
Jurisprudentie
AO2185
Datum uitspraak2004-01-21
Datum gepubliceerd2004-01-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRolnummer 0300398
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRolnummer 0300398
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vooropgesteld moet worden dat de eenzijdige beëindiging van een arbeidsovereenkomst geschiedt door opzegging, zodat het hof de vraag te onderzoeken heeft of de door [geïntimeerde] niet betwiste omstandigheid dat deze na het conflict met de directeur van Het Kollumeroord niet meer op het werk is verschenen, als een opzegging van de arbeidsovereenkomst door [geïntimeerde] is aan te merken. Voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werknemer is een duidelijke en ondubbelzinnige, op de opzegging gerichte verklaring van de werknemer vereist.
Uitspraak
Arrest d.d. 21 januari 2004
Rolnummer 0300398
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Stichting Het Kollumeroord,
gevestigd te Kollumerpomp,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Het Kollumeroord,
procureur: mr P.R. van den Elst,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr J.V. van Ophem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 8 juli 2003 door de rechtbank te Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 2 september 2003 is door Het Kollumeroord hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 10 september 2003.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
''bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden op 8 juli 2003 (zaak-/rolnummer: 127602 CV EXPL 03-2041) tussen partijen gewezen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
Primair:
Geïntimeerde alsnog in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans deze vorderingen aan geïntimeerde te ontzeggen, zulk met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties;
Subsidiair:
De vordering van geïntimeerde in hoofdsom slechts toe te wijzen tot een bedrag van € Euro 388,08 bruto, zulks met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
''het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden, d.d. 8 juli 2003 te bekrachtigen, met veroordeling van appellante in de kosten van beide instanties.''
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
Het Kollumeroord heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten:
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet voldoende gemotiveerd betwist staat tussen partijen vast:
a. [geïntimeerde] is op 1 september 2002 bij Het Kollumeroord in dienst getreden in de functie van medewerkster bediening horeca voor 20 uur per week tegen een bruto salaris van Euro 967,60 per maand.
b. Op de arbeidsovereenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanverwante bedrijf, hierna te noemen de CAO, van toepassing.
c. Art. 3 lid 2 van de CAO houdt onder meer in:
"a. Een werknemer treedt in vaste dienst, indien hij is aangenomen voor een periode die langer duurt dan 2 weken.
b. De werkgever moet een werknemer in vaste dienst voor minimaal 4 uren per week aannemen. Het is toegestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 32 uren werken per 8 weken te hanteren (...), waarbij een loonbetalingsverplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
c. Een werknemer in vaste dienst wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd aangesteld."
d. Art. 3 lid 4 onder c van de CAO houdt onder meer in:
"Indien de werkgever met de werknemer in vaste dienst geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is aangegaan, bestaat met deze werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd."
e. Het Kollumeroord heeft [geïntimeerde] over december 2002 een bedrag van Euro 595,35 bruto en over januari 2003 een bedrag van Euro 123,48 bruto uitgekeerd.
Met betrekking tot de grieven:
2. De grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Het hof zal daarom de grieven gezamenlijk behandelen.
3. Blijkens de toelichting op de grieven voert Het Kollumeroord in de eerste plaats bij wijze van verweer aan, dat [geïntimeerde] op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij haar in dienst is getreden. Zij stelt dat [geïntimeerde] geweigerd heeft het door haar aan [geïntimeerde] voorgelegde stuk, dat zij als productie 2 bij appeldagvaarding in het geding heeft gebracht, te tekenen. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat het stuk haar ter ondertekening is voorgelegd.
4. De juistheid van laatstbedoelde stelling van Het Kollumeroord kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven. De stelling van Het Kollumeroord en de betwisting ervan door [geïntimeerde] impliceren dat de arbeidsovereenkomst niet in schriftelijke vorm is aangegaan. De door Het Kollumeroord gestelde weigering van [geïntimeerde] om bedoeld stuk te ondertekenen, kan daaraan niet afdoen. Ingevolge het bepaalde in art. 3 lid 4 onder c van de CAO betekent zulks dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. Het hof moet dan ook voorbijgaan aan de door [geïntimeerde] betwiste stelling van Het Kollumeroord dat partijen met het oog op het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2002 voor de daarna gelegen periode zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] op afroepbasis werkzaamheden te haren behoeve zou gaan verrichten.
5. Voorts stelt Het Kollumeroord dat [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst in de tweede week van januari 2003 eenzijdig heeft beëindigd. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Het Kollumeroord aangevoerd dat [geïntimeerde] en haar directeur, [directeur], in conflict zijn geraakt, waarna [geïntimeerde] niet meer op het werk is verschenen. Zij heeft [geïntimeerde] nadien ook niet meer opgeroepen om op het werk te verschijnen. Zij is er in goed vertrouwen vanuit gegaan dat [geïntimeerde] niet langer bereid was werkzaamheden te haren behoeve te verrichten en dat [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst eenzijdig had beëindigd, aldus Het Kollumeroord. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat zij in de tweede week van januari 2003 de arbeidsovereenkomst eenzijdig heeft beëindigd.
6. Vooropgesteld moet worden dat de eenzijdige beëindiging van een arbeidsovereenkomst geschiedt door opzegging, zodat het hof de vraag te onderzoeken heeft of de door [geïntimeerde] niet betwiste omstandigheid dat deze na het conflict met de directeur van Het Kollumeroord niet meer op het werk is verschenen, als een opzegging van de arbeidsovereenkomst door [geïntimeerde] is aan te merken. Voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werknemer is een duidelijke en ondubbelzinnige, op de opzegging gerichte verklaring van de werknemer vereist. Naar het oordeel van het hof heeft Het Kollumeroord geen, althans niet voldoende feiten gesteld op grond waarvan de gevolgtrekking gewettigd is dat te dezen van een dergelijke wilsverklaring sprake is. De enkele omstandigheid dat [geïntimeerde] na bedoeld conflict niet meer op het werk is verschenen, is voor die gevolgtrekking onvoldoende. Dat klemt te meer daar Het Kollumeroord zich op het standpunt stelt dat [geïntimeerde] op afroepbasis werkzaam was, en Het Kollumeroord aangeeft dat zij [geïntimeerde] sedert het conflict niet meer heeft opgeroepen.
7. De overige stellingen moeten als in het hiervoor overwogene begrepen dan wel niet terzake doende worden beschouwd.
8. Het hiervoor overwogene brengt mee, dat het door [geïntimeerde] gevorderde loon c.a. over de periode van 1 december 2002 tot en met 31 maart 2003, verminderd met hetgeen over die periode reeds is uitgekeerd, een en ander als in het dictum nader te omschrijven, voor toewijzing in aanmerking komt.
9. Het Kollumeroord heeft de door [geïntimeerde] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten gemotiveerd betwist. Deze kosten komen naar het oordeel van het hof niet voor toewijzing in aanmerking, aangezien uit de stellingen van [geïntimeerde] kan worden afgeleid dat de buitengerechtelijke incassokosten in niets anders dan een enkele aanmaning hebben bestaan.
10. Voorts zal het hof de gevorderde wettelijke verhoging van maximaal 50 %, als bedoeld in art. 7:625 BW, matigen tot 20 %, aangezien dat het hof met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt.
11. De grieven falen derhalve grotendeels.
De slotsom
12. Het vonnis waarvan beroep moet voor wat de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke incassokosten betreft worden vernietigd. Het hof ziet echter aanleiding om duidelijkheidshalve het vonnis geheel te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het Kollumeroord moet als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Het Kollumeroord om aan [geïntimeerde] te betalen:
a. haar loon conform de CAO ad Euro 967,60 bruto per maand over de periode van 1 december 2002 tot en met 31 maart 2003, vermeerderd met de CAO verhoging per 1 januari 2003, vakantiegeld en opgebouwde vakantiedagen, en verminderd met de uitgekeerde bedragen van respectievelijk Euro 595,35 bruto in december 2002 en Euro 123,48 bruto in januari 2003;
b. de gematigde wettelijke verhoging van 20 % over de onder a. bedoelde bedragen;
c. de wettelijke rente over de onder a. en b. bedoelde bedragen vanaf de dag waarop Het Kollumeroord in verzuim is geraakt tot op de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Het Kollumeroord in de kosten van het geding en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde]:
in eerste aanleg op Euro 243,16 aan verschotten en Euro 270,-- aan salaris voor de gemachtigde;
in hoger beroep op Euro 205,-- aan verschotten en Euro 545,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Meijeringh, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 21 januari 2004.