur ingediend. De inspecteur heeft deze als bezwaar behandeld en bij uitspraak van 9 november 2001 het belastbare inkomen verminderd tot een bedrag van ƒ 36.908,--. Belanghebbende heeft vervolgens een bezwaarschrift ingediend dat bij de inspecteur is ingekomen op 14 november 2001. De inspecteur heeft hierop bij uitspraak d.d. 18 januari 2002 afwijzend beslist. 1.4. Belanghebbende is tegen de onder punt 1.2 en 1.3 bedoelde uitspraken d.d. 18 januari 2002 is beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 19 februari 2002 bij het hof is ingekomen. 1.5. Bij (ambtshalve genomen) beschikking d.d. 23 mei 2003 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag voor het jaar 1995 vernietigd. 1.6. De inspecteur heeft op 1 juli 2003 een verweerschrift ingediend bij het hof. 1.7. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het hof op 3 oktober 2003, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur, vergezeld van twee collega's. Ter voormelde zitting heeft de inspecteur - zonder bezwaar van de zijde van belanghebbende - resultatennota's betreffende de jaren 1996 en 1997 overgelegd aan het hof. 1.8. Op 7 oktober 2003 heeft de inspecteur - zoals ter zitting afgesproken - resultatennota's inzake het jaar 1995 alsmede stukken omtrent de uitspraak op het bezwaarschrift inzake het jaar 1997 bij het hof ingediend. 1.9. Het hof heeft in deze zaak op 17 oktober 2003 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 31 oktober 2003, aan partijen is verzonden. 1.10. Bij schrijven ingekomen op 19 november 2003 heeft belanghebbende op de wijze als bedoeld in artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verzocht vorenbedoelde uitspraak te vervangen door een schriftelijke. 1.11. De griffier heeft belanghebbende bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 24 november 2003, gewezen op het verschuldigde griffierecht en belanghebbende heeft vervolgens op 4 december 2003 dat griffierecht voldaan. 1.12. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. De feiten Het hof stelt op grond van de stukken en op grond van het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast. 2.1. Belanghebbende, geboren in 19.., is markthandelaar en heeft een ambulante handel in bloemen, planten, tuinplanten, bloembollen, struiken en heesters. 2.2. Sinds 1992 verricht hij zijn ondernemersaktiviteiten samen met zijn echtgenote mevrouw A in de vorm van een vennootschap onder firma (: vof). De firmanten zijn elk voor de helft gerechtigd in het resultaat van de vof. 2.3. Er worden dagmarkten op verschillende locaties bezocht. Daarnaast vindt verkoop plaats op enkele jaarmarkten. 2.4. Bij rapport van 15 september 2000 hebben twee controlerende ambtenaren van Belastingdienst Ondernemingen Heerenveen verslag (bijlage 12 bij het verweerschrift) uitgebracht over een boekenonderzoek bij belanghebbende betreffende onder meer de inkomstenbelasting over de jaren 1995 tot met 1997. In dit rapport werden correcties voorgesteld. 2.5. In januari 2001 (zie omtrent deze tijdsbepaling blz. 3 verweerschrift derde alinea) hebben partijen een compromis (zie bijlage 13 bij het verweerschrift) gesloten over onder meer de winstcorrecties over de jaren 1995, 1996 en 1997. De hier bedoelde winstcorrecties zijn na een bespreking tussen belanghebbende en de controlerende ambtenaren lager vastgesteld dan in het onder 2.4 genoemde rapport. 2.6. De inspecteur heeft de navorderingsaanslag IB/PH 1995 (dagtekening 15 maart 2002) bij ambtshalve beschikking van 23 mei 2003 vernietigd omdat deze buiten de geldende termijn was opgelegd. 2.7. De navorderingsaanslag IB/PH 1996 (dagtekening 7 november 2001) is in overeenstemming met het compromis vastgesteld. Belanghebbende heeft vervolgens een bezwaarschrift ingediend dat is ingekomen op 14 november 2001. De (afwijzende) uitspraak op dat bezwaarschrift is gedagtekend 18 januari 2002. Het beroepschrift is (mede) tegen deze uitspraak gericht. 2.8. De aanslag IB/PH 1997 is met dagtekening 8 oktober 1999 ambtshalve opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 50.000,-. Op 1 november 1999 is de aangifte binnengekomen. De inspecteur heeft deze als bezwaar behandeld en bij uitspraak van 9 november 2001 het belastbare inkomen verminderd naar ƒ 36.908,-. Hierbij is rekening gehouden met het compromis. Belanghebbende heeft vervolgens een bezwaarschrift ingediend dat is ingekomen op 14 november 2001. De (afwijzende) uitspraak op dat bezwaarschrift is gedagtekend 18 januari 2002. Het beroepschrift is (mede) tegen deze laatste uitspraak gericht. 3. Het geschil en de standpunten van partijen 3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende gebonden is aan het onder 2.5 vermelde compromis. 3.2. Belanghebbende stelt dat het hem niet duidelijk was dat het compromis ook gevolgen zou hebben voor de inkomstenbelasting. De inspecteur stelt dat de inhoud van het compromis duidelijk is. 3.3. Voor een uitgebreide weergave van de standpunten van partijen en de gronden waarop deze berusten verwijst het gerechtshof naar de van partijen afkomstige stukken alsmede het proces-verbaal van de zitting. 4. Formele aspecten 4.1. De navorderingsaanslag IB/PH 1995 is gedagtekend 15 maart 2002. Het beroepschrift - ingekomen op 19 februari 2002 - is (mede) gericht tegen een (afwijzende) uitspraak van 18 januari 2002 op een bezwaar van 28 november 2001 tegen de navorderingsaanslag IB/PH 1995. Kennelijk verkeerden zowel belanghebbende als de inspecteur in de mening dat de navordering al eerder was opgelegd dan 15 maart 2002. Het hof zal belanghebbende wel ontvangen in zijn beroep, maar gelet op het onder 2.6 vermelde kan inhoudelijke bespreking achterwege blijven. 4.2. Gelet op het onder 2.8 vermelde zijn er met betrekking tot de aanslag IB/PH 1997 twee mogelijkheden. Als de binnenkomst van het aangiftebiljet op 1 november 1999 als bezwaarschrift telt, dan is het bezwaar van 14 november 2001 een tweede (en bovendien te laat) bezwaarschrift dat niet-ontvankelijk is. Daarbij merkt het hof op dat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende de uitspraak van 9 november 2001 niet reeds voor de verzending van het bezwaar van 14 november 2001 heeft ontvangen en daarvan kennis heeft genomen. Als de uitspraak van 9 november 2001 gezien moet worden als een ambtshalve vermindering naar aanleiding van de binnenkomst van het aangiftebiljet, is het bezwaar van 14 november 2001 het eerste bezwaar, dat dan te laat is. Namens belanghebbende zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan, in de zin van artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht, redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. De conclusie moet luiden dat het bezwaar van 14 november 2001 in ieder geval niet-ontvankelijk is. 5. De overwegingen omtrent het geschil 5.1. Het hof is van oordeel dat uit de inhoud van het compromis voor belanghebbende duidelijk moet zijn geweest dat het compromis ook voor de IB/PH gevolgen zou hebben. Er wordt immers voor de jaren 1995, 1996 en 1997 telkens een winstcorrectie vermeld. Bovendien staat aan het slot vermeld: "Bovenstaande bedragen zullen over ieder der vennoten over genoemde jaren gelijkelijk worden verdeeld. Voor de omzetbelasting zal een naheffingsaanslag ten name van de vennootschap worden opgelegd. …". Hieruit blijkt voldoende dat het niet alleen om omzetbelasting ging, maar ook om IB/PH. Hieruit volgt dat inhoudelijk de conclusie moet zijn dat de navorderingsaanslag IB/PH 1996 en de aanslag IB/PH 1997 (zoals herzien bij uitspraak van 9 november 2001) terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd, nu deze zijn gebaseerd op het compromis. 5.2. Belanghebbende klaagt erover dat hij in de bezwaarfase niet is gehoord. Gelet op artikel 25, lid 4, van de Algemenen wet inzake rijksbelastingen wordt de belanghebbende gehoord op zijn verzoek. Niet gesteld of aannemelijk is geworden dat een zodanig verzoek is gedaan. De klacht faalt derhalve. 5.3. Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat bij een eerdere controle over 1995 geen correcties zouden zijn voorgesteld. De inspecteur heeft echter onweersproken aangegeven dat het om de beoordeling van de kasadministratie ging en dat er wel degelijk kritische kanttekeningen zijn vermeld, zonder dat het toen tot correcties kwam. Het hof ziet geen reden hieraan gevolgen voor de onderhavige correcties te verbinden. 5.4. Het vorenstaande brengt mee dat het hof dient te beslissen als na te melden. 6. De proceskosten Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, daar belanghebbende inhoudelijk niet in het gelijk is gesteld. 7. De beslissing Het gerechtshof verklaart het beroep - ten aanzien van de uitspraak betreffende de navorderingsaanslag IB/PH 1995 gegrond en vernietigt de uitspraak en de navorderingsaanslag, zoals deze reeds ambtshalve is vernietigd door de inspecteur bij ambtshalve beschikking van 23 mei 2003; - ten aanzien van de uitspraak betreffende de navorderingsaanslag IB/PH 1996 ongegrond; en - ten aanzien van de uitspraak betreffende de aanslag IB/PH 1997 gegrond in die zin dat de uitspraak van 18 januari 2002 wordt vernietigd en dat belanghebbende alsnog niet ontvankelijk in zijn bezwaar wordt verklaard; en gelast dat de inspecteur aan belanghebbende het griffierecht van € 29,- vergoedt. Aldus vastgesteld op 9 januari 2004 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. H.S. Pruiksma, vice-president en mr. H.H.A. Fransen, raadsheer, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mw. mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde voorzitter en voornoemde griffier. Op 14 januari 2004 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.