
Jurisprudentie
AO2340
Datum uitspraak2003-12-16
Datum gepubliceerd2004-01-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers02/677
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers02/677
Statusgepubliceerd
Indicatie
De onderhavige koopovereenkomst is gesloten tussen enerzijds curatoren namens de faillietverklaarde besloten vennootschap Dick de Lange Beheer, waarbij van belang is dat curatoren zo snel mogelijk moesten verkopen en geen deskundige zijn in de desbetreffende branche, en anderzijds Nieuwenhuis die wèl deskundig is in de branche en zich bovendien heeft laten bijstaan door haar advocaat mr. Kolkman. Curatoren hebben een bedrijf aangetroffen met een administratie die onbetrouwbaar was, hetgeen zij aan Nieuwenhuis hebben meegedeeld. Nieuwenhuis heeft dit laatste niet betwist. Vanwege de onbetrouwbare administratie mocht Nieuwenhuis er niet van uitgaan dat de debiteurenlijst die bij de koopovereenkomst is gevoegd, volledig juist zou zijn.
Uitspraak
16 december 2003
eerste civiele kamer
rolnummer 2002/677
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nieuwenhuis Keuken- en Woonadviescentrum B.V.,
gevestigd te Rijssen,
appellante,
procureur: mr. P.C. Plochg,
tegen:
1 mr. D. Meulenberg,
2 mr. P.A.M. Manning,
beiden in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Dick de Lange Beheer B.V.,
beiden wonende te Zwolle,
geïntimeerden,
procureur: mr. J.M.J. Huver.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg wordt verwezen naar de vonnissen van 6 december 2000, 17 oktober 2001 en 24 april 2002 die de rechtbank te Zwolle tussen appellante (hierna ook te noemen: Nieuwenhuis) als eiseres en geïntimeerden (hierna ook te noemen: curatoren) als gedaagden heeft gewezen. Een fotokopie van die vonnissen is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Nieuwenhuis heeft bij exploot van 23 juli 2002 hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen met dagvaarding van curatoren voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Nieuwenhuis tien grieven aangevoerd tegen de bestreden vonnissen, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, die vonnissen zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, curatoren hoofdelijk zal veroordelen, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Nieuwenhuis te voldoen de somma van € 71.736,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 63.286,80 vanaf 30 november 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, alles met veroordeling van curatoren in de kosten van beide instanties.
2.3 Curatoren hebben bij memorie van antwoord verweer gevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest Nieuwenhuis niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen althans haar deze zal ontzeggen, althans curatoren zal veroordelen tot betaling van het bedrag dat het hof in goede justitie zal vermenen te behoren en de bestreden vonnissen zal bekrachtigen, zonodig onder verbetering van de gronden, alles met veroordeling van Nieuwenhuis in de kosten van de procedures in beide instanties (bedoeld zal zijn: de kosten van het geding in hoger beroep).
2.4 Hierna heeft Nieuwenhuis een akte genomen, producties overgelegd en nader bewijs aangeboden.
2.5 Curatoren hebben hierop gereageerd bij antwoordakte.
2.6 Daarna zijn de procesdossiers overgelegd voor het wijzen van arrest.
3 De vaststaande feiten
Tegen de overwegingen van de rechtbank in het vonnis van 17 oktober 2001 onder 1.1 tot en met 1.5 inzake de vaststaande feiten zijn geen grieven gericht, zodat die feiten ook in hoger beroep vaststaan.
4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
4.1 Tegen het tussenvonnis van 6 december 2000 zijn geen grieven aangevoerd, zodat Nieuwenhuis in het tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4.2 De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.3 Nieuwenhuis bestrijdt allereerst het oordeel van de rechtbank in het vonnis van 17 oktober 2001 dat Nieuwenhuis ten aanzien van de debiteuren waarbij op de lijst van 15 september 1998 opmerkingen staan vermeld, niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht.
4.4 Het hof acht de grief terecht voorgedragen voorzover de rechtbank een plicht tot uitgebreider onderzoek op het oog heeft gehad dan het onderzoek dat in dit geval - bij het ondertekenen van de overeenkomst - in feite mogelijk was. In de situatie waarin de “koopovereenkomst activa van de besloten vennootschap Dick de Lange Beheer B.V.” tot stand is gekomen, namelijk een faillissementssituatie waarin onder tijdsdruk, dus binnen een korte periode van enkele weken, in onderhandelingen met meerdere gegadigden overeenstemming moest worden bereikt over de overname van de activa van de faillietverklaarde besloten vennootschap Dick de Lange Beheer, was voor een gedegen onderzoek door de koper geen plaats. In dit geval geldt dit in het bijzonder, omdat de lijst van debiteuren pas bij gelegenheid van de ondertekening van de overeenkomst aan Nieuwenhuis als koopster beschikbaar is gesteld.
4.5 Het gegrond zijn van deze grief heeft tot gevolg dat het hof bij de beoordeling van de zaak rekening moet houden met alle verweren van curatoren, ook die, welke de rechtbank niet in haar overwegingen heeft betrokken.
4.6 In dit kader moet het volgende worden vooropgesteld. De onderhavige koopovereenkomst is gesloten tussen enerzijds curatoren namens de faillietverklaarde besloten vennootschap Dick de Lange Beheer, waarbij van belang is dat curatoren zo snel mogelijk moesten verkopen en geen deskundige zijn in de desbetreffende branche, en anderzijds Nieuwenhuis die wèl deskundig is in de branche en zich bovendien heeft laten bijstaan door haar advocaat mr. Kolkman. Curatoren hebben een bedrijf aangetroffen met een administratie die onbetrouwbaar was, hetgeen zij aan Nieuwenhuis hebben meegedeeld. Nieuwenhuis heeft dit laatste niet betwist. Vanwege de onbetrouwbare administratie mocht Nieuwenhuis er niet van uitgaan dat de debiteurenlijst die bij de koopovereenkomst is gevoegd, volledig juist zou zijn. In feite is een foutenmarge verdisconteerd in de door Nieuwenhuis betaalde koopprijs, nu, vanwege de faillissementssituatie uitgaande van een waarde van 22% van de nominale bedragen van de openstaande vorderingen in verband met incassoproblemen, deze koopprijs is gesteld op 65% van die waarde van 22%. Aldus heeft Nieuwenhuis het risico van onjuistheden in de lijst op de koop toe genomen.
4.7 Die onjuistheden betreffen in elk geval een bedrag van in totaal fl. 87.440,75 (zie rechtsoverweging 7 van het eindvonnis van 24 april 2002) dat reeds vóór het faillissement van Dick de Lange Beheer BV betaald bleek. Dit bedrag is minder dan 10% van het totale nominale bedrag aan debiteuren dat zou openstaan per 15 september 1998, te weten fl. 891.711,= (zie productie 2 bij de conclusie van antwoord). Deze afwijking van minder dan 10% is niet zodanig dat het onredelijk zou zijn om die, gelet op hetgeen onder 4.6 is overwogen, niet voor rekening en risico van Nieuwenhuis te laten.
4.8 Het hof verwerpt voorts het standpunt van Nieuwenhuis dat debiteuren waarvan zou vast staan dat zij oninbaar waren, niet op de debiteurenlijst vermeld hadden moeten worden en dat Nieuwenhuis daarom recht zou hebben op vergoeding van het nominale bedrag van die debiteuren ad fl. 50.525,=. Het gegeven dat incasso van de desbetreffende vorderingen moeilijk of onmogelijk was, is duidelijk omkaderd op de debiteurenlijst vermeld, zodat Nieuwenhuis eenvoudig kennis kon nemen daarvan. Nu Nieuwenhuis dit achterwege heeft gelaten, komt dit voor haar risico. In dit verband verwerpt het hof ook de stelling van Nieuwenhuis dat curatoren hun mededelingsplicht hebben geschonden door haar niet te wijzen op het feit dat er opmerkingen in de debiteurenlijst stonden. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van een dergelijke mededelingsplicht in de situatie dat de wederpartij zelf eenvoudig kan constateren dat er opmerkingen in de lijst staan. Het feit dat de lijst pas bij de ondertekening van de koopovereenkomst is overhandigd aan Nieuwenhuis, maakt een en ander niet anders, nu vorenbedoelde omkaderde opmerkingen ook reeds op de eerste pagina van de debiteurenlijst staan vermeld en dus meteen opgemerkt hadden kunnen worden.
4.9 Gelet op het voorgaande acht het hof de vordering van Nieuwenhuis niet toewijsbaar. Nu curatoren geen beroep hebben ingesteld tegen de toewijzing door de rechtbank van het bedrag van € 1.989,59 plus wettelijke rente, dient het hof hiervan uit te gaan.
4.10 Uit het voorgaande volgt eveneens dat de vordering van Nieuwenhuis tot vergoeding van de kosten van juridische bijstand niet toewijsbaar is, waarbij nog komt dat Nieuwenhuis heeft nagelaten om die kosten te specificeren.
4.11 Voor hoofdelijke veroordeling van curatoren is, anders dan Nieuwenhuis betoogt, geen plaats. Curatoren zijn opgetreden als vertegenwoordigers van de boedel van de faillietverklaarde besloten vennootschap Dick de Lange Beheer en hebben dus deze boedel gebonden, waardoor geen sprake is van pluraliteit. Curatoren zijn aangesproken door Nieuwenhuis in hun hoedanigheid, dus als vertegenwoordigers van de boedel.
4.12 De slotsom is dat het hoger beroep faalt. Nieuwenhuis is terecht als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg. De bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd. Nieuwenhuis dient als in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verklaart Nieuwenhuis niet-ontvankelijk in het tegen het vonnis van de rechtbank te Zutphen van 6 december 2000 ingestelde hoger beroep;
bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank te Zwolle van 17 oktober 2001 en 24 april 2002;
veroordeelt Nieuwenhuis in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van curatoren begroot op € 1.865,= aan verschotten en op € 2.109,= voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. Houtman, Groen en Van der Kwaak, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 16 december 2003.