
Jurisprudentie
AO2344
Datum uitspraak2004-01-26
Datum gepubliceerd2004-01-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers98326/KG ZA 03-683
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2004-01-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers98326/KG ZA 03-683
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Vraag of school bij afweging van alle betrokken belangen en mede gelet op de ten deze gevolgde procedure in redelijkheid tot de beslissing tot verwijdering van een leerling heeft kunnen komen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient die vraag in het onderhavige geval, waarin sprake is van het schenden van een geheimhoudingsplicht tijdens de stage, bevestigend te worden beantwoord.
Uitspraak
Zaaknummer: 98326/KG ZA 03-683
Vonnisdatum: 26 januari 2004
134
RECHTBANK TE HAARLEM,
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eiser,
wonende te Haarlem,
eiser,
procureur mr. F.J. ten Seldam,
advocaat mr. F.M. Lagerveld te Rotterdam,
-- tegen --
de stichting DE STICHTING VOOR EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS,
gevestigd te Heemstede,
gedaagde partij,
procureur mr. S.B.J. Hiemstra.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], respectievelijk het Nova College.
1. Het verloop van het geding
1.1 Ter terechtzitting van 16 januari 2004 heeft [eiser] overeenkomstig de dagvaar-ding gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities. Het Nova College heeft tegen deze vorde-ring verweer gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
1.2 Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 30 januari 2004 of zoveel eerder als mogelijk.
2. De vaststaande feiten
2.1 In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:
a. [eiser] is in september 2001 bij het Nova College begonnen met de opleiding tot administratief juridisch medewerker openbaar bestuur. De voorwaarden betrek-king hebben op de onderwijsovereenkomst bevatten onder meer de volgende be-palingen:
Artikel 17.2 Verwijdering cursist
De cursist kan door de directie van de instelling, met inachtneming van het be-paalde in artikel 8.1.3. lid 6 van de WEB worden verwijderd indien hij/zij:
(…)
3. zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag.
Artikel 17.3 Procedure verwijdering cursist
1. Het voornemen tot definitieve verwijdering wordt de cursist gemotiveerd bij aangetekend schrijven medegedeeld.
2. De cursist wordt in de gelegenheid gesteld binnen 5 dagen na dagtekening van het voornemen tot definitieve verwijdering, zijn/haar reactie daarop mondeling dan wel schriftelijk aan de directie van de instelling kenbaar te maken.
3. Binnen 10 werkdagen na dagtekening van het voornemen tot definitieve ver-wijdering verzendt de directie van de instelling gemotiveerd bij aangetekend schrijven haar besluit.
4. De instelling kan de cursist gedurende de procedure tot verwijdering de toe-gang tot de instelling ontzeggen.
(…)
b. In het kader van zijn opleiding is [eiser] op 10 november 2003 een stage be-gonnen bij het parket te Haarlem. Tijdens een intakegesprek op het parket op 28 oktober 2003 is aan hem medegedeeld met welke informatie hij tijdens de stage in aanraking zou komen en hoe hij geacht werd daarmee om te gaan. Bij de aanvang van de stagewerkzaamheden op 10 november 2003 is mondeling aan [eiser] medegedeeld dat hij geen vertrouwelijke informatie naar buiten mocht brengen. Tevens is aan hem uitgelegd wat onder vertrouwelijke informatie wordt verstaan. Op 14 november 2003 is tijdens de intake bij de afdeling personeel en organisatie van het parket een geheimhoudingsverklaring aan [eiser] voorgelegd. Vervol-gens is aan hem uitgelegd waar de geheimhoudingsverklaring voor staat en wat bij ondertekening ervan wordt verklaard. [eiser] heeft de geheimhoudingsverkla-ring voor akkoord ondertekend.
c. Op 26 november 2003 is door de (hoofd-)officier van justitie aan [eiser] me-degedeeld dat zijn stage met ingang van diezelfde datum werd beëindigd wegens het schenden van de geheimhoudingsplicht. Deze mededeling is bij brief aan [eiser] van 1 december 2003 door de hoofdofficier van justitie, mr. H.P. Wooldrik bevestigd. De stages van drie medeleerlingen werden op dezelfde grond beëindigd.
d. Diezelfde dag hebben (opleidingsmanager), (unit-directeur) en A. op het Nova College gesprekken gevoerd met [eiser] en met de andere drie betrokken leerlingen. Tijdens die gesprekken is hun medege-deeld dat zij tot 3 december 2003 waren geschorst, dat die schorsing gehandhaafd zou blijven totdat duidelijk zou zijn geworden wie van de vier leerlingen de ge-heimhoudingsplicht had geschonden en dat degene die de geheimhoudingsplicht had geschonden van de school zou worden verwijderd.
e. Op 5 december 2003 is aan [eiser] mondeling medegedeeld dat het Nova Col-lege een procedure tot verwijdering van hem van de school zou opstarten.
f. Bij brief van 8 december 2003 heeft het Nova College [eiser] onder meer het volgende medegedeeld:
"(…)
Met dit schrijven deel ik u mede dat wij, op grond van artikel 17 uit de onderwijs-overeenkomst, een procedure gaan opstarten voor verwijdering per 8 december 2004 uit de opleiding Administratief juridisch medewerker openbaar bestuur van het Nova College.
De verwijdering geschiedt op basis van het incident dat zich tijdens de BPV heeft afgespeeld. U heeft zeer vertrouwelijke informatie waarvan u wist of had kunnen en moeten weten dat deze vertrouwelijk moest blijven toch met derden doorge-sproken. Hiermee heeft u het vertrouwen van zowel het Nova College als van de BPV biedende instelling op een fundamentele wijze geschonden.
(…)
Voor het vervolg van de procedure verwijs ik u naar artikel 17 van de door u gete-kende onderwijsovereenkomst.
(…)"
g. Mr. Lagerveld voornoemd heeft namens [eiser] op 11 december 2003 een be-zwaarschrift tegen de voorgenomen verwijdering ingediend.
h. Bij brieven van 17 december 2003 heeft het Nova College afwijzend beslist op het bezwaar en [eiser] medegedeeld dat hij definitief van de school verwijderd werd.
3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1 [eiser] vordert, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het Nova College op straffe van verbeurte van een dwang-som zal veroordelen:
- hem binnen een dag na betekening van het te wijzen vonnis weer toe te laten tot de opleiding administratief juridisch medewerker openbaar bestuur;
- hem binnen een dag na betekening van het te wijzen vonnis toe te laten tot de examens;
- hem binnen een maand na betekening van het te wijzen vonnis in de gelegenheid te stellen tot het deelnemen aan de beroepspraktijkvorming (stage).
3.2 [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het besluit tot verwijdering een deugdelijke grond ontbeert. Hij wordt daardoor ernstig in zijn belangen geschaad.
4. Het verweer en de slotsom daarvan
Het Nova College heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en gecon-cludeerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De gronden van de beslissing
5.1 Beslissend voor de beoordeling van het onderhavige geschil is het antwoord op de vraag of het Nova College bij afweging van alle betrokken belangen en mede gelet op de ten deze gevolgde procedure in redelijkheid tot de beslissing tot verwijdering van [eiser] heeft kunnen komen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningen-rechter dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.2 [eiser] heeft erkend dat hij met zijn moeder en zijn broer heeft gesproken over gegevens betreffende die broer die hij in een bestand van het parket had aangetroffen. Daarmee staat reeds vast dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Dat het daarbij ging om oude gegevens die al aan zijn moeder en broer bekend waren doet daaraan niet af.
5.3 Wat betreft de door het Nova College gevolgde procedure is het volgende gebleken. Toen het Nova College eind november 2003 werd geconfronteerd met de mededeling van het parket dat de stage van vier leerlingen voortijdig was beëindigd in verband met schending van de geheimhoudingsplicht heeft de school een onderzoek ingesteld waarbij met elk van de vier leerlingen afzonderlijk is gesproken. De vier leerlingen zijn in afwachting van de uitkomst van dat onderzoek geschorst. Op basis van de be-vindingen tijdens het onderzoek is het Nova College tot de conclusie gekomen dat [eiser] degene is geweest die vertrouwelijke gegevens van het parket naar buiten heeft gebracht. In dit geding zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat die conclusie niet gerechtvaar-digd was. Vervolgens heeft het Nova College [eiser] mondeling op 5 december 2003 en bij brief van 8 december 2003 op de hoogte gesteld van het voornemen hem van de opleiding te verwijderen. Nadat mr. Lagerveld bij bezwaarschrift van 11 de-cember 2003 het standpunt van [eiser] had kenbaar gemaakt, heeft het Nova Col-lege bij brieven van 17 december 2003 afwijzend beslist op het bezwaar en [eiser] medegedeeld dat hij definitief van de school verwijderd werd.
Gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken kan niet worden volgehouden dat het Nova College een onzorgvuldige procedure heeft gevolgd.
5.4 Dat de verklaringen die in het kader van het onderzoek zijn afgelegd of de verslagen die daarvan zijn opgemaakt niet in het geding zijn gebracht kan niet aan het Nova College worden tegengeworpen. Het Nova College heeft daaromtrent aangevoerd, dat zij van overlegging van die stukken heeft afgezien uit privacy-overwegingen en om de betrokken leerlingen tegen elkaar te beschermen. Die reden wordt in de gegeven om-standigheden valide geacht.
5.5 [eiser] verwijt het Nova College dat de schoolleiding een aantal incidenten die zich eerder in zijn schoolloopbaan hebben voorgedaan een rol heeft laten spelen bij het besluit tot verwijdering en hij betwist de door het Nova College gestelde gang van zaken bij die incidenten. Wat daarvan zij, vast staat dat [eiser] gedurende zijn loopbaan op het Nova College bij herhaling is aangesproken op zijn gedrag. Tegen die achtergrond is niet onbegrijpelijk dat het Nova College in die voorgeschiedenis geen aanleiding heeft gezien om naar aanleiding van de gebeurtenissen op de stageplaats niet het zwaarste middel te hanteren.
5.6 De slotsom van het voorgaande is dat het Nova College in redelijkheid heeft kunnen besluiten [eiser] van de opleiding te verwijderen.
5.7 Een afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. Het belang van het Nova College is in dit geval nauw verweven met het belang van het parket dat de stageplaatsen heeft aangeboden. Dat het parket belang heeft bij strikte handhaving van de aan de stagiaires opgelegde geheimhoudingplicht is evident. Niet voor niets worden de stagiaires daar bij de aanvang van de stages uitdrukkelijk op gewezen en wordt hun een geheimhoudingsverklaring ter ondertekening voorgelegd. Voor het No-va College is het belangrijk een goede relatie met het parket te onderhouden om de leerlingen ook in toekomst stageplaatsen bij het parket te kunnen blijven aanbieden. In dat licht heeft het Nova College een wezenlijk belang bij instandhouding van de je-gens [eiser] getroffen maatregel. Niet denkbeeldig is immers dat de relatie met het parket onder druk kan komen te staan, indien het onderhavige incident tot minder ver-strekkende gevolgen zou leiden.
5.8 Dat [eiser] er belang bij heeft zijn opleiding af te ronden is duidelijk. Hij is daarvoor echter niet uitsluitend op het Nova College aangewezen. De mogelijkheid bestaat immers om zijn opleiding aan een andere instelling te vervolgen. Ter terecht-zitting heeft het Nova College zich in beginsel bereid verklaard om bij het vinden van een andere school te bemiddelen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat die be-reidheid ook na de uitkomst van deze procedure blijft bestaan.
5.9 Tegen die achtergrond moet het belang van het Nova College zwaarder wegen dan dat van [eiser].
5.10 Al het voorgaande voert ertoe dat de gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.
6.2 Veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding tot aan de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van het Nova College begroot op € 205,-- aan verschotten en € 703,-- aan procureurssalaris.
6.3 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van den Brink, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 26 januari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.