Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2187

Datum uitspraak2004-01-14
Datum gepubliceerd2004-01-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers96142 / HA ZA 03-192
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verklaring voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot de kraanwagen rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector civiel recht Rolnummer: 03/192 Datum uitspraak: 14 januari 2004 Vonnis in de zaak van de vennootschap onder firma GEBROEDERS HEUTING EN ZONEN, gevestigd te Brummen, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, procureur mr. J.M. Bosnak, advocaat mr. H.A.M. Ritsma-Hartman te Zutphen tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FALKOM B.V., gevestigd te Tiel, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur en advocaat mr. D.P. de Vries te Tiel. Het verloop van de procedure Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 16 april 2003 waarbij een comparitie van partijen is gelast. Ter comparitie heeft Heuting de op voorhand toegezonden conclusie van antwoord in reconventie genomen. Het proces-verbaal van de comparitie bevindt zich bij de stukken. Na sluiting van de comparitie heeft Heuting een conclusie van repliek in conventie genomen, onder overlegging van producties, waarna Falkom een conclusie van dupliek in conventie heeft genomen, eveneens met producties. Tot slot heeft Heuting bij akte op de door Falkom bij dupliek in conventie overgelegde producties gereageerd, waarna vonnis is bepaald. De vaststaande feiten 1.1 Heuting exploiteert een bergingsbedrijf. Op 7 februari 2000 heeft Heuting van Falkom voor f 189.175,00 inclusief BTW een Amerikaans model compacte vrachtwagen van het merk Chevrolet gekocht, waarop door Falkom met toestemming van Chevrolet een draaibare kraaninstallatie is gemonteerd (hierna: de kraanwagen). Deze koopovereenkomst is, na een schriftelijke offerte van Falkom van 1 februari 2000, vastgelegd in een schriftelijke opdrachtbevestiging, welke door beide partijen is ondertekend. Daarin staat onder meer: In dank ontvingen wij uw opdracht tot levering van een Century Kraanwagen (…) welke is uitgevoerd en voorzien van: (…) - Kraanboom welke hydraulisch in-uit, alsmede hydraulisch op-neer is uitgevoerd. Tevens is de kraanboom voorzien van twee 4 ton’s hydraulische lieren, compleet met staalkabel en haak en een kraankop (…) - De kraanboom is 180? draaibaar uitgevoerd. - 2 Hydraulische stempels gemonteerd. (…) 1.2 De offerte en de opdrachtbevestiging zijn gesteld op briefpapier van Falkom. Onderaan de eerste bladzijde staat telkens gedrukt: Handelsregister nr. 11032827 Leveringsvoorwaarden gedeponeerd bij de K.v.K. te Tiel 1.3 Op 30 augustus 2000 is de kraanwagen geleverd en door Heuting in gebruik genomen. Heuting is de kraanwagen gaan gebruiken voor wegsleepwerkzaamheden. 1.4 Heuting heeft een bergingscontract met de Stichting Incident Management Nederland (SIMN). In verband met het bergingscontract met SIMN moet Heuting beschikken over een wagenpark dat aan bepaalde eisen voldoet. SIMN heeft daartoe een regeling opgesteld. Onder de kop “Bergings- / Transportvoertuigen” is daarin onder meer het volgende bepaald: Het bedrijf dient te beschikken over: F.1 Een over tenminste 180 graden zwenkbare kraan met een hijsvermogen van tenminste 6 T/M, indien het voertuig niet is ingericht voor het vervoer van voertuigen (ingericht als takelwagen, bergingsvoertuig of kraanwagen); (…) F.2 Een over tenminste 180 graden zwenkbare kraan met een hijsvermogen van tenminste 9.5 T/M, indien het voertuig is ingericht voor het vervoer van voertuigen F.3 Een lepelinstallatie met een hefvermogen in de bril van tenminste 1.200 kg. In rijdbare toestand, (…) F.4 Een treklier, capaciteit 3.600 kg op enkele draad F.5 De punten F.1 en F.3 of F.2 en F.3 dienen op tenminste één voertuig te zijn verenigd. (…) 1.5 Het wagenpark moet worden gekeurd door keuringsinstanties die door SIMN daartoe zijn aangewezen, te weten TÜV, AIB en Aboma/Keboma. 1.6 In 2002 is de kraanwagen gekeurd. Heuting heeft de kraanwagen daartoe aangeboden bij TÜV. TÜV heeft de kraanwagen op 30 augustus 2002 gekeurd als mobiele hijskraan en afgekeurd. 1.7 Bij brief van 3 september 2002 heeft Heuting Falkom geschreven dat de kraanwagen niet voldoet aan de wettelijke eisen omdat hij bij de keuring door de TÜV “op vrijwel alle punten werd afgekeurd”. Heuting heeft verder geschreven: U heeft ons een voertuig geleverd waar volgens de wet niet mee gewerkt mag worden, de machine voldoet absoluut niet aan de machine richtlijn, bovendien ontbreekt het CE certificaat. Ook bleek dat de kraan absoluut niet stabiel is, alle slangbreukventielen ontbreken, de lepel absoluut te zwaar is voor dit voertuit en ervoor zorgt dat de voorwielen bij een belasting van 2 ton compleet van de grond komen. Dit is slechts een kleine greep uit de lijst van gebreken. 1.8 Heuting heeft Falkom in deze brief verder aansprakelijk gesteld voor alle kosten die zij moet maken om de kraanwagen aldus aan te passen dat deze aan de wettelijke vereisten voldoet en aangezegd ervoor zorg te dragen dat de kraanwagen binnen acht dagen zodanig wordt aangepast dat deze voldoet aan de wettelijke eisen, bij gebreke waarvan de opdracht tot aanpassing aan een ander bedrijf zal worden gegeven waarna de kosten zullen worden verhaald. 1.9 Bij brief van 28 november 2002 is namens Falkom de koopovereenkomst met betrekking tot de kraanwagen buitengerechtelijk ontbonden. 1.10 Op 18 december 2002 heeft TÜV aan Heuting geschreven dat bergingsvoertuigen die zijn voorzien van een mast voor het geleiden van een lierkabel alleen als lier worden gekeurd wanneer kort gezegd (a) het maximale hijsmoment kleiner is dan 10 ton/meter, (b) de mast niet kan zwenken of telescoperen en (c) op het voertuig is aangegeven dat het uitsluitend is bestemd voor het slepend verplaatsen van lasten. Voertuigen met mast die hier niet aan voldoen, worden gekeurd als mobiele kraan, aldus TÜV. 1.11 Op 3 februari 2003 heeft TÜV aan Falkom geschreven: Hierbij doen wij u het standpunt betreffende de zogenaamde “Amerikaantjes” toekomen, (…) Indien een bergingsvoertuig is voorzien van een mast ten behoeve van het geleiden van de lierkabel (…), wordt dit als lierinstallatie gezien mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: - het maximale hijsmoment kleiner is dan 10 tonmeter (waarbij de vlucht gelijk is aan de horizontale afstand tussen de afhangende lierkabel en de kantellijn (hart achteras, stempels, grondschoppen enz); - duidelijk op het voertuig is aangegeven: “Uitsluitend voor het slepend verplaatsen van lasten”. Overigens wordt opgemerkt, dat het samenstel onder alle omstandigheden voldoende stabiel dient te zijn. 1.12 Op 13 maart 2003 heeft TÜV aan Falkom geschreven: Overeenkomstig uw telefonisch verzoek, doen wij u hierbij het standpunt van TÜV Nederland toekomen, inzake het categoriseren van een op een bergingsvoertuig gemonteerde mast ter begeleiding van een lierkabel als hijs- of lierwerktuig. (…) Bovengenoemde mast wordt gezien als lierinstallatie indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. Het maximale hijsmoment kleiner is dan 10 tonmeter( waarbij de vlucht gelijk is aan de horizontale afstand tussen afhangende lierkabel en de kantellijn (hart achteras, stempels, grondschoppen enz); 2. Er geen vrijhangende lasten veroorzaakt kunnen worden; 3. Duidelijk op het voertuig is aangegeven: “Uitsluitend voor het slepend verplaatsen van lasten”. Punt 2 komt er in de praktijk op neer, dat de mast uitsluitend uit mag kunnen uitschuiven indien deze in de achterwaartse positie staat (0? gezwenkt). Dit wordt getolereerd om de mogelijkheid te hebben het te bergen voertuig in de lepel te tillen. Tevens mag de zwenkbeweging uitsluitend plaatsvinden indien de mast volledig is ingeschoven, zodat de kop van de mast nagenoeg binnen het omtrekprofiel van het bergingsvoertuig blijft. Overigens wordt opgemerkt, dat het samenstel onder alle omstandigheden stabiel dient te zijn. 1.13 In een schrijven van 24 oktober 2003 heeft TÜV aan Falkom een overzicht gegeven van de aanpassingen die aan de kraanwagen verricht moeten worden om door de keuring voor mobiele kraan te komen en van de aanpassingen die daaraan verricht moeten worden om door de keuring als bergingsvoertuig met lierhulpmiddel te komen. In beide gevallen moeten gestuurde slang- en of leidingbreukventielen worden aangebracht op de hef- en de telescoopcilinders en ook op de zwenkmotor wanneer deze niet is voorzien van een automatische rem of een zelfremmende aandrijving. Verder zou een werkbereikbegrenzer en/of een lastbegrenzer moeten worden aangebracht om door de “lierkeuring” te komen. Het geschil in conventie en in reconventie 2.1 In conventie vordert Heuting bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst op 28 november 2002 rechtsgeldig is ontbonden, met veroordeling van Falkom om aan haar de koopprijs van € 85.843,87 terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 januari 2003 alsmede vermeerderd met een bedrag van € 1.542,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten, een en ander met veroordeling van Falkom in de kosten. 2.2 Heuting stelt daartoe kort gezegd dat de kraanwagen niet beantwoordt aan de overeenkomst omdat daaraan technische gebreken kleven die maken dat de kraanwagen niet voldoet aan verschillende (wettelijke) normen en richtlijnen, waardoor de kraanwagen ook niet door keuringen komt. 3.1 Falkom heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van Heuting. In reconventie vordert zij de hoofdelijke veroordeling van Heuting en haar vennoten om aan haar € 1.599,58 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2003, een en ander met hoofdelijke veroordeling van Heuting en haar vennoten in de kosten van de procedure, uitvoerbaar bij voorraad. 3.2 Ter onderbouwing van haar reconventionele vordering heeft Falkom gesteld dat Heuting bij haar een set wielklemmen heeft gekocht die nog niet zijn betaald. 4. Heuting heeft zich gemotiveerd verweerd, stellende dat zij ter zake een opschortingsrecht heeft in verband met haar vordering in conventie. De beoordeling van het geschil In conventie 5. Falkom heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat haar algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn. Op basis van die algemene voorwaarden gelden korte reclametermijnen, aldus Falkom, die door Heuting zijn overschreden door eerst ruim twee jaar na aflevering van de kraanwagen daarover te klagen. 6. Heuting heeft ter comparitie betoogd dat de algemene voorwaarden nooit door haar zijn aanvaard. Verder heeft zij betoogd dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld en zich daarom beroepen op de vernietigbaarheid daarvan. 7. Omdat Heuting heeft opgeworpen dat zij de algemene voorwaarden nooit heeft aanvaard, moet allereerst worden beoordeeld of deze op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn. Falkom heeft daartoe verwezen naar de voorgedrukte tekst onderaan het briefpapier waarop zij haar offerte en haar opdrachtbevestiging voor de kraanwagen heeft gesteld. In die tekst wordt erop gewezen dat Falkom haar leveringsvoorwaarden bij de Kamer van Koophandel in Tiel heeft gedeponeerd. 8. Vooropgesteld zij dat het aan de gebruiker van algemene voorwaarden is om aan zijn beoogde wederpartij duidelijk kenbaar te maken dat hij deze op een eventuele overeenkomst van toepassing wil zien. Verder kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat een onderneming die algemene voorwaarden heeft opgesteld, deze altijd op al haar contracten van toepassing wil zien. Er kunnen immers allerlei (commerciële) redenen zijn om daarvan af te zien. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de enkele mededeling van Falkom dat zij leveringsvoorwaarden heeft die zijn gedeponeerd bij een Kamer van Koophandel, te summier is om te concluderen dat deze ook op de in geding zijnde overeenkomst van toepassing zijn geworden. In de gegeven omstandigheden had Falkom minst genomen in de tekst van haar offerte moeten opnemen dat zij slechts bereid was een overeenkomst met Heuting te sluiten wanneer daarop haar algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn. Dit leidt ertoe dat het verweer van Falkom dat op de overeenkomst haar algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat Heuting op basis daarvan te laat heeft gereclameerd, faalt. 9. Vervolgens staat ter beoordeling of de kraanwagen die Heuting in 2000 van Falkom heeft gekocht, beantwoordt aan de koopovereenkomst. Vast staat dat Heuting toen een kraanwagen heeft gekocht met daarop een kraanmast die 180? kan draaien en waarvan de boom hydraulisch in en uit is te schuiven en op en neer is te bewegen. 10. De partijen verschillen van mening over de vraag of het vermogen van de kraan een hijs- of een trekvermogen betreft. Niet in geschil is dat de kraan een vermogen van 8000 kg/m heeft, maar Heuting stelt dat zij een kraan met een hijsvermogen van 8000 kg/m heeft gekocht, terwijl Falkom stelt dat zij een kraan met een trekvermogen van deze omvang heeft verkocht. Een en ander laat echter onverlet dat op de kraanwagen een kraan is gemonteerd die 180? kan draaien en die zodanig is geconstrueerd dat deze een vrijhangende last kan optillen. Deze constructie zal aan de daarvoor in Nederland geldende normen en voorschriften moeten voldoen. 11. Uit de hiervoor onder 1.10 tot en met 1.13 bedoelde brieven van TÜV, waarvan de inhoud als zodanig niet is betwist, kan worden afgeleid dat de kraanconstructie in ieder geval niet voldoet aan de normen en voorschriften die gelden voor hijskranen. Dit is kennelijk ook niet in geschil. Verder blijkt uit deze brieven dat de kraanconstructie in zijn oorspronkelijke vorm ook niet als treklier kan worden goedgekeurd. Die goedkeuring kan pas volgen als in ieder geval de constructie zodanig wordt aangepast dat de mast uitsluitend kan uitschuiven wanneer deze in de achterwaartse positie staat (0? gezwenkt), zodat met de mast in de overige posities geen vrijhangende last kan worden opgetild, zo blijkt duidelijk uit de brief van TÜV van 13 maart 2003. Daarnaast moeten er voor een goedkeuring als treklier ook nog slang- en/of leidingbreukventielen worden aangebracht op de hef- en de telescoopcilinders, zo blijkt uit het door Falkom bij dupliek in conventie overgelegde schrijven van TÜV van 24 oktober 2003. 12. Falkom heeft ter comparitie met verwijzing naar het schrijven van TÜV van 3 februari 2003 betoogd dat TÜV de eis dat de mast niet draaibaar mocht zijn, heeft laten vallen. Dit moge zo zijn, maar dit laat onverlet dat de constructie van de mast voor een goedkeuring als treklier volgens TÜV in ieder geval zodanig zal moeten worden aangepast dat voorkomen wordt dat daarmee vrijhangende lasten kunnen worden opgetild in een andere positie dan 0? gezwenkt. Met de kraanconstructie die Falkom in 2000 heeft geleverd, kan dat kennelijk wel. 13. Heuting heeft blijkens de schriftelijke opdrachtbevestiging een kraan gekocht die 180? moet kunnen draaien. Zoals hiervoor is aangegeven, maakt deze constructie klaarblijkelijk mogelijk dat met de kraan in een halve cirkel van 180? ook vrijhangende lasten kunnen worden opgetild. Falkom dient er jegens Heuting voor in te staan dat de kraanwagen aldus ook onbeperkt gebruikt moet kunnen worden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat dit niet het geval is. Uit de brieven van TÜV volgt immers: (a) dat de in 2000 geleverde kraan eigenlijk zou moeten worden gekeurd als hijskraan omdat deze geschikt is voor het tillen van vrijhangende lasten in een halve cirkel van 180?, maar dat de kraan in dat opzicht niet zou kunnen worden goedgekeurd omdat de constructie niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, en (b) dat de kraan hooguit zou kunnen worden goedgekeurd als treklier, mits de constructie zodanig zou worden aangepast dat de kraan niet meer in een halve cirkel achterwaarts vrijhangende lasten kan tillen, terwijl de in 2000 geleverde kraan dat juist wel zou moeten kunnen. Dit betekent dat de door Heuting in 2000 gekochte kraanwagen niet beantwoordt aan de overeenkomst. De omstandigheid dat de kraan goedgekeurd zou kunnen worden als treklier wanneer daaraan enkele aanpassingen zouden worden verricht, doet daaraan niet af. 14. Aan het debat dat de partijen in dit kader nog hebben gevoerd over onder andere de rol van SIMN en de vraag hoe de kraanwagen door Heuting ter keuring is aangeboden (als hijskraan of als treklier), kan als niet ter zake doend voorbij worden gegaan. 15. Falkom heeft verder betoogd dat Heuting niet tijdig heeft gereclameerd. Ingevolge artikel 7:23 BW is de koper gehouden binnen bekwame tijd nadat hij heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken dat het verkochte niet beantwoordt aan de overeenkomst, de verkoper daarvan kennis te geven. In ieder geval nadat TÜV in augustus 2002 de kraanwagen had afgekeurd, moet Heuting hebben geweten dat deze niet beantwoordde aan de overeenkomst. Heuting heeft korte tijd daarna bij brief van 3 september 2002 ook gereclameerd bij Falkom. 16. Falkom heeft aangevoerd dat Heuting al veel eerder had kunnen weten dat de kraanwagen niet door de hijskraankeuring zou komen omdat een hijskraan jaarlijks gekeurd moet worden. Het feit dat op basis van de uitlatingen die TÜV na augustus 2002 in haar brieven heeft gedaan, geconcludeerd moet worden dat de kraan op de in 2000 door Falkom verkochte kraanwagen moet worden aangemerkt als hijskraan, brengt evenwel niet met zich dat Heuting ook al vóór augustus 2002 moet hebben geweten dat zij een hijskraan had gekocht. Dit zou pas anders zijn wanneer al in 2000 voor Heuting duidelijk was dat de kraan op de kraanwagen een hijskraan was die als zodanig regelmatig gekeurd moest worden, maar dat is niet gesteld of gebleken. Voor het overige zijn door Falkom geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen volgen dat Heuting redelijkerwijs eerder had moeten ontdekken dat de kraanwagen niet beantwoordde aan de overeenkomst. Het feit dat er sinds de aflevering meer dan twee jaar zijn verstreken, maakt dit niet anders. Een koper van een kraanwagen als de onderhavige mag er, totdat van het tegendeel blijkt, immers van uitgaan dat dit voertuig aan alle daaraan gestelde normen en voorschriften voldoet. De conclusie is dan ook dat Heuting tijdig heeft gereclameerd. 17. Wanneer het afgeleverde niet beantwoordt aan de overeenkomst, kan de koper onder meer eisen dat de afgeleverde zaak wordt hersteld, mits daaraan redelijkerwijs kan worden voldaan door de verkoper. Heuting heeft aanpassing van de kraan gevorderd in haar brief van 3 september 2002. Niet in geschil is dat Falkom vervolgens bij brief van 8 oktober 2002 heeft geweigerd daaraan te voldoen. Daarmee kwam Falkom in verzuim en was Heuting gerechtigd de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Iedere tekortkoming rechtvaardigt immers een ontbinding, tenzij de aard van de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dat dit laatste het geval is, is door Falkom niet gesteld. Heuting was derhalve gerechtigd bij brief van 28 november 2002 de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden en de in dat verband gevorderde verklaring voor recht kan dan ook worden gegeven. Het feit dat Falkom thans kennelijk beried is de kraanwagen aldus aan te passen dat deze zou kunnen worden goedgekeurd als treklier, maakt het voorgaande niet anders. 18. Heuting vordert verder terugbetaling van de koopprijs die zij indertijd heeft betaald. Omdat de ontbinding ertoe leidt dat reeds nagekomen prestaties ongedaan gemaakt moeten worden, is ook dit deel van de vordering toewijsbaar. Heuting zal daarnaast ook de door haar ontvangen prestatie, te weten levering van de kraanwagen, ongedaan moeten maken door teruggave aan Falkom. Een daartoe strekkende vordering is in deze procedure niet ingesteld. Wel heeft Falkom gesteld dat Heuting een vergoeding moet betalen voor het gebruik van de kraan gedurende twee jaar. Kennelijk wil zij dit verrekenen met haar verplichting tot terugbetaling van de koopprijs, ofschoon een daartoe strekkende stellingname ontbreekt. Vooropgesteld zij dat de waardedaling van de kraanwagen op grond van artikel 7:10 lid 3 BW in beginsel voor risico van de verkoper komt. Kennelijk wil Falkom haar aanspraak op een gebruiksvergoeding baseren op de ongedaanmakingsverplichting die ingevolge artikel 6:271 BW op Heuting rust voor de door haar ontvangen prestatie. Het gebruik van de kraanwagen is naar zijn aard niet ongedaan te maken zodat Heuting verplicht zou zijn tot waardevergoeding. Falkom heeft haar vordering ter zake echter niet geconcretiseerd en gespecificeerd. Zij heeft slechts gesteld dat aansluiting zou moeten worden gezocht bij de huurprijs van een dergelijk voertuig, zonder een concreet bedrag te noemen. Zeker nu het gaat om het gebruik van een kraanwagen die niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, is dit bepaald onvoldoende. Voorzover Falkom met een beroep op verrekening van Heuting een waardevergoeding voor het gebruik van de kraanwagen heeft willen vorderen, moet daaraan wegens onvoldoende onderbouwing dan ook voorbij worden gegaan. 19. Falkom heeft tot slot nog betoogd dat “Heuting niet heeft gesteld, noch dat aannemelijk heeft gemaakt dat zij de op haar rustende verplichting tot schadebeperking is nagekomen”. In deze zaak wordt door Heuting echter geen schadevergoeding geëist, zodat ook aan dit betoog voorbij moet worden gegaan. 20. De wettelijke rente over de terug te betalen koopprijs is toewijsbaar vanaf het moment dat Falkom met de terugbetaling in verzuim is. Dit verzuim is op grond van de brief die de raadsvrouw van Heuting op 20 december 2002 aan Falkom heeft gestuurd, ingetreden op 3 januari 2003, zodat de wettelijke rente overeenkomstig de vordering toewijsbaar is. 21. Tot slot de incassokosten. Heuting heeft gesteld dat zij deze heeft gemaakt, zonder evenwel aan te geven waar deze volgens haar uit hebben bestaan. Dit deel van de vordering moet daarom wegens onvoldoende onderbouwing worden afgewezen. 22. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Falkom in de kosten van de procedure in conventie worden verwezen. In reconventie 23. Falkom vordert betaling van door haar aan Heuting verkochte wielklemmen. Heuting heeft de verschuldigdheid hiervan niet betwist, maar zich beroepen op een opschortingsrecht. Daartoe stelt zij kort gezegd dat zij in verband met de procedure in conventie nog een groot bedrag tegoed heeft van Falkom. Falkom heeft daar tegenover gesteld dat Heuting geen recht kan doen gelden op een opschortingsrecht. 24. In het midden kan blijven of Heuting zich al dan niet terecht heeft beroepen op opschorting omdat zij aan haar beroep op opschorting rechtens geen gevolgtrekkingen heeft verbonden terwijl dit wel had moeten gebeuren, bijvoorbeeld door zich te beroepen op verrekening van deze vordering met de vordering die zij in verband met de ontbinding van de koopovereenkomst van de kraanwagen op Falkom heeft. Immers, ook als zij een opschortingsrecht zou hebben, zou dit haar niet hebben bevrijd van haar verplichting de koopprijs voor de wielklemmen te voldoen. De conclusie is dan ook dat de vordering in reconventie tot betaling van € 1.599,58 moet worden toegewezen. 25. De wettelijke rente over dit bedrag is, overeenkomstig de vordering, toewijsbaar vanaf 2 april 2003, zijnde de dag waarop deze tegenvordering is ingesteld. 26. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Heuting in de kosten van de procedure in reconventie worden veroordeeld. Omdat Falkom uitsluitend ten aanzien van de kostenveroordeling een uitvoerbaar bij voorraadverklaring heeft gevorderd, zal deze alleen in zoverre worden toegewezen. De beslissing De rechtbank, recht doende, in conventie verklaart voor recht dat Heuting koopovereenkomst die de partijen met betrekking tot de in geding zijnde kraanwagen in februari 2000 hebben gesloten, bij brief van 28 november 2002 rechtsgeldig heeft ontbonden, veroordeelt Falkom om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heuting terug te betalen € 85.843,87, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 januari 2003 tot aan de dag van algehele voldoening, veroordeelt Falkom in de kosten van de procedure in conventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Heuting begroot op € 1.728,20 wegens verschotten en op € 2.313,00 wegens salaris van de procureur, verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, wijst af het meer of anders gevorderde, in reconventie veroordeelt Heuting om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Falkom te betalen € 1.599,58, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2003 tot aan de dag van algehele voldoening, veroordeelt Heuting in de kosten van de procedure in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Falkom begroot op € 662,00 wegens salaris van de procureur, verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen en uitgesproken in het openbaar op woensdag 14 januari 2004. de griffier: de rechter: coll: mv