
Jurisprudentie
AO2021
Datum uitspraak2004-01-15
Datum gepubliceerd2004-01-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200306244/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200306244/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 10 oktober 2000 heeft de gemeenteraad van Wymbritseradiel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 september 2000, vastgesteld het stadsvernieuwingsplan "IJlst-Kom".
Uitspraak
200306244/2.
Datum uitspraak: 15 januari 2004.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de vereniging "Vereniging Beschermd Stadsgezicht IJlst", gevestigd te IJlst,
3. [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2000 heeft de gemeenteraad van Wymbritseradiel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 september 2000, vastgesteld het stadsvernieuwingsplan "IJlst-Kom".
Bij besluit van 23 april 2001, kenmerk 448943, ondertekend door verweerder, is voor het eerst beslist over de goedkeuring van het stadsvernieuwingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 18 december 2002, met zaaknummer 200102856/1, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich onbevoegd verklaard van de beroepen kennis te nemen. Met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn de beroepschriften doorgezonden naar de rechtbank te Leeuwarden.
Bij uitspraak van 11 juni 2003, met registratienummer 02/1399 BSTPL, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden het beroep van [verzoeker sub 1] gegrond verklaard en het besluit van 23 april 2001 vernietigd.
Gelet hierop heeft verweerder bij zijn besluit van 12 augustus 2003, kenmerk 531733, beslist over de goedkeuring van het stadsvernieuwingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1 bij brief van 18 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 september 2003, verzoekster sub 2 bij brief van 3 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2003, en verzoekers sub 3 bij brief van 3 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 september 2003, heeft verzoeker sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 3 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2003, heeft verzoekster sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 3 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2003, hebben verzoekers sub 3 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 december 2003, waar verzoeker sub 1, in persoon en bijgestaan door mr. W. Sleijfer, advocaat te Leeuwarden, verzoekster sub 2, vertegenwoordigd door P.J.M. Hoogeveen, gemachtigde, verzoekers sub 3, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. K. van Stralen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Wymbritseradiel, vertegenwoordigd door R.Th. Bouma, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een algehele herziening van de bestemmingsregeling voor het centrumgebied van IJlst.
2.3. Ter zitting is gebleken dat de verzoeken om schorsing uitsluitend betrekking hebben op de goedkeuring van de plandelen met de bestemming “Centrumgebied”, ten noordwesten van de Westergoleane op het voormalige fabrieksterrein “Nooitgedacht”, die de bouw van twee appartementen-complexen met een maximale bouwhoogte van twaalf meter mogelijk maken. Verzoekers stellen dat deze complexen het beschermd stadsgezicht van IJlst zullen aantasten. Voorts voert verzoeker sub 1 aan dat de appartementencomplexen negatieve gevolgen zullen hebben voor zijn woon- en leefklimaat. In dit verband wijst hij op schaduwhinder en inkijk in zijn woning. Verder vreest verzoekster sub 2 dat als gevolg van de appartementencomplexen de bestaande parkeerproblemen zullen toenemen. Tenslotte betwijfelen verzoekers sub 1 en 2 de financiële uitvoerbaarheid van deze onderdelen van het plan.
2.3.1. Blijkens de toelichting op het besluit tot aanwijzing van IJlst tot beschermd stadsgezicht van 28 juli 1988 van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bood het voorheen geldende bestemmingsplan “IJlst, bebouwde kom” in voldoende mate de basis waarop de aanwezige historisch-stedebouwkundige waarden konden worden veiliggesteld. De Voorzitter acht van belang dat dat bestemmingsplan bebouwing mogelijk maakte ter plaatse waar thans de appartementencomplexen zijn voorzien. Voorts werd reeds in de toelichting op dat bestemmingsplan gesteld dat een andere invulling van het voormalige fabrieksterrein “Nooitgedacht” in de rede lag. Blijkens de stukken wordt voor dit deel van het voormalige fabrieksterrein “Nooitgedacht” nu uitgegaan van het creëren van een pleinachtige ruimte, die twee solitaire appartementen-complexen markeren. Het is blijkens de stukken de bedoeling dat hiermee op het voormalige fabrieksterrein een gedifferentieerd bebouwingsbeeld ontstaat dat enerzijds rekening houdt met de schaal en omvang van de bestaande bebouwing en anderzijds uitdrukking geeft aan de gewenste versterking van de centrumfunctie van dit deel van IJlst, zonder afbreuk te doen aan de historisch-ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht. Niet is gebleken dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg bezwaren heeft tegen de bouw van de appartementencomplexen. Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat verweerder in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat als gevolg van de bouw van de appartementencomplexen het beschermd stadsgezicht van IJlst niet wezenlijk zal worden aangetast.
Wat betreft het woon- en leefklimaat van verzoeker sub 1 ziet de Voorzitter geen reden aan te nemen dat de bouw van de appartementen-complexen dit in ernstige mate zal aantasten. Hierbij neemt hij mede in aanmerking dat het een centrumsituatie betreft waar in het algemeen minder bezonning bestaat.
De Voorzitter ziet in hetgeen verzoekster 2 heeft aangevoerd ten aanzien van de parkeerproblemen geen aanleiding voor de verwachting dat het goedkeuringsbesluit op grond hiervan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. In dit verband is van belang dat ter zitting is gebleken dat in de omgeving van het plangebied parkeerterreinen aanwezig zijn.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de Voorzitter verder van oordeel dat verweerder in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan, voor zover het gaat om de bouw van de appartementencomplexen, voldoende verzekerd is. In dit verband is van belang dat voor de bouw van de appartementencomplexen een projectontwikkelaar is gevonden.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de verzoeken af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Klein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2004.
176-418.