
Jurisprudentie
AO1882
Datum uitspraak2004-01-08
Datum gepubliceerd2004-01-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers545/2003 NOT
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers545/2003 NOT
Statusgepubliceerd
Indicatie
Indicatie inhoud
De notaris is bij het afwikkelen van de nalatenschap opgetreden als boedelnotaris. De boedelnotaris kan zelfstandig geen beslissingen nemen. Hij voert slechts uit wat de erfgenamen gezamenlijk en in unanimiteit beslissen over de afwikkeling van de nalatenschap. Zijn de erfgenamen het over (een onderdeel van) de afwikkeling niet eens, dan zal de verdeling haperen. Het is dan niet aan de notaris om knopen door te hakken en zijn visie aan de erfgenamen op te leggen. De notaris heeft niet die actieve, sturende en beslissende rol die klagers kennelijk van hem verwachtten. De kamer van toezicht wijst de klacht af, het hof verwerpt het beroep van klagers.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGELIJKE KAMER
Beslissing van 8 januari 2004 in de zaak onder rekestnummer 545/2003 NOT van:
1. [K],
wonende te [woonplaats],
2. [K],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
t e g e n
[N],
notaris te [plaats],
GEïNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellanten, verder te noemen klagers, is bij een op 20 mei 2003 ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, verder te noemen de kamer, van 29 april 2003, waarbij de klacht van klagers tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, afgewezen is.
1.2. Op 8 juli 2003 is ter griffie van dit hof een verweerschrift - met bijlagen - van de notaris ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2003. Klager sub 1 en de notaris zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een overgelegde pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing hieromtrent heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Klagers verwijten de notaris dat hij op onzorgvuldige en partijdige wijze het testament van [E], verder te noemen erflaatster, heeft afgewikkeld.
4.2. In het bijzonder wordt de notaris verweten dat hij de erfgenamen niet heeft gewezen op de opeisbaarheid van de geldelijke vorderingen. Hij heeft geen voorstel gedaan om de ongelijkheid in waarde tussen de aan de erfgenamen toekomende onroerende zaken op te heffen. Met zijn voorstellen wikkelde hij het testament niet strikt af en vergrootte hij de ongelijkheid.
4.3. De notaris leefde het testament niet na door taxateur [T] te laten taxeren, terwijl de uitkomst daarvan door klagers op voorhand niet als bindend werd beschouwd. De notaris had het voortouw moeten nemen en de kantonrechter direct moeten verzoeken een deskundige te benoemen om onnodig tijdverlies te voorkomen. Daarentegen betrok hij klagers in een heilloos overleg over de toekomst van landgoed [D].
4.4. Ook wees de notaris de erfgenamen niet op de mogelijkheid om bij wijze van voorschot de effecten grotendeels aan klagers toe te delen.
4.5. De notaris heeft niet van aanvang af een begin gemaakt met het innen van de vorderingen van de boedel. Dat blijkt onder meer uit het feit dat hij [H], verder te noemen, [H], bij brief van 27 juli 2000 zonder instemming van klagers de ruimte geeft om de door haar in te brengen contante middelen in termijnen te voldoen.
4.6. De notaris leeft het testament niet na door in de brief van 25 september 2000 klagers te betrekken in de verrekening van landgoed [D]. In plaats van het hun toekomende bedrag uit boedel uit te keren zadelt hij klagers op met een bij [H] te innen vordering van fl. 191.973,00 ieder.
4.7. De notaris was niet genegen de door notaris mr. [B] naar voren gebrachte ongelijkheid van de verschillende tijdstippen van verkrijging op te lossen en het advies van prof. mr. M.J.A. van Mourik met betrekking tot een rentevergoeding op grond van redelijkheid en billijkheid te gebruiken.
4.8. De notaris heeft de zaak onnodig gecompliceerd door, ondanks herhaaldelijk andersluidend verzoek van klagers, toe te staan dat drie kinderen de exploitatie van landgoed [D] via de gezamenlijke bankrekening lieten lopen.
4.9. De notaris heeft herhaaldelijk onzorgvuldig gemanoeuvreerd en heeft zich van woorden bediend waardoor klagers de indruk kregen dat hij hen als tweederangs erfgenamen beschouwde. Hij heeft daarmee de belangen van de klagers geschaad. Zo heeft de notaris meegewerkt aan de aanstelling van de door de overige erfgenamen voorgestelde taxateurs.
4.10. Ook heeft de notaris zich herhaaldelijk onparlementair uitgedrukt zowel in woord als op schrift. De notaris heeft de taxatie van [U] zelfs illegaal genoemd.
4.11. Tot slot heeft de notaris bij het voorlopige overzicht van de afwikkeling van de nalatenschap zich gebaseerd op een overzicht van de ontvangsten en uitgaven, waarin mede landgoed [D] was begrepen.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist ten stelligste onzorgvuldig dan wel partijdig te hebben gehandeld. Hij is van mening dat hij het testament van erflaatster op juiste wijze heeft uitgevoerd. Daarbij merkt de notaris op dat er al sedert 1980, sinds het overlijden van de vader van klagers, spanningen in de familie zijn, waardoor er wederzijds gevoelens van wantrouwen waren. Door zoveel mogelijk openheid te betrachten bij de afwikkeling van de boedel heeft de notaris getracht dit te ondervangen.
5.2. Voorts betoogt de notaris dat taxateur [T] met instemming van alle erfgenamen is aangezocht. Klaagster sub 2 heeft hierbij een voorbehoud gemaakt ten aanzien van het resultaat van de taxatie. Ten aanzien van de totstandkoming van de prijs is de procedure gevolgd zoals beschreven in het testament. Juist klagers hebben zonder enig overleg deze procedure doorkruist en een andere taxateur aan gezocht, zonder hier vooraf de overige erfgenamen over te informeren. Doordat klager sub 1 op enig moment heeft aangegeven een gedeelte van landgoed [D] te willen verwerven, raakten klagers betrokken bij de onderhandelingen betreffende dit landgoed.
5.3. Ten aanzien van de effecten stelt de notaris dat hij de gemaakte afspraken hieromtrent heeft nageleefd. Hij is juist ten opzichte hiervan voorzichtig geweest in zijn handelen jegens klagers. Toen begin oktober 2000 om toedeling van de effecten aan klagers werd gevraagd heeft hij hier terstond gehoor aan gegeven.
5.4. De notaris betwist dat hij [H] toestemming heeft gegeven om in termijnen te betalen. De notaris had niet de bedoeling een betalingsregeling met haar te treffen, maar wel [H] de mogelijkheid te bieden dat niet alles in een keer zou hoeven te worden betaald, aangezien zij niet hiertoe in staat bleek te zijn.
5.5. Ten aanzien van de vordering van klagers op [H] merkt de notaris op dat klagers hier niet mee opgezadeld werden, maar dat klagers geld in de boedel diende in te brengen wegens toedeling bij testament van landgoed [D]. Feitelijk zou dit door [H] gebeuren.
5.6. Mr. [B] heeft de notaris niet ervan kunnen overtuigen dat klagers recht zouden hebben op compensatie voor naar het oordeel van klagers geleden rente- en/of koersverlies. De notaris is van mening dat klagers, in elk geval niet ingaande de datum van overlijden, hierop aanspraak kunnen maken. De notaris wijst het advies van prof. Van Mourik van de hand, omdat hij van mening is dat dit advies geen bijdrage levert aan de discussie.
5.7. Voorts deelt de notaris de mening van klagers dat het achteraf gezien beter was geweest als de exploitatie van landgoed [D] gescheiden was gebleven van de overige boedelbestanddelen.
5.8. Tevens betoogt de notaris dat hij geenszins klagers als tweederangs erfgenamen aanmerkt. Hij heeft klagers telkenmale uitvoerig en serieus te woord gestaan en er voor gewaakt dat zij bij familiebijeenkomsten de gelegenheid kregen om hun standpunt naar voren te brengen.
De notaris is van mening dat klagers niet in hun belangen zijn geschaad nu taxateur [V] door hem in de arm is genomen om het antiek te taxeren. Het kantoor van de notaris is bekend met de handelwijze van de taxateur en heeft nooit klachten hieromtrent ontvangen. Dit geldt eveneens voor taxatiekantoor [T]. Mochten er klachten zijn, dan dienen klagers zich direct tot de betrokken taxateur te wenden. In ieder geval hebben de taxaties geen nadeel berokkend aan klagers.
5.9. De notaris heeft getracht zich op dusdanige wijze te uiten dat, zonder een boetepreek te houden, hij aan klagers de gevoelens van de overige erfgenamen en hemzelf over de gang van zaken kon overbrengen. Indien hij geweten had dat klaagster sub 2 zich aan zijn taalgebruik zou storen, dan zou hij een ander woord dan illegaal gebruikt hebben. Het ging de notaris er om dat hij niet op de hoogte was gesteld van de tweede taxatie en hij, indien hij wel op de hoogte was geweest, er op aangedrongen zou hebben dat de tweede taxatie in overleg met de overige erfgenamen plaats zou vinden.
5.10. De notaris beaamt dat in eerst instantie een lijst is uitgegaan zonder dat er een splitsing was gemaakt van uitgaven betreffende het landgoed [D] en de overige boedeluitgaven. De uitsplitsing is later gemaakt.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt, behoudens dat, waar in de beslissing van de kamer "notaris [B]" staat, het hof "notaris [B]" leest.
6.2. Bovendien zal het hof de laatste alinea van de beoordeling van de kamer waarin staat:
"De kamer acht deze onvolkomenheden van onvoldoende gewicht om een maatregel op te leggen".
als volgt wijzigen:
"De kamer acht deze onvolkomenheden van onvoldoende gewicht om de klacht gegrond te verklaren".
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld, dan wel als thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.4. Het voorgaande leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os in het openbaar uitgesproken op donderdag 8 januari 2004.
Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo
Kenmerk: 09/01 Wna
Uitspraak
in de klacht van
[K], wonende te [woonplaats] en
[K], wonende te [woonplaats],
klagers,
tegen
[N], notaris te [plaats], hierna te noemen: de notaris,
1. Verloop van de procedure.
De heer [K] heeft op 7 december 2001 mede namens zijn zuster mevrouw [K], klagers, een klacht met 13 bijlagen ingediend bij de kamer, gericht tegen notaris [N]. De notaris heeft zich tegen de klacht verweerd bij brief van 14 februari 2002. Vervolgens is door mevrouw [K] bij brief van
26 maart 2002 gerepliceerd en door de notaris bij brief van 1 mei 2002 gedupliceerd.
Openbare behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter zitting van de kamer van 23 mei 2002, alwaar zowel de heer [K] als de notaris is verschenen. Mevrouw [K] is niet verschenen. De heer [K] heeft geen volmacht van zijn zuster bij zich, maar hij zegt wel materieel voor haar te spreken. In het navolgende zullen klagers ook wel de kleinkinderen worden genoemd.
2. Feiten.
Op 25 januari 2000 overlijdt mevrouw [E].
Uit het huwelijk tussen mevrouw [E] en de heer [E] zijn vier kinderen geboren, waaronder [E], vader van klagers. Aangezien vader [E] in 1980 was vooroverleden, werden klagers in zijn plaats erfgenamen in de onverdeelde boedel van de overleden mevrouw [E]. In haar testament d.d 26 januari 1999 benoemde mevrouw [E] tot uitvoerder van haar uiterste wilsbeschikking en vereffenaar van haar nalatenschap de familienotaris [N].
Mevrouw [E] liet aan de kleinkinderen (klagers) na een stuk grond te [plaats] en aan haar drie kinderen (hierna de kinderen te noemen) de aandelen van Landgoed [D]l B.V., dat met de verplichting een som geld gelijk aan de waarde van deze onroerende zaken aan de nalatenschap te voldoen. Verder liet zij na effecten en een inboedel.
In verband met eventuele verkoop van [D] is in gezamenlijk overleg een taxateur, [T], benoemd. Een der kinderen had belangstelling om [D] over te nemen. [T] heeft een taxatie uitgebracht en mevrouw [E] heeft spoedig daarna laten weten [D] tegen het getaxeerde bedrag te willen overnemen. Zij heeft de nodige maatregelen getroffen om de daarmee gemoeide financiering rond te maken.
Klagers waren het echter niet met de taxatie eens en lieten enige weken later zelf een taxatie uitbrengen door de heer [U]. Die viel aanmerkelijk hoger uit. Op basis van dat taxatierapport wilden klagers verder praten.
Mevrouw [E] liet weten de prijs eventueel wel iets te willen verhogen en de kleinkinderen gaven aan dat de taxatie van de heer [T] niet helemaal hoefde te worden gehaald. Er bleef echter een gat van omstreeks Nlg. 300.000,=, waardoor partijen niet tot overeenstemming kwamen.
Vervolgens werd besloten om een geheel nieuwe taxatie te laten uitbrengen door door de kantonrechter te benoemen taxateurs. Voordat de taxateurs hun taxatie hadden verricht werd door de heer [S], eigenaar van een naburig landgoed, een bod op [D] gedaan van uiteindelijk
Nlg. 3.500.000,=, waarbij hij zijn bieding afhankelijk stelde van een bodemonderzoek. De taxatie van de door de kantonrechter benoemde deskundigen kwam uit op Nlg. 4.350.000,=.
Mevrouw [E] vroeg daarop bedenktijd en besliste vervolgens na circa twee weken dat zij, ondanks de door haar onredelijk hoog geachte taxatie, [D] toch wilde overnemen. Zij moest opnieuw beginnen met het vrij maken van de benodigde gelden, wat tijd vergde. Zij vond dat het door toedoen van klagers verkeerd was gelopen en dat klagers nu maar enig geduld moesten tonen.
Bij de eerste bijeenkomst na het overlijden van de erflaatster heeft de notaris de effectenportefeuille ter sprake gebracht. De notaris stelde voor om de effecten te verkopen en het geld te reserveren voor de betaling van het successierecht. Unaniem waren de aanwezigen toen echter tegen verkoop van de effecten. Vervolgens werd besloten de effecten zelf gereserveerd te houden voor de betaling van het successierecht. Dat werd door de erfgenamen akkoord bevonden.
Nadat mevrouw [E] definitief had verklaard [D] te zullen overnemen, heeft de notaris voorgesteld om de effecten onder alle erfgenamen te verdelen. De kleinkinderen lieten bij monde van de door hen ingeschakelde notaris mr. [B] weten dat onredelijk te vinden en de toedeling van alle effecten aan henzelf te wensen. De notaris kon zich daarin vinden en hij voerde dat, na de kinderen te hebben geraadpleegd, ook zo uit.
De standpunten van partijen.
Klagers verwijten de notaris:
· hij heeft de erfgenamen niet gewezen op de opeisbaarheid van de geldelijke vorderingen. Hij heeft geen voorstellen gedaan om de ongelijkheid in waarde tussen de aan de erfgenamen toekomende onroerende zaken op te heffen. Met zijn voorstellen wikkelde hij het testament niet strikt af en vergrootte hij de ongelijkheid.
· De notaris leefde het testament niet na door taxateur [T] te laten taxeren, terwijl de uitkomst daarvan door klagers op voorhand niet als bindend werd beschouwd. De notaris had het voortouw moeten nemen en de kantonrechter direct moeten verzoeken een deskundige te benoemen om onnodig tijdverlies te voorkomen. Daarentegen betrok hij klagers in een heilloos overleg over de toekomst van [D].
· Ook wees de notaris de erfgenamen niet op de mogelijkheid om bij wijze van voorschot de effecten grotendeels aan klagers toe te delen.
· De notaris heeft niet van aanvang af een begin gemaakt met het innen van de vorderingen van de boedel. Dat blijkt onder andere uit het feit dat hij mevrouw [E] bij brief van 27 juli 2000 zonder instemming van klagers de ruimte geeft om de door haar in te brengen contante middelen in termijnen te voldoen.
· De notaris leeft het testament niet na door in de brief van 25 september 2000 de kleinkinderen te betrekken in de verrekening van [D]. In plaats van het hun toekomende bedrag uit de boedel te ontvangen zadelt hij de kleinkinderen op met een bij mevrouw [E] te innen vordering van Nlg. 191.973,= ieder.
· De notaris was niet van zins de door notaris mr. [B] naar voren gebrachte ongelijkheid van de verschillende tijdstippen van verkrijging op te lossen en het advies van professor Van Mourik te gebruiken.
· De notaris heeft de zaak onnodig gecompliceerd door, ondanks herhaaldelijk andersluidend verzoek van klagers, toe te staan dat drie kinderen de exploitatie van [D] via de gezamenlijke bankrekening lieten lopen.
· De notaris heeft herhaaldelijk onzorgvuldig gemanoeuvreerd en heeft zich van woorden bediend waardoor klagers de indruk kregen dat hij hen als tweederangs erfgenamen beschouwde. Hij heeft daarmee de belangen van kleinkinderen geschaad. Zo heeft de notaris met de kennis van de voorgeschiedenis meegewerkt aan de aanstelling van de door de kinderen voorgestelde taxateurs, te weten de heer [P] als taxateur van de inboedelgoederen en de heer [T] als taxateur van [D].
· Ook heeft de notaris zich herhaaldelijk gekleurd uitgedrukt in verbale en schriftelijke zin. De notaris heeft de taxatie door [U] zelfs illegaal genoemd.
· Tot slot heeft de notaris bij het voorlopige overzicht van de afwikkeling van de nalatenschap zich gebaseerd op een overzicht van de ontvangsten en uitgaven op de gezamenlijke rekeningen, waarin de exploitatie van [D] (en debetrente) was begrepen.
De notaris wijst de verwijten van klagers van de hand. Hij stelt daar tegenover dat juist klagers op een wijze zijn opgetreden die de boedelafwikkeling niet bevorderde. De notaris is van mening dat hij het testament van mevrouw correct heeft uitgevoerd.
Volgens de notaris waren er al spanningen in de familie vanaf het overlijden van de heer [E], vader van klagers, in 1980, met aan de ene kant de weduwe van de heer [E] met haar kinderen, en aan de andere kant de ouders [E] en hun drie kinderen. Dat leidde tot een ernstig gebrek aan vertrouwen over en weer. Na het overlijden van mevrouw [E] heeft de notaris zoveel mogelijk openheid betracht om te voorkomen dat er een voedingsbodem voor gevoelens van wantrouwen zou ontstaan. Dat dit toch is gebeurd, valt naar de overtuiging van de notaris hem niet te verwijten.
Klagers nemen het de notaris kwalijk dat zij in de discussie over [D] zijn betrokken. De bestemming van [D] hing niet van de beslissing van klagers af, maar de waardevaststelling wel. Beide stonden niet los van elkaar. De kinderen wensten taxatie voor een eventuele verkoop van [D] snel rond te krijgen. Zij wilden namelijk onder de toen nog geldende en fiscaal aantrekkelijke natuurschoonwetbepalingen verkopen. Na de taxatie door [T] konden klagers over de waarde van [D] nog niet beslissen. De notaris kon niet anders dan wachten op hun standpunt. Klagers lieten [D] vervolgens op eigen initiatief en buiten medeweten van de kinderen door taxateur [U] taxeren. De kinderen waren over het heimelijke onaangenaam getroffen. In dat verband heeft de notaris in een familiebijeenkomst het woord "illegaal" gebruikt.
De notaris heeft tijdens bedoelde familiebijeenkomst zijn uiterste best gedaan partijen tot elkaar te brengen. Dat is niet gelukt. De kantonrechter heeft vervolgens taxateurs benoemd. Daarna kreeg de notaris via de kleinkinderen biedingen of voornemens voor biedingen, met het verzoek die aan taxateurs over te brengen. De notaris meent dat klagers hiermee getracht hebben de taxateurs te beïnvloeden. De notaris noemt dat in strijd met de goede trouw die erfgenamen betaamt. Het heeft tevens het verdere verloop van de verdeling bemoeilijkt.
In de visie van de notaris zijn het juist de kleinkinderen geweest die geen vertrouwen gaven en met wie overleg lastig was.
Taxateur [T] is met instemming van allen tot taxateur benoemd, zij het met een door klagers gesteld voorbehoud ten aanzien van de uitkomst van de taxatie. Het bureau [T] staat goed bekend en heeft vooral op het gebied van landgoederen een grote expertise. In het testament staat dat de erfgenamen in onderling overleg de prijs voor [D] vaststellen. Komen zij daar niet uit, dan moeten zij in onderling overleg een deskundige benoemen en komen zij daar ook niet uit, dan moet de kantonrechter een deskundige benoemen. Die procedure is uiteindelijk gevolgd. Het zijn juist klagers geweest die die procedure hebben doorkruist. Het niet eens zijnde met de [T]-taxatie hebben zij zonder overleg een eigen deskundige ingeschakeld en vervolgens getracht de mening van hun deskundige aan mede-erfgenamen op te leggen.
Klagers zijn niet betrokken in overleg over de bestemming van [D]. Zij hebben er wel bijgezeten.
Kennelijk hebben klagers zich voor een second opinion gewend tot notaris mr. [B], die de notaris verwijten maakte over de boedelafwikkeling. Naar redenen en argumenten van de notaris werd door mr. [B] niet gevraagd.
Met betrekking tot de effecten heeft de notaris de gemaakte afspraken nageleefd. Het is gemakkelijk om achteraf te zeggen dat dat niet nodig was geweest. Hij is in dat opzicht slechts voorzichtig geweest. In de periode tussen het overlijden van erflaatster en de afgifte van de effecten zijn de effecten in waarde gestegen. Eveneens zijn er opbrengsten van die effecten op de rekening bijgeschreven.
Met het door klager genoemde incasseren van vorderingen worden kennelijk vorderingen op kinderen respectievelijk klagers bedoeld. Het beloop van die vorderingen moest eerst nog worden vastgesteld.
Mevrouw [E] mocht inderdaad in termijnen betalen, omdat zij wel een deel, maar niet alles kon betalen. Een ontstane debetstand werd afgedekt door een storting van mevrouw [E].
De notaris vindt dat klagers geen aanspraak konden maken op naar hun oordeel geleden rente- en/of koersverlies, in elk geval niet vanaf de datum van overlijden.
Het advies van professor Van Mourik behelst niets anders dan wat de notaris steeds heeft gezegd: klager hebben geen recht op rentevergoeding, tenzij op basis van redelijkheid en billijkheid.
Voor het standpunt van professor Van Mourik dat in dit geval redelijkheid en billijkheid een rentevergoeding met zich meebrengen, wordt geen enkel argument aangevoerd en geen enkele onderbouwing gegeven. Dit advies van professor Van Mourik helpt volgens de notaris niet verder. Daarbij komt dat professor Van Mourik als kantoorgenoot van mr. [B], als adviseur niet in aanmerking behoorde te komen.
De notaris erkent dat het achteraf beter was geweest als de exploitatie van [D] apart was gehouden.
De notaris begrijpt niet wat hij onder "onzorgvuldig gemanoeuvreerd" moet verstaan. Hij heeft klagers nimmer als tweederangs erfgenamen beschouwd en heeft ook nimmer die indruk gewekt. Hij heeft klagers ook steeds uitvoerig en serieus te woord gestaan.
De heer [U] is een bekend, kundig en gerespecteerde taxateur op gebied van antiek. De omstandigheid dat hij eerder voor de familie had gewerkt, mag niet gelden als een diskwalificatie.
Ook taxateur [T] staat goed bekend. Achteraf moet worden vastgesteld dat [T] in dit geval vermoedelijk de plank heeft misgeslagen, maar [T] houdt vol dat hij een goede taxatie heeft uitgebracht. Een notaris hoeft in elk geval niet op de hoogte te zijn van de marktwaarde van onroerende zaken. Daarvoor wordt nu juist een deskundige taxateur ingeschakeld.
Klagers moesten geld overmaken, omdat zij in de vorm van bij wijze van voorschot uitgekeerde effecten, te veel hadden ontvangen. Over de financiering van [D] hadden de kinderen afspraken gemaakt, waarbij klagers echter niet waren betrokken.
Het is juist dat in eerste instantie een lijst van ontvangsten en uitgaven is verzonden zonder dat een splitsing was gemaakt tussen [D]-uitgaven en algemene boedeluitgaven. Die uitsplitsing is later gemaakt. Er is nog enige discussie geweest over wat wel en wat niet [D]-uitgave was. Het is juist dat mr. [B] om een uitsplitsing heeft gevraagd. Zonder vragen had hij die ook wel gekregen zodra die gereed was.
3. Overwegingen
De kamer van toezicht wijst de klacht af. De notaris heeft naar het oordeel van de kamer het testament niet op een klachtwaardige manier afgehandeld.
Allereerst: Gelet op de feitelijke gebeurtenissen is de notaris bij het afwikkelen van de nalatenschap opgetreden als boedelnotaris.Vastgesteld dient dan te worden dat de boedelnotaris zelfstandig geen beslissingen kan nemen. Hij voert slechts uit wat de erfgenamen gezamenlijk en in unanimiteit over het afwikkelen van de nalatenschap beslissen. Zijn de erfgenamen het over (een onderdeel van) de afwikkeling niet eens, dan zal de verdeling haperen. Het is dan niet aan de notaris om knopen door te hakken en zijn visie aan de erfgenamen op te leggen. Klagers houden in hun klacht onvoldoende rekening met deze uitgangspunten. De notaris heeft niet die actieve, sturende en beslissende rol die klagers kennelijk van hem verwachtten.
Vast staat dat de erfgenamen het er over eens waren en gezamenlijk hebben beslist dat de heer [T] [D] zou taxeren.Later beslisten zij ook gezamenlijk dat de heer [U] de inboedel zou taxeren. Wel behielden klagers zich het recht voor om de uitkomst van de taxatie [T] niet te aanvaarden. Dat neemt echter niet weg dat ook zij de keuze voor [T] hebben gemaakt en ook niets tegen diens taxatie ingebracht zouden hebben als die naar hun genoegen was geweest. Onder die omstandigheden lag het niet op de weg van de notaris en was het ook niet in overeenstemming met de primaire wens van de overledene om met voorbijgaan van de eigen keuze van de erfgenamen, de procedure bij de kantonrechter voor te stellen. Dat zou een onnodig complicerende weg zijn geweest. Dat hij dat zelf direct aan de kantonrechter had moeten verzoeken, zoals klagers dat stellen, is procedureel niet mogelijk.
Dat beide goed bekend staande taxateurs eerder voor de familie [E] taxaties hadden verricht maakt hen op voorhand nog niet verdacht niet te goeder trouw te zijn.
Verder kan de notaris niet verweten worden dat hij klagers betrok bij de bestemming van [D]. Hij betrok klagers en de overige erfgenamen bij de waardebepaling van het landgoed. Dat daarbij ook de bestemming ter sprake is gekomen is praktisch onvermijdelijk. Overigens hebben in de besprekingen ook klagers belangstelling getoond voor een aandeel in [D] en dus voor de bestemming van [D].
Het aanvankelijke voorstel van de notaris om de effecten te verkopen en de opbrengst te reserveren voor de betaling van de successierechten is op zich zelf redelijk, mede gezien het koersrisico. Ook hier hebben de erfgenamen gezamenlijk en eenstemmig besloten om de effecten niet te verkopen, maar in portefeuille te houden.
Na een dergelijk eenstemmig besluit van de erfgenamen ligt het vervolgens niet op de weg van de notaris om hen te schetsen wat er nog meer voor mogelijkheden zijn. Zou de notaris dat doen, dan kan zich weer een debat ontspinnen over de te maken keuzen, wat de verdeling weer vertraagt. Op een gegeven moment hebben de erfgenamen na het advies van notaris [B], dat ondersteund werd door de notaris, anders besloten dan zij eerder hadden gedaan. De effecten zijn toen, ook weer in eenstemmigheid, aan klagers toebedeeld. De notaris heeft deze beslissing van de erfgenamen correct uitgevoerd.
Het standpunt van notaris [B], de partijnotaris van klagers, en het advies in deze van zijn kantoorgenoot prof. Van Mourik over ongelijkheid en rentevergoeding, zijn geen wetmatigheden in die zin dat andere opvattingen uitgesloten moeten worden. Het zijn visies waar ook anders over gedacht kan worden.
De kamer tekent daarbij overigens aan dat de notaris beter had gedaan zijn standpunten over rente en effecten anders te presenteren. Zo had hij bijvoorbeeld aan de kinderen (duidelijker) kunnen vragen of het redelijk was dat er rente zou worden vergoed.
Dat de notaris ten onrechte niet van de aanvang af een begin heeft gemaakt met het innen van de vorderingen, miskent dat die vorderingen eerst moesten worden vastgesteld.
De kamer volgt klagers ook niet in hun klacht dat zij opgezadeld werden met een vordering op een van de kinderen. In de boedel moest geld ingebracht worden wegens de toedeling van [D] aan een van de kinderen.
Wel ziet de kamer bij de notaris enkele onvolkomenheden.
De eerste is dat de notaris de eigenmachtige taxatieopdracht van klagers heeft betiteld als "illegaal". Weliswaar handelden klagers niet volgens de regels van het spel, maar het ware beter geweest daarvoor een andere kwalificatie te kiezen. De notaris heeft zich overigens voor dit woordgebruik verontschuldigd. Van meer onheuse bejegening van klagers door de notaris is de kamer verder niet gebleken.
Verder zou het beter zijn geweest als de exploitatie van [D] apart was gehouden.
Tot slot had de notaris het verschil in hoedanigheid van boedelnotaris en executeur-testamentair duidelijker moeten maken en beter tot uitdrukking moeten brengen dat hij die hoedanigheden gescheiden hield.
De kamer acht deze onvolkomenheden van onvoldoende gewicht om een maatregel op te leggen. Door de ongelukkige [T]-taxatie is er bij klagers kennelijk een wantrouwen gegroeid tegen de notaris en mogelijk ook de kinderen [E]. Dat heeft er in de opvatting van de kamer toe heeft geleid dat voor klagers elk verschil van inzicht en elke onvolkomenheid werd uitvergroot tot proporties die zij voor de objectieve beoordelaar niet hebben.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
4. Beslissing
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo,
- wijst de klacht af.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van de aangetekende verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Aldus gewezen te Almelo en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2003 door mr. H. Drewes, voorzitter, mr. G. van Eerden, mr. W. Meijling, mr. E.R. Willems en J.E. Huisman, leden, in tegenwoordigheid van H. Zomer, secretaris.