
Jurisprudentie
AO2167
Datum uitspraak2003-12-05
Datum gepubliceerd2004-01-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers104879 / KG ZA 03-663
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2004-01-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers104879 / KG ZA 03-663
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen omdat met betrekking tot het bestaan en de omvang van de schade, vooral ten aanzien van het arbeidsvermogensverlies, nog veel onduidelijk is.
Uitspraak
Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 104879 / KG ZA 03-663
Datum vonnis: 5 december 2003
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
X,
wonende te
eiser bij dagvaarding te 24 oktober 2003,
procureur mr. W.D. Huizinga,
advocaat mr. J.W. Janssens te Utrecht,
tegen
Y,
wonende te
gedaagde,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. D.J. van der Kolk te Rotterdam.
Het verloop van de procedure
Eiser - hierna te noemen: X - heeft gedaagde partij - hierna te noemen: de erfgenamen van Y - ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd zoals is weergegeven in de dagvaarding. Namens de erfgenamen van Y is geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Zij hebben daarbij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. X en de heer Y - hierna te noemen: Y - hebben op 18 oktober 2001 een handgemeen gehad - hierna te noemen: het voorval- in een windmolenpark in Freisen (Duitsland). Aan het voorval lagen zakelijke geschillen tussen partijen ten grondslag.
2. Direct na het voorval is X onderzocht in een ziekenhuis in Duitsland, waaruit hij ’s avonds weer werd ontslagen. X heeft zich daarna onder behandeling van artsen in Zwolle gesteld.
3. Op 6 november 2001 heeft X een operatie ondergaan in een ziekenhuis in Zwolle. De operatie is uitgevoerd omdat een staaldraad van het sternum was gebroken, die in juli 2001 bij X was geplaatst in verband met een hartoperatie.
4. X is tussen 31 juli 2001 en 31 augustus 2002 in meer of mindere mate arbeidsongeschikt geweest.
5. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 7 november 2002 is de vordering van X tot betaling door Y van een voorschot op vergoeding van schade, afgewezen.
6. Bij vonnis van het Amtsgericht Neunkirchen (Duitsland) van 21 juli 2003 - hierna te noemen: het strafvonnis - is Y, in verband met het voorval, veroordeeld tot een vrijheidstraf van 9 maanden wegens mishandeling van X.
7. ABN Amro Assuradeuren - hierna te noemen: ABN Amro - heeft namens (de erfgenamen van) Y aansprakelijkheid erkend voor 50% van de schade van X voortvloeiend uit het voorval. ABN Amro heeft éénmalig aan X € 15.00,00 betaald ter vergoeding van schade.
8. Y is op 8 augustus 2003 overleden in zijn woonplaats Heelsum.
De vordering
1. X vordert veroordeling van de erfgenamen van Y tot betaling van een voorschot van € 75.000,00 op schadevergoeding, met veroordeling van de erfgenamen van Y in de proceskosten.
2. Kort weergegeven voert X voor het gevorderde aan dat hij als gevolg van de mishandeling en de daardoor ontstane arbeids-ongeschiktheid arbeidsvermogensverlies en letselschade lijdt dan wel dit heeft geleden en dat hij kosten (heeft) moet(en) maken, te weten kosten voor het afzetten van het terrein waar het voorval heeft plaatsgehad, kosten voor bemiddeling, ziekte en vervoer, en buitengerechtelijke incassokosten. X houdt (de erfgenamen van) Y aansprakelijk voor vergoeding ervan omdat de schade en de kosten volgens X direct verband houden met het voorval, waar Y inmiddels op grond van het strafvonnis volledig verantwoordelijk voor is. Volgens X heeft het strafvonnis kracht van gewijsde gekregen door het overlijden van Y dan wel omdat er geen hoger beroep is ingesteld tegen het strafvonnis. X stelt een spoedeisend belang bij betaling van een voorschot op schade-vergoeding te hebben omdat hij (veel van) de kosten zelf moet voorschieten, terwijl hij verlies van arbeidsvermogen lijdt.
3. Namens de erfgenamen van Y wordt gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna zover nodig zal worden ingegaan.
De motivering van de beoordeling
1. Partijen zijn het er over eens dat de vordering naar Nederlands recht beoordeeld dient te worden. De voorzieningenrechter sluit zich daarbij aan.
2. In kort geding kan een vordering tot het betalen van een voorschot op schadevergoeding slechts dan worden toegewezen als het bestaan en de omvang van de schade alsmede de aansprakelijkheid van gedaagden voor de schade, in hoge mate aannemelijk zijn. Daarvan zal sprake zijn als in voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter met verwerping van de gevoerde verweren de vordering zal toewijzen. Voorts moet uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist zijn en mag het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staan.
3. Met betrekking tot het bestaan en de omvang van de schade is nog veel onduidelijk, vooral ten aanzien van het gestelde arbeids-vermogensverlies. X heeft namelijk in de jaren voorafgaand aan het voorval ook een uitkering ontvangen. Uit de overgelegde belastingaangiften van X lijkt te volgen dat die uitkeringen destijds de enige inkomsten van X waren, waardoor het verlies van arbeids-vermogen na het voorval ten opzichte van eerdere jaren thans niet, althans onvoldoende kan worden vastgesteld. Daarbij komt dat de uitkeringen in de jaren direct voorafgaand aan het voorval lager waren dan de uitkeringen die X na het voorval heeft ontvangen. Voorts is er nog veel onduidelijkheid over provisies waarvan X stelt dat hij die is misgelopen door het voorval. X heeft die schadepost niet, althans onvoldoende onderbouwd. Dit laatste heeft ook te gelden voor de overige door X gestelde schade- en kostenposten. Ook deze posten zullen nader onderzocht moeten worden in een bodemprocedure omdat het beperkte kader van een kort geding daarvoor geen ruimte biedt. Thans is het bestaan en de omvang van de posten niet in hoge mate aannemelijk. Kennelijk heeft X om hem moverende reden een jaar na afwijzing van zijn vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding in het eerste kort geding in deze kwestie omdat - samengevat - onder andere nader feitelijk onderzoek moet worden verricht naar de schade, daartoe nog geen bodemprocedure aanhangig gemaakt. Niet gesteld of gebleken is dat X van het vonnis van de voorzieningenrechter van 7 november 2002 in hoger beroep is gekomen.
4. Ook de aansprakelijkheid van Y voor de gestelde schade is thans nog onvoldoende duidelijk. Nog daargelaten dat de in artikel 161 Rv gegeven bewijskracht van een strafvonnis alleen geldt voor strafvonnissen van de Nederlandse rechter, acht de voorzieningen-rechter voorshands niet aannemelijk dat het Duitse strafvonnis in kracht van gewijsde is gegaan. De erfgenamen van Y hebben stukken overgelegd waaruit kan volgen dat Y van het strafvonnis in hoger beroep is gegaan en dat vervolgens de verdere strafvervolging is beëindigd door het overlijden van Y. De veroordeling is daarmee van de baan. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de aansprakelijkheid en het gemotiveerde beroep op eigen schuld van X, is niet in hoge mate aannemelijk dat Y volledig verantwoordelijk is voor het voorval en voor de schade waarvan X stelt dat hij die als gevolg van het voorval lijdt.
5. Nu X nog geen bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt ter vaststelling van de door hem gestelde schade, en hij na het voorval, gelet op de belastingaangiften van de jaren direct voorafgaand aan het voorval, kennelijk méér inkomen na het voorval heeft genoten dan in de jaren direct daaraan voorafgaand, en X inmiddels weer werkt, is het spoedeisend belang van X bij een nader voorschot, bovenop de reeds betaalde € 15.000,00 niet, althans onvoldoende gegeven.
6. Al het hiervóór overwogene leidt ertoe dat het gevorderde zal worden afgewezen.
7. Als de in het ongelijk gestelde partij zal X worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De Beslissing
De voorzieningenrechter
1. wijst de gevorderde voorzieningen af;
2. veroordeelt X in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de erfgenamen van Y bepaald op € 205,00 voor griffierecht en op € 703,00 voor salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde uitgesproken op 5 december 2003.