Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2449

Datum uitspraak2004-01-20
Datum gepubliceerd2004-01-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307769/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 11 september 2000 heeft de raad van de gemeente Haelen (hierna: de raad), voorzover thans van belang, de Jagersweg en een zijweg van de Jagersweg te Haelen aan het openbaar verkeer onttrokken.


Uitspraak

200307769/2. Datum uitspraak: 20 januari 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoekers], te [plaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 13 oktober 2003 in het geding tussen: verzoekers en de raad van de gemeente Haelen. 1. Procesverloop Bij besluit van 11 september 2000 heeft de raad van de gemeente Haelen (hierna: de raad), voorzover thans van belang, de Jagersweg en een zijweg van de Jagersweg te Haelen aan het openbaar verkeer onttrokken. Bij besluit van 9 december 2002 heeft de raad het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 13 oktober 2003, verzonden op 16 oktober 2003, heeft de rechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 december 2003. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 januari 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.M. de Vaal, werkzaam bij SRK-Rechtsbijstand te Zoetermeer, en M.G. Rosenbrand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Uitgangspunt is dat een besluit uitvoerbaar is, ook als daartegen rechtsmiddelen zijn aangewend. Dat geldt te meer indien, zoals in dit geval, tegen dat besluit beroep is ingesteld en de rechter dat beroep ongegrond heeft bevonden. 2.2. Voor het treffen van de gevraagde voorziening zou aanleiding kunnen zijn, indien de ten behoeve van onder meer de metaalhandel die verzoekers exploiteren nieuw aan te leggen ontsluitingsweg, zoals die thans in concept voorligt, onvoldoende ruimte zou bieden om de onderneming voor de vrachtwagens van haar klanten bereikbaar te houden. Dat is niet aannemelijk gemaakt. Weliswaar hebben verzoekers een rapport van de AVG overgelegd, waaruit dat volgens hen valt af te leiden, doch hiertegenover staan de van de zijde van de raad overgelegde gegevens, die de in het rapport gemaakte berekeningen weerspreken en die naar voorlopig oordeel niet onjuist voorkomen. Daarbij is mede van belang dat ter zitting zijdens verzoekers is erkend dat de ontsluitingsweg, zoals voorzien, op zichzelf toereikend zou zijn, doch zij aan de realisering ervan om hen moverende redenen geen medewerking wensen te verlenen, voorzover dat mede zou moeten plaatsvinden op gronden die aan hen in eigendom geleverd moeten worden. Tenslotte hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onomkeerbare bedrijfseconomische gevolgen van de wegonttrekking, ingeval later zou blijken dat het besluit daartoe in rechte geen stand houdt. De conclusie is dat het verzoek moet worden afgewezen. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Koutstaal Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2004 383.