Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2034

Datum uitspraak2003-11-04
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersR03I555
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal ontslaat de schuldenaar niet van zijn plicht de uitkeringsinstantie van informatie te voorzien.


Uitspraak

Uitspraak: 4 november 2003 Rekestnummer: R03I555 Rekestnr. rechtbank:191917/FT-EA 03.228 HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, tweede civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van M, wonende te Rotterdam, appellant, hierna te noemen: [M.] procureur: mr. A.J. Sandberg. Het geding Bij verzoekschrift ingekomen ter griffie van het hof op 9 juli 2003 heeft [M.] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 2 juli 2003, waarbij het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Bij voormeld verzoekschrift heeft [M.] het hof verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, hem alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2003, waarbij [M.] is verschenen, bijgestaan door mr. C.M. van der Veer, advocaat te Rotterdam, en vergezeld van mevr. J. Surgers. Beoordeling van het hoger beroep 1. [M.] heeft gesteld dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft afgewezen. 2. Uit de aan het hof overgelegde verklaring ex artikel 285 Fw. blijkt dat [M.] schuldsanering heeft verzocht van een totale schuldenlast van € 8.159,25. Ter zitting van het hof heeft [M.] verklaard dat hij inmiddels een huurschuld en een energieschuld heeft voldaan zodat thans een schuld resteert van € 5.160,12. Deze resterende schuld bestaat uit een vordering van Sozawe Rotterdam ter grootte van € 3.077,04 en een vordering van het UWV GAK van € 2.083,08. De schulden dateren uit 2001 en 2002 en zijn ontstaan doordat [M.] inkomsten uit arbeid genoot en gelijktijdig een uitkering ontving, waarna de uitkering is teruggevorderd. Volgens [M.] heeft hij niet bewust fraude gepleegd maar heeft hij wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal het invullen van de desbetreffende formulieren aan een derde overgelaten, die waarschijnlijk fouten heeft gemaakt. 3. Het hof is van oordeel dat [M.] ten aanzien van het doen ontstaan van de schulden aan SoZaWe Rotterdam en het UWV GAK niet te goeder trouw is geweest. Niet aannemelijk is dat [M.] niet begreep dat hij naast inkomsten uit arbeid geen recht had op een uitkering. Het lag op de weg van [M.] zich goed te laten voorlichten omtrent een en ander. Zodra hij de uitkering ontving had hij dan ook actie moeten ondernemen om de toekenning van de uitkering ongedaan te maken. Van feiten of omstandigheden welke niettemin de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [M.] zouden kunnen rechtvaardigen is niet gebleken. 4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. Beslissing Het hof: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 juli 2003. Dit arrest is gewezen door mrs. Simonis, Van Dooren en Uhienbeck-Lagerweij en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2003 in aanwezigheid van de griffier.