
Jurisprudentie
AO1942
Datum uitspraak2004-01-21
Datum gepubliceerd2004-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200306149/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200306149/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 25 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel het wijzigingsplan “Binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Texel (perceel [locatie])” vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 16 mei 2003, kenmerk 2003-12808, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant per fax van 11 september 2003 beroep ingesteld.
Bij brief van 21 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2003, heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Uitspraak
200306149/1.
Datum uitspraak: 21 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel het wijzigingsplan “Binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Texel (perceel [locatie])” vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 16 mei 2003, kenmerk 2003-12808, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant per fax van 11 september 2003 beroep ingesteld.
Bij brief van 21 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2003, heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2003, waar [appellant], in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F. Arents, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door O.W.M. Storms, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het plan voorziet in het vergroten van het bestemmingsvlak “Wonen” op het perceel [locatie].
2.3. Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan een deel van de plangrens. Appellant heeft hiertoe aangevoerd dat het op de plankaart ingetekende bestemmingsvlak “Wonen” niet overeenkomt met de bij de aanvraag ingediende tekening waardoor ten onrechte op de kaart niet de volledige 4747 m² zijn bestemd als “Wonen”, doch slechts een deel daarvan.
2.4. Verweerder heeft geen aanleiding gezien de begrenzing van het plan in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening. Hij heeft bij zijn besluit goedkeuring verleend aan de bij het verzoek om goedkeuring gevoegde plankaart.
2.5. Ter zitting is door het college van burgemeester en wethouders erkend dat beoogd is met het plan in de door appellant gewenste wijziging van 4747 m², afgebakend door de bestaande natuurlijke begrenzing van het erf, te voorzien. Per abuis is op de gewaarmerkte plankaart de plangrens overeenkomstig de kadastrale grenzen getrokken in plaats van overeenkomstig de bestaande natuurlijke begrenzing van het erf en derhalve voorziet het plan niet in de wijziging zoals deze is beoogd.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat bij de goedkeuring van het plan hieraan ten onrechte is voorbijgegaan. Nu vaststaat dat verweerder heeft beoogd goedkeuring te verlenen aan een plan dat de gewenste wijziging bevat, is het besluit genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
2.6. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd, voorzover het ziet op het deel van de plangrens, zoals aangeduid op de bij de uitspraak horende gewaarmerkte kaart. De Afdeling ziet voorts aanleiding om zelf voorziend goedkeuring te onthouden aan dit planonderdeel.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 16 mei 2003, kenmerk 2003-12808, voorzover het ziet op de plangrens, zoals aangeduid op de bij de uitspraak horende gewaarmerkte kaart;
III. onthoudt goedkeuring aan het onder II genoemde planonderdeel;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voorzover dit is vernietigd;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 46,25; het bedrag dient door de provincie Noord-Holland te worden betaald aan appellant;
VI. gelast dat de provincie Noord-Holland aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2004
317-459.