Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2156

Datum uitspraak2004-01-22
Datum gepubliceerd2004-01-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/090133-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Landbouwwet. Superheffing. Boete van EUR 16.000 voor aankopen melk door niet-erkende koper.


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 22 januari 2004 Parketnummer: 17/090133-03 VONNIS van de economische politierechter, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte] B.V., gevestigd te [woonplaats] De economische politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 8 januari 2004. De verdachte is verschenen in de persoon van haar vertegenwoordiger [A], bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. BERAADSLAGING De raadsman heeft primair aangevoerd dat de door verdachte van de producent afgenomen melk geen voor humane consumptie geschikte melk betrof; het was penicilline melk of melk met een te hoge verontreiniginggraad (celgetal). Subsidiair is aangevoerd dat verdachte niet is aan te merken als koper in de zin van de Regeling superheffing 1993, omdat de melk om niet werd overgedragen en omdat verdachte de melk niet heeft doorverkocht aan derden dan wel bewerkt of verwerkt; de 'zure' melk werd gevoederd aan kalveren, die toebehoorden aan verdachte. Het betoog van de raadsman treft geen doel. Daartoe overweegt de economisch politierechter het navolgende. Voor de inhoud van de hier aan de orde zijnde begrippen uit de Regeling superheffing 1993 wordt in art. 1 onder h verwezen naar de Verordening (EEG) nr. 3950/92. Deze verordening definieert in art. 9 sub a "melk" als "het door het melken van een of meer koeien verkregen product". In art. 9 sub e respectievelijk art. 9 sub g van de verordening zijn de begrippen "koper" en "levering" gedefinieerd. Blijkens de considerans van voormelde verordening heeft de communautaire wetgever, destijds een regeling opgesteld "teneinde het gebrek aan evenwicht op de zuivelmarkt te verhelpen en de daardoor veroorzaakte structurele overschotten te verminderen". Bij Verordening (EEG) nr. 856/84 is daartoe de gemeenschappelijke marktordening in de zuivelsector gewijzigd door de invoering van een extra heffing die, onder bepaalde omstandigheden, naast de reeds bestaande "medeverantwoordelijkheidsheffing" verschuldigd is. Deze vanaf 2 april 1984 geldende nieuwe regeling tot beheersing van de melkproductie vertoonde de volgende structuur: - er werd een totale hoeveelheid voor de gehele gemeenschap vastgesteld, die de garantiedrempel voor de melkproductie vormde; - deze hoeveelheid werd tussen de lidstaten verdeeld, aan de hand van de in het kalenderjaar 1981 op hun grondgebied geleverde hoeveelheden, vermeerderd met 1%, met uitzondering van de hoeveelheid bestemd voor de communautaire reserve, die gevormd werd om in de specifieke behoeften van enkele lidstaten en bepaalde producenten te voorzien; - elke lidstaat verdeelde op zijn beurt zijn gegarandeerde hoeveelheid tussen zijn producenten, door elk van hen een individuele referentiehoeveelheid (in het algemeen "melkquotum" genoemd) toe te wijzen; - wanneer een producent zijn referentiehoeveelheid overschreed, was hij een extra heffing (in Nederland genaamd "superheffing") verschuldigd, die diende ter financiering van de afzetkosten van de overschotten. Elke lidstaat had de keuze om die heffing te doen betalen door de producent (formule a) dan wel door de koper, die ze dan op de producent mocht afwentelen (formule b). - Nederland koos -uiteindelijk- voor het formule b-systeem. Voortvloeiende uit deze keuze is in de Regeling superheffing 1993 o.a. bepaald dat het een producent verboden is melk -voorzover dit niet rechtstreeks aan de consument wordt geleverd- te leveren aan een niet door het Productschap voor Zuivel erkende koper (artikel 13), slechts ten name van erkende kopers referentiehoeveelheden kunnen worden geregistreerd (artikel 14) en voorts dat het een producent verboden is feitelijk melk van zijn bedrijf te leveren anders dan op eigen naam, behoudens ontheffing verleend door het productschap (artikel 12). Gelet op het vorenstaande beoogde de communautaire wetgever een allesomvattende regeling voor de zuivelsector. Vanuit dat oogpunt bezien, bestaat voor een stringente of beperkende interpretatie van het hier aan de orde zijnde begrip "melk" geen enkel aanknopingspunt. Ook de begrippen "levering" en "koper" dienen ruim te worden geïnterpreteerd. Elke levering van melk aan een bedrijf dat deze melk be- of verwerkt, ongeacht de vraag of enige tegenprestatie is verricht, valt onder het regiem van de verordening. Nu in het onderhavige geval de melk diende als voedingsstof voor kalveren, die niet tot het bedrijf van de producent behoorden, vindt een vorm van verwerking plaats. Daaruit volgt dat de koper c.q. afnemer van de melk onder de werking van de Regeling superheffing 1993 valt. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de koper c.q. afnemer van de melk niet over een vanwege het productschap verleende erkenning beschikte. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat in casu sprake is geweest van voor de Regeling superheffing 1993 relevante levering(en) van aan verdachte, zijnde een niet-erkende koper. Tevens blijkt dat verdachte niet over vanwege het productschap voorgeschreven documenten beschikte, wat leidt tot de conclusie dat sprake is geweest van voor de Regeling superheffing 1993 relevante leveringen zonder de vereiste documenten. BEWEZENVERKLARING De economische politierechter acht het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. verdachte in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 19 december 2002, in de gemeente Weststellingwerf en te Burgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, opzettelijk meermalen als koper melk of een equivalent daarvan van een producent geleverd heeft gekregen, terwijl hij, verdachte, niet door het produktschap voor Zuivel erkend was als koper; 2. verdachte op 19 december 2002, te Oosterstreek, in de gemeente Weststellingwerf en te Burgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander, melk of een equivalent daarvan heeft vervoerd en toen niet heeft beschikt over de door het produktschap voor Zuivelvoorgeschreven documenten. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de economische politierechter dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op de misdrijven: 1. Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 19 van de Landbouwwet, opzettelijk meermalen begaan door een rechtspersoon. 2. Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 19 van de Landbouwwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon. STRAFBAARHEID VERDACHTE De economische politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De economische politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. en 2. telastegelegde tot een onvoorwaardelijke geldboete ad € 16.000,00. Bij het bepalen van de op te leggen straf dient rekening te worden gehouden met het economisch voordeel dat verdachte heeft genoten. Berekend is dat het bedrijf economisch voordeel heeft gehad ter grootte van € 16.000,00 in de vorm van een besparing op de inkoop van melkpoeder. Met deze berekening kan de economisch politierechter instemmen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De economische politierechter heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 10 en 33 van de Regeling superheffing 1993 alsmede de artikelen 13 en 19 van de Landbouwwet. DE UITSPRAAK VAN DE ECONOMISCHE POLITIERECHTER LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Betaling van een geldboete ten bedrage van € 16.000,00 (zegge: zestienduizend euro). Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.Y.B. Jansen, economische politierechter, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 januari 2004. w.g. Jansen VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT Postma-Westerhof de griffier van de rechtbank te Leeuwarden,