
Jurisprudentie
AO2252
Datum uitspraak2004-01-07
Datum gepubliceerd2004-01-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers707-R-02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers707-R-02
Statusgepubliceerd
Indicatie
Opheffing onder bewindstelling nadat op eigen verzoek bewind is ingesteld.
Uitspraak
Uitspraak : 7 januari 2004
Rekestnummer : 707-R-02
Rekestnr. rechtbank : 397728GZ VERZ 02-275 HV
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende],
wonende te [x],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. A. Vijftigschild.
Als belanghebbende is opgeroepen:
[bena[benadeelde partij]lde partij],
kantoorhoudende te [x],
hierna te noemen: [benadeelde partij],
gemachtigde E. van Lent.
PROCESVERLOOP
De man is op 30 september 2002 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Rotterdam, sector kanton van 1 juli 2002.
[benadeelde partij] heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 29 januari 2003 is de zaak mondeling behandeld, waarbij de verdere behandeling is aangehouden teneinde de man in de gelegenheid te stellen alsnog het inleidend verzoekschrift over te leggen.
Nadien is, volgens afspraak ter zitting, het inleidend verzoek met bijlagen bij het hof ingekomen op 15 augustus 2003.
Op 26 november 2003 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. P. Arkema. Namens [benadeelde partij] is verschenen E. van Lent.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de betrokkenen het volgende vast.
Op 1 april 1997 heeft de man de kantonrechter te [x] verzocht de goederen, die aan hem, geboren op [geboortedatum], als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, onder bewind te stellen, met benoeming van de stichting [x], kantoorhoudende te [x], tot bewindvoerder. De Stichting heeft zich hiertegen niet verzet.
Bij beschikking van 29 april 1997 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de man als rechthebbende, om reden dat hij als gevolg van zijn persoonlijke en geestelijke toestand niet in staat was ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Bij die beschikking heeft de kantonrechter de stichting [x] tot bewindvoerder benoemd. Er is in die beschikking geen termijn voor de onderbewindstelling vastgesteld.
Op 28 februari 2002 heeft de man de kantonrechter te [x] verzocht om opheffing van het bewind dat bij beschikking van 29 april 1997 is ingesteld over de goederen die de man (zullen) toebehoren.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de man afgewezen.
Ten aanzien van de man.
De man is 72 jaar oud. Hij ontvangt een AOW-uitkering.
BEOORDELING
1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het bewind op te heffen.
2. Ter toelichting op zijn beroep voert de man aan dat het bewind is ingesteld in 1997 in de periode na het overlijden van zijn echtgenote, in welke periode hij tijdelijk niet in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Volgens de man is hij de zware rouwperiode voorbij en is hij inmiddels lichamelijk en geestelijk in staat zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Hij woont zelfstandig en is feitelijk in staat voor zichzelf te zorgen. De man meent dat de oorzaken die tot de onder bewind stelling aanleiding hebben gegeven, thans niet meer bestaan. De man heeft verder nog aangevoerd dat de kantonrechter afwijzend heeft beslist op het verzoek van de man de bewindvoering op te heffen, overwegende dat de schulden van de man nog steeds aanwezig zijn. Volgens de man vormen echter niet de schulden de grond voor een onderbewindstelling, maar het geestelijk of lichamelijk niet in staat zijn de vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, waarover de kantonrechter zich ten onrechte niet heeft uitgelaten.
3. [benadeelde partij] heeft ter zitting bij monde van E. van Lent verklaard dat [benadeelde partij] twijfelt aan de capaciteiten van de man om zijn budget goed te beheren. Het budget van de man is vrij krap en er zijn momenten dat de man financieel klem komt te zitten. [benadeelde partij] is bang dat als de stok achter de deur er niet meer is, de man meer aan zichzelf besteedt dan verantwoord is. [benadeelde partij] meent dat de man onvoldoende weerbaarheid heeft om de hand op de knip te houden.
4. Het hof is van oordeel dat op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting thans niet meer kan worden aangenomen dat de grond voor onderbewindstelling nog aanwezig is. Het hof acht het aannemelijk dat de man het verlies van zijn echtgenote (6 ½ jaar geleden) inmiddels heeft verwerkt en dat hij thans in staat moet worden geacht om ook in vermogensrechtelijk opzicht voor zichzelf te kunnen zorgen. Daarbij is tevens in aanmerking genomen dat de man ter zitting er blijk van heeft gegeven zich te realiseren dat zijn budget krap is, dat hij daar de afgelopen jaren mee heeft leren omgaan en dat de beëindiging van het bewind hem juist - door het wegvallen van de vergoeding aan de bewindvoering - iets meer financiële ruimte zal geven. In dit kader is het hof genoegzaam gebleken dat de man voldoende weet heeft van zijn inkomens- en uitgavenpatroon.
5. Uit het voorgaande volgt dat de oorzaken die tot de onderbewindstelling aanleiding hebben gegeven thans niet meer bestaan, zodat de bestreden beschikking moet worden vernietigd. Dat de man nog een schuld heeft, doet hieraan niet af, nu een schuld op zichzelf geen grond vormt voor een onderbewindstelling.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschik-kende:
wijst het inleidende verzoek van de man alsnog toe en heft het bewind over alle goederen die toebehoren aan [belanghebbende] voornoemd op.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Van Leuven en Scheij, bijge-staan door Lekahena als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 7 januari 2004.