Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2383

Datum uitspraak2003-12-09
Datum gepubliceerd2004-01-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0201108/MA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het gaat in dit geding om het volgende. [appellanten] heeft vorderingen ingesteld tegen PC Data op grond van een tussen hen gesloten agentuurovereenkomst en de onregelmatige beëindiging daarvan door PC Data.


Uitspraak

typ. AW rolnr. C0201108/MA ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH, achtste kamer, van 9 december 2003, gewezen in de zaak van: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE SUB 1], gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente], 2. [APPELLANT SUB 2], wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente], appellanten bij exploot van dagvaarding van 30 september 2002, procureur: mr. P.C.M. van der Ven, tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PC DATA B.V., gevestigd te Simpelveld, geïntimeerde bij gemeld exploot, procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann, op het hoger beroep van de door de kantonrechter te Heerlen respectievelijk de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen gewezen vonnissen van 25 oktober 2000, 17 januari 2001 en 10 juli 2002 voorzover in conventie gewezen tussen appellanten, ook tezamen te noemen [appellanten], als eisers in conventie, en geïntimeerde, ook te noemen PC Data, als gedaagde in conventie. 1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 61523 cv 99-2230) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellanten] twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen in conventie gewezen waarvan beroep en, kort gezegd, primair tot toewijzing van de in eerste aanleg ingestelde vorderingen en subsidiair tot terugverwijzing naar de rechtbank, met veroordeling van PC Data in de kosten van beide instanties. 2.2. Bij memorie van antwoord heeft PC Data de grieven bestreden. 2.3. Vervolgens hebben partijen hun zaak door hun raadslieden doen bepleiten aan de hand van in het geding gebrachte pleitnotities, waarna de uitspraak is bepaald. 3. De gronden van het hoger beroep Verwezen wordt naar de inhoud van de memorie van grieven. 4. De beoordeling 4.1. Het hoger beroep betreft uitsluitend de in conventie gewezen vonnissen. Nu geen grieven zijn gericht tegen de tussenvonnissen van 25 oktober 2000 en van 17 januari 2001 is het appel in zoverre niet ontvankelijk. Het gaat in dit geding om het volgende. [appellanten] heeft vorderingen ingesteld tegen PC Data op grond van een tussen hen gesloten agentuurovereenkomst en de onregelmatige beëindiging daarvan door PC Data. Deze vorderingen zijn gemotiveerd weersproken door PC Data, stellende dat tussen partijen eind 1997/begin 1998 een managementovereenkomst is gesloten, die door [appellanten] is beëindigd op 25 februari 1999, dan wel door PC Data bij brief d.d. 4 maart 1999 is opgezegd. De kantonrechter heeft [appellante sub 1] en [appellant sub 2]niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. 4.2. [appellanten] bestrijdt in grief I het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een managementovereenkomst tussen [appellanten] en PC Data waarbij [appellant sub 2], werknemer bij en aandeelhouder van [appellante sub 1], zijn arbeidskracht ter beschikking stelde van PC Data tegen betaling van een maandelijkse managementfee van f 10.000 (€ 4.573,80). Zij stelt dat de tussen partijen op 1 december 1994 gesloten agentuurovereenkomst is voortgezet en dat slechts onderhandelingen tussen partijen hebben plaatsgevonden over een managementovereenkomst, die niet tot stand is gekomen. Nu deze agentuurovereenkomst door PC Data onregelmatig is opgezegd heeft zij recht op de gevorderde vergoedingen. Zij betwist de door PC Data overgelegde verklaringen van klanten van PC Data en stelt met verwijzing naar door haar in het geding gebrachte klantenregistratieformulieren dat er in 1998 wel degelijk nog sprake was van een agentuur-overeenkomst tussen partijen op grond waarvan provisie verschuldigd is. PC Data heeft de grieven gemotiveerd bestreden en heeft onder verwijzing naar de in eerste aanleg en in hoger beroep overgelegde producties gesteld dat er sinds eind 1997/aanvang 1998 sprake was van een managementovereenkomst. 4.3. Het hof oordeelt als volgt: [appellanten] heeft in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd tegen het oordeel van de kantonrechter omtrent het karakter van de sedert aanvang 1998 tussen partijen gesloten overeenkomst. Uit de in eerste aanleg overgelegde facturen van [appellante sub 1] aan PC Data blijkt dat zij vanaf begin 1998 een managementfee in rekening brengt aan PC Data van een vast bedrag van f 10.000,-- per maand. Daarvoor werden onregelmatig facturen verzonden terzake van acquisitie. Tevens staat als niet, althans onvoldoende betwist vast dat [appellant sub 2] managementwerkzaamheden voor PC Data verrichtte en zich in dat kader als commercieel directeur van PC Data tegenover derden presenteerde. De gedetailleerd door PC Data beschreven werkzaamheden van [appellant sub 2] in 1998 voor PC Data zijn door [appellanten] niet gemotiveerd betwist. Het betreffen grotendeels werkzaamheden verband houdende met organisatorische en commerciële managementtaken. et betreffen Uit een in hoger beroep door PC Data overgelegd e-mail-bericht van 28 december 1998 van [appellant sub 2] aan [naam] (PC Data) blijkt dat [appellant sub 2]voor PC Data in 1998 werkte op basis van een managementfee en daarin verandering wenste te brengen. In ieder geval blijkt uit de overgelegde producties in onderling verband bezien dat er sinds aanvang 1998 geen sprake meer is van een agentuurovereenkomst, doch van een managementovereenkomst tussen partijen. PC Data heeft gemotiveerd betwist dat [appellanten] klanten heeft geworven en daarvoor een provisie zou ontvangen en overigens er op gewezen dat de activiteiten van [appellanten], onder meer op een beurs in Düsseldorf, zijn aan te merken als werkzaamheden in het kader van zijn managementtaken. De klantenregistratieformulieren vormen derhalve geen ondersteuning voor de gestelde agentuurovereenkomst. De op grond van de agentuurovereenkomst ingestelde vorderingen dienen derhalve als ongegrond te worden afgewezen. Grief I wordt daarmee verworpen. 4.4. Grief II is gericht tegen de niet ontvankelijk ver-klaring van [appellante sub 1] en [appellant sub 2] in hun vorderingen. Subsidiair vordert [appellanten] in hoger beroep, voor het geval het hof het bestaan van een managementovereenkomst zou aannemen, de onderhavige zaak terug te verwijzen naar de rechtbank overeenkomstig art. 157 a Rv (oud). PC Data heeft zich daartegen verweerd. In hoger beroep is krachtens artikel VII Overgangswet het nieuwe procesrecht van toepassing. Dit brengt met zich dat, behoudens in uitzonderingsgeval-len die hier niet terzake doen, het hof de zaak ter ver-dere berechting aan zich zal houden. Het hof begrijpt de vijfde alinea van grief II aldus dat [appellanten] in hoger beroep haar vorderingen subsidiair op de managementovereenkomst baseert en dat zij stelt recht op schadevergoeding te hebben in de vorm van een provisie-vergoeding over de nieuw aangeworven cliënten en een good-willvergoeding wegens beëindiging van die overeenkomst door PC Data bij brief van 4 maart 1999. Niet is gesteld of gebleken dat [appellante sub 1] en/of [appellant sub 2] na ontvangst van die brief hun werkzaamheden hebben aangeboden aan PC Data, en evenmin hebben zij feiten aangevoerd op grond waarvan zij krachtens een managementovereenkomst recht zouden hebben op een provisievergoeding dan wel een goodwillvergoeding. De schadeposten zijn niet nader onderbouwd, zodat deze vordering als onvoldoende gegrond zal worden verworpen. Van een provisievergoeding kan geen sprake zijn, aangezien een vaste managementfee was overeengekomen. [appellanten] heeft als vordering sub e een bedrag van € 5.555,10 gevorderd wegens de achterstallige managementvergoeding over de maand februari 1999, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juli 1999, de dag der inleidende dagvaarding, tot aan de dag van voldoening. De desbetreffende facturen d.d. 1 maart 1999 zijn als producties 13 en 14 bij conclusie van repliek in conventie in het geding gebracht. Deze vordering is niet gemotiveerd door PC Data weersproken, terwijl evenmin een betalingsbewijs in het geding is gebracht. Deze vordering, gebaseerd op de managementovereenkomst, is derhalve voor toewijzing vatbaar. De grief slaagt in zoverre, terwijl de overige vorderingen voorzover gebaseerd op de subsidiaire grondslag als onge-grond zullen worden afgewezen. Het eindvonnis van 10 juli 2002 zal derhalve worden vernietigd. [appellanten] dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij de proceskosten in beide instanties te dragen. 4.5. Het in hoger beroep gedane uitdrukkelijke bewijsaanbod om door het horen van partij [appellant sub 2], [naam] en klanten vanaf 1993 en van ex-werknemers van PC Data aan te tonen dat sprake is van een agentuurovereenkomst zal als niet relevant worden gepasseerd, nu dit aanbod niet specifiek betrekking heeft op de periode 1998 en 1999 en op grond van de in het geding gebrachte vorengenoemde producties de managementovereenkomst in die periode is komen vast te staan. 5. De uitspraak Het hof: verklaart [appellante sub 1] en [appellant sub 2] niet ontvankelijk in hun appel tegen de tussenvonnissen van de kantonrechter te Heerlen van 25 oktober 2000 en van 17 januari 2001; vernietigt het tussen partijen gewezen eindvonnis van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, van 10 juli 2002; en in zoverre opnieuw rechtdoende: veroordeelt PC Data om tegen bewijs van kwijting aan [appellante sub 1] en [appellant sub 2] te voldoen een bedrag van € 5.555,10, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juli 1999 tot de dag der algehele voldoening; veroordeelt [appellante sub 1] en [appellant sub 2] in de proceskosten aan de zijde van PC Data gevallen, in eerste aanleg begroot op € 1.812,50 wegens salaris en kosten gemachtigde en in hoger beroep op € 193,-- wegens verschotten en op € 3.674,-- wegens procureurssalaris; verklaart dit arrest voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit arrest is gewezen door mrs. Koster-Vaags, Spoor en De Wolff en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 december 2003.