
Jurisprudentie
AO2343
Datum uitspraak2004-01-22
Datum gepubliceerd2004-01-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers212/2003 NOT
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers212/2003 NOT
Statusgepubliceerd
Indicatie
Onder omstandigheden valt het de notaris niet te verwijten dat hij klaagster niet gewaarschuwd heeft inzake de vermogenspositie van erflaatster inclusief de schuld met rente, omdat klaagster bekend wordt verondersteld met de vermogenspositie van erflaatster.
De kamer heeft de klacht als ongegrond afgewezen het hof vernietigt ten dele en verwerpt het beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 22 januari 2004 in de zaak onder rekestnummer 212/2003 NOT van:
[K],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
t e g e n
[N],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 25 februari 2003 ter griffie ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Leeuwarden, verder te noemen de kamer, van 23 januari 2003. Bij deze beslissing is klaagster in haar klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen notaris, gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard. Voor het overige acht de kamer de klacht ongegrond dan wel heeft de kamer zich niet bevoegd geacht kennis te nemen van de klacht.
1.2. Op 18 maart 2003 is door de notaris een verweerschrift ingediend.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 16 april 2003 per faxbericht een verzoek om uitstel ter griffie ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2003. Klaagster en de notaris zijn verschenen. Zij hebben beiden het woord gevoerd, klaagster aan de hand van een overgelegde pleitnotitie.
1.5. Na sluiting van de behandeling is op 4 december 2003 een brief van klaagster ingekomen ter griffie van het hof, waarin zij op verzoek van het hof meedeelt dat zij zich eerst in november 2001 realiseerde dat zij een bedrag van fl. 14.113,95 aan rente over de schuld van haar moeder diende te betalen.
1.6. Bij brief van 10 december 2003 heeft de notaris gereageerd op de brief van 3 december 2003 van klaagster, waarin hij bericht dat het antwoord van klaagster hem geen aanleiding geeft tot commentaar.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing hieromtrent heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris - kort en zakelijk weergegeven - dat hij in gebreke is gebleven klaagster volledig inzage te geven in het financiële verloop van de nalatenschap van haar overleden moeder, mevrouw [M], hierna te noemen erflaatster, overleden op 12 maart 1992. Klaagster heeft hier herhaaldelijk om verzocht (sub a).
4.2. In een ander verwijt dat klaagster de notaris maakt ( sub b en i ) ligt de klacht besloten dat de notaris na april 1992 heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de zorg die hij had behoren te betrachten ten opzichte van klaagsterdoor haar onvoldoende voor te lichten. over de financiële gevolgen van het testament van erflaatster. Bij de vermogensopstelling van de nalatenschap is de schuld (fl. 24.000,--) van klaagster aan de boedel opgenomen alsmede een de rente van 6%. Klaagster betoogt dat de notaris haar eerder hierover had dienen te informeren, nu haar eerst bij kennisname van de conceptboedelbeschrijving en verdeling van 14 november 2001 duidelijk werd dat zij inzake deze schuld fl. 14.113,95 aan rente diende te betalen.
4.3. Klaagster verwijt de notaris tevens dat hij haar informatie heeft onthouden en haar in het geheel niet heeft betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap. Alhoewel zij legitimaris is, wordt zij niet als volwaardig erfgename behandeld. Bovendien handelt de notaris als ware hij executeur en dit in opdracht van uitsluitend de broer van klaagster(sub c, e en h).
4.4. Bovendien heeft de notaris de, volgens klaagster, tè hoge declaratie, niet willen specificeren. Met name de uren die de klerk heeft besteed aan het overschrijven van bankafschriften en de uren die de kandidaat-notaris heeft besteed om zich in te werken in het dossier roepen bij klaagster vraagtekens op (sub d, f en g).
4.5. Tenslotte verwijt klaagster de notaris dat hij zijn afspraken niet nakomt (sub j).
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris stelt in de eerste plaats dat klaagster tijdens het leven van erflaatster meerdere schenkingen heeft ontvangen en dat zij als gevolg hiervan reeds haar legitieme heeft ontvangen. Het verdere verloop van bij- en afboekingen op de bankrekeningen na het overlijden van erflaatster op 12 maart 1992 zijn voor klaagster dan ook niet van belang. Zij had immers niets meer te vorderen.
5.2. Voorst stelt de notaris dat erflaatster haar woning had overgedragen aan haar kinderen: klaagster en haar broer. Beiden zijn de koopsom van fl. 48.000,-- schuldig gebleven. Dit blijkt uit de onderhandse akte van schuldbekentenis d.d. 23 augustus 1985 waarin staat dat over deze lening door klaagster met ingang van 1 januari 1986 6% rente per jaar moet worden betaald.
Na het overlijden van erflaatster is de woning verkocht. De verkoopopbrengst is, voor zover de notaris hiervan op de hoogte is, niet voor aflossing van de geldlening gebruikt. Klaagster had zich kunnen en moeten realiseren dat zij voor deze geldlening rente verschuldigd bleef, ook na het overlijden van erflaatster.
5.3. Met betrekking tot het verwijt van klaagster dat de notaris haar informatie onthoudt ter zake van de afwikkeling van de erfenis, verwijst de notaris naar de hoeveelheid correspondentie tussen hem en klaagster. De notaris betwist ten stelligste dat hij klaagster informatie heeft onthouden, dan wel dat hij zijn afspraken niet nakomt.
5.4. Ten aanzien van het door klaagster gestelde inzake de nota van de notaris verweert deze zich als volgt. In het kader van het verzamelen van alle financiële gegevens zijn door de notaris, op verzoek van klaagster, bankafschriften over een periode van 5 jaar opgevraagd bij de Friesland Bank. Nadat de broer van klaagster had medegedeeld de originele bankafschriften te hebben vernietigd. Na ontvangst van de kopieën is door de medewerker van de notaris een overzicht gemaakt van de bankafschriften, aangezien de omschrijvingen op deze kopieën aan duidelijkheid te wensen overlieten. Ook heeft de medewerker verdere navraag gedaan bij de Friesland Bank indien er summiere omschrijvingen voorkwamen op de bankafschriften. De hiervoor benodigde tijd (20 uur) is opgenomen in de nota. Anderzijds is, volgens de notaris, veel tijd die aan het dossier is besteed, niet gedeclareerd. Dit blijkt uit een door de notaris opgesteld overzicht.
Na het vertrek van de medewerker is het dossier overgenomen door de kandidaat-notaris. De notaris stelt dat dit dossier een zeer complexe zaak betreft, met als gevolg dat het de kandidaat-notaris tijd kostte om zich het dossier eigen te maken. Ook hier stelt de notaris dat, ter compensatie, niet alle aan het dossier bestede uren zijn gedeclareerd. Het totaal overziend is de notaris van mening dat de nota eerder te laag dan te hoog is vastgesteld.
5.5. Tijdens een bespreking op 6 december 2001 heeft de notaris zijn (voorlopige) nota aan klaagster toegelicht. Ook heeft de notaris klaagster geïnformeerd over de tijdsregistratie op zijn kantoor. Nog diezelfde dag is aan klaagster een overzicht van de geregistreerde uren gezonden. De notaris stelt zich op het standpunt dat uit de door hem gespecificeerde nota veel kan worden opgemaakt. Het zou veel tijd kosten om het door klaagster gewenste overzicht op te stellen, hetgeen tot gevolg zou hebben dat de nota moet worden verhoogd.
6. De beoordeling
6.1. Ter zitting heeft klaagster de klacht betreffende het declaratiegeschil ( sub d, f en g ) ingetrokken, zodat het hof hierover geen oordeel hoeft uit te spreken.
6.2. Aan het oordeel van het hof zijn thans nog de navolgende klachtonderdelen onderworpen te weten: sub a,b,c,e,h, en j.
6.3. Ten aanzien van klachtonderdeel sub a is het hof, met de kamer, van oordeel dat de notaris niet in gebreke is gebleven met betrekking tot het verschaffen van inzicht inzake het financiële verloop van de nalatenschap ten opzichte van klaagster. Het hof acht de klacht op dit onderdeel ongegrond.
6.4. Ten aanzien van de klachtonderdelen sub b en i, is door klaagster bij brief van 3 december 2003 betoogd dat zij in november 2001 de conceptboedelbeschrijving en verdeling kreeg toegestuurd door de notaris waarin de schuld aan erflaatster met een bedrag te betalen aan rente ad fl. 14.113,95 was opgenomen. Naar de mening van klaagster realiseerde zij zich voor het eerst dat zij dit bedrag verschuldigd was. Bovendien is klaagster van mening dat de notaris haar eerder hierover had moeten informeren.
6.5. Het hof stelt voorop dat klaagster op 23 augustus 1985 de schuldbekentenis heeft ondertekend, waaruit blijkt dat zij per 1 januari 1986 6% rente verschuldigd is over fl. 24.000,--. Voorts stelt het hof vast dat, zoals blijkt uit de stukken, er successieaangifte is gedaan door de notaris, waaruit de schuld dient te blijken.
Op 23 oktober 1992 is de aangifte in concept aan klaagster gezonden. In 1994 is een voorlopige aanslag opgelegd. In de loop der jaren is er diverse malen uitstel gevraagd door de notaris voor het indienen van de aangifte, dit naar aanleiding van het feit dat klaagster het niet eens was met de inhoud van de aangifte. Klaagster wordt derhalve bekend verondersteld met de aangifte.
Het bovenstaande blijkt uit de lijst van verrichtte werkzaamheden zoals overgelegd door de notaris.
Voorts heeft klaagster geprocedeerd inzake de nalatenschap van erflaatster bij de rechtbank te Leeuwarden tegen haar broer, waarbij op 5 februari 1999 de procedure is geschikt. Ook in deze procedure dient de vermogensopstelling ter sprake te zijn gekomen.
Het hof is dan ook van oordeel dat klaagster bekend mag worden verondersteld met de vermogenspositie inclusief de schuld met rente voordat zij de conceptboedelbeschrijving en verdeling onder ogen kreeg. Dit klemt te meer, nu klaagster met de notaris vanaf het moment van overlijden van erflaatster doende is geweest met de nalatenschap van erflaatster tot aan het indienen van de klacht. Onder deze omstandigheden valt de notaris niet te verwijten dat hij klaagster ter zake onvoldoende heeft geïnformeerd
6.6. Het hof zal de motivering van de kamer eveneens volgen met betrekking tot klachtonderdeel sub c. Ook het hof is van oordeel dat uit de inhoud en omvang van de overgelegde correspondentie blijkt dat de notaris klaagster geen informatie heeft onthouden, dan wel dat hij haar niet in de afwikkeling heeft betrokken. Voorts is het hof van oordeel dat de stand van zaken per overlijdensdatum bepalend is voor enige aanspraak dienaangaande. Derhalve acht het hof ook dit klachtonderdeel ongegrond.
6.7. Voor zover klaagster de notaris verwijt dat hij handelt als executeur van de nalatenschap in opdracht van de broer van klaagster (sub e ), dat hij klaagster niet als volwaardig erfgename zou behandelen (sub h) en dat hij zijn afspraken (sub j) niet nakomt, is het hof van oordeel dat deze klachtonderdelen eveneens ongegrond zijn, nu niet gesteld noch gebleken is op welke wijze de notaris dienaangaande ten opzichte van klaagster te kort geschoten zou zijn. Het hof verklaart deze klachtonderdelen ongegrond.
6.8. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 23 januari 2003 behoudens ten aanzien van de beslissing omtrent de feiten en de klachtonderdelen a en c en opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Rang en Van Os, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 22 januari 2004.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN
Reg.nr.: KvT.nr. 06/2002
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:
[K], wonende te [woonplaats],
klaagster,
tegen
[N],
notaris te [plaats],
hierna te noemen: de notaris.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij brief van 30 juni 2002 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 12 september 2002. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 10 december 2002 ter openbare vergadering van de voltallige Kamer. Klaagster en de notaris zijn verschenen.
2. DE FEITEN
Op 23 augustus 1985 heeft de moeder van klaagster haar woning overgedragen aan haar twee kinderen. De kinderen zijn de koopsom schuldig gebleven en er is een onderhandse akte van schuldbekentenis opgemaakt van ƒ 24.000,00. Op 12 juni 1989 heeft de moeder van klaagster een testament opgemaakt. Op 12 maart 1992 overlijdt de moeder van klaagster. De broer van klaagster verzoekt de notaris de nalatenschap van zijn moeder in behandeling te nemen. De afwikkeling van de nalatenschap neemt vervolgens geruime tijd in beslag, met name door het feit dat klaagster en haar broer geen overeenstemming kunnen bereiken omtrent de samenstelling van de boedel. In 1998 komen klaagster en haar broer tot een schikking en wordt de notaris verzocht de kwestie verder af te wikkelen, waarbij rekening gehouden dient te worden met de door klaagster en haar broer getroffen schikking. Op 14 november 2001 verstuurt de notaris de voorlopige nota aan klaagster. In november 2001 stelt de notaris een concept akte van boedelbeschrijving en verdeling op. In januari 2002 geeft klaagster aan accoord te gaan met de akte, mits er nog aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Bij schrijven van 2 juli 2002 deelt de notaris mee dat het niet lukt om in onderling overleg met de erfgenamen tot een verdeling te komen.
3. DE KLACHT
In het schrijven van 30 juni 2002 heeft klaagster de klacht als volgt geformuleerd:
"Ik dien mijn klacht in op grond van de volgende feiten:
- de notaris in gebreke blijkt, ook na herhaaldelijk verzoek, mij volledig inzage te geven in de (het) financiële verloop van de nalatenschap van wijlen mijn moeder, mevrouw [M] (a);
- dat hij mij als erfgename niet voldoende heeft ingelicht in april 1992 over de consequenties van het testament; met name ten aanzien van de status van de schuld aan moeder (b);
- dat hij mij bovendien informatie heeft onthouden en mij in het geheel niet bij de afwikkeling heeft betrokken (c);
- dat de notaris de mijns inziens (zijn) veel te hoge nota niet wil specificeren (d).
Ik verwijt de notaris kort samengevat, dat hij:
- dat hij handelt alsof hij de executeur is en in opdracht van mijn broer; mij is niets gevraagd (e);
- de uren van de klerk [K] (a raison van fl. 260,00 per uur excl.), die hij nodig had om, thuis ziek zijnde, bankafschriften over te schrijven in plaats van te kopiëren (totaal 85 A4-tjes) en bij ons in rekening brengt (f);
- ook al die uren die kennelijk nodig waren voor mevrouw [K-N]] (de nieuwe kandidaat, nadat [K] met VUT vertrokken was) om zich het dossier eigen te maken, bij ons in rekening brengt. Een bescheiden dossier mag ik wel zeggen. Het is totaal onduidelijk wat zij al die tijd deed en waar al die interne overleggen over gingen. Op die manier betalen we tweemaal voor hetzelfde (g);
- dat ik niet als volwaardig erfgename word(t) behandeld, ook al ben ik in de legitieme gesteld (h);
- dat hij mij rente door wil laten betalen over de schuld aan moeder, zonder mij daarvan op de hoogte te stellen (i);
- dat hij zijn afspraken niet nakomt (j)."
4. HET STANDPUNT VAN DE NOTARIS
De notaris bestrijdt -kort samengevat- dat de hij klaagster informatie heeft onthouden, alsmede dat hij haar niet bij de afwikkeling van de nalatenschap heeft betrokken. Met betrekking tot de schuld van klaagster aan haar moeder en de schuldbekentenis merkt de notaris op dat de verkoop van de woning via een andere notaris is afgehandeld. Voorts geeft de notaris aan dat de nota eerder te voorzichtig dan te hoog is vastgesteld. Hij verwijst naar een bijgevoegde urenverantwoording van de werkzaamheden.
5. DE BEOORDELING DOOR DE KAMER
5.1.1 De Kamer zal de door klaagster in haar schrijven van 30 juni 2002 geformuleerde klacht puntsgewijs beoordelen.
5.1.2 Met betrekking tot de onder sub a geformuleerde klacht merkt de Kamer op dat op basis van de stukken en hetgeen is aangevoerd bij de behandeling van de klacht niet is gebleken dat de notaris in gebreke is gebleven inzage te geven in het financiële verloop van de nalatenschap. De Kamer acht de klacht op dit punt derhalve ongegrond.
5.1.3 Voor wat betreft de klacht van klaagster dat de notaris haar in april 1992 niet voldoende heeft ingelicht over de consequenties van de schuld aan haar moeder (sub b) merkt de Kamer het volgende op. Vaststaat dat er door klaagster een schuldbekentenis is getekend met betrekking tot de schuld aan haar moeder. Bovendien is bij de verkoop van de woning een andere notaris betrokken geweest. Ook op dit punt acht de Kamer de klacht ongegrond.
5.4 Gelet op de inhoud en de omvang van de overgelegde correspondentie tussen klaagster en de notaris is de Kamer van oordeel dat evenmin kan worden gesteld dat de notaris klaagster informatie heeft onthouden, dan wel dat hij haar in het geheel niet bij de afwikkeling heeft betrokken (sub c). De notaris heeft klaagster in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap diverse compromissen voorgesteld. De Kamer acht de klacht op dit punt dan ook ongegrond.
5.5.1 Met betrekking tot de specificatie van de nota van de notaris (sub d) verwijst de Kamer naar art. 55 lid 2 Wna, waarin is bepaald dat indien er een geschil ontstaat over de door de notaris verstrekte nota, een direct belanghebbende aan de voorzitter van het bestuur van de ring (van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie) bij gemotiveerd schriftelijk verzoek een beslissing kan vragen. Voor wat betreft dit onderdeel van de klacht onthoudt de Kamer zich derhalve van een oordeel en verwijst zij klaagster naar de voorzitter van het bestuur van de ring. De Kamer verklaart zich op dit punt derhalve onbevoegd.
5.5.2 De onder sub e geformuleerde klacht is naar het oordeel van de Kamer in onvoldoende mate door klaagster gespecificeerd en geconcretiseerd. De Kamer zal zich derhalve onthouden van een inhoudelijk oordeel en de klacht op dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren.
5.5.3 Voor wat betreft de onder sub f en g geformuleerde klachten verwijst de Kamer naar hetgeen met betrekking tot sub d is overwogen. Op deze onderdelen van de klacht acht de Kamer zich dan ook onbevoegd.
5.5.4 Onder sub h geeft klaagster aan dat zij niet als volwaardige erfgename wordt behandeld, ook al is zij in de legitieme gesteld. De Kamer is van oordeel dat ook dit onderdeel van de klacht te vaag is, zodat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijk verklaring.
5.5.5 Voor wat betreft de verplichting tot betaling van rente over de schuld aan de moeder van klaagster (sub i) merkt de Kamer het volgende op. In de schuldbekentenis, welke door klaagster is ondertekend, is de verplichting tot rentebetaling opgenomen. Door de notaris is terecht opgemerkt dat nu de opbrengst van de verkoop van de woning van de moeder van klaagster niet is aangewend voor de aflossing van de geldlening, deze lening is blijven bestaan. Dit betekent dat de verplichting tot betaling van rente evenzeer is blijven bestaan. Gelet op vorengenoemde feiten en omstandigheden acht de Kamer de klacht op dit punt dan ook ongegrond.
5.5.6 Tot slot verwijt klaagster de notaris dat hij zijn afspraken niet nakomt (sub j). Ook dit onderdeel van de klacht wordt door klaagster niet nader geconcretiseerd. De Kamer zal zich dan ook onthouden van een inhoudelijke beoordeling en de klacht op dit punt niet-ontvankelijk verklaren.
5.5.7 Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.
6 DE BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:
- verklaart zich op de onderdelen d, f en g onbevoegd;
- verklaart de klacht op de onderdelen e, h en j niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht op de onderdelen a, b, c en i ongegrond;
Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzitter, mrs. J.C.G. Leijten, G. Gast, G. van Wijk en H.Ph. Breuker, leden, bijgestaan door mr. R.J. van der Veen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op
De beslissing is verzonden op