Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2524

Datum uitspraak2004-01-28
Datum gepubliceerd2004-02-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/650055-02
Statusgepubliceerd
SectorPresident


Indicatie

Wetboek van Strafrecht art. 350, tweede lid (doden en beschadigen van honden) Bestrijdingsmiddelenwet art. 2 (oud) Flora en Faunawet art. 9


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/650055-02 uitspraak d.d. : 28 januari 2004 TEGENSPRAAK VONNIS van de economische politierechter te Roermond, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [adres] geboren op : [geboortedatum] te [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [postcode] [woonplaats verdachte] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2004. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 20 september 2002 in de gemeente Deurne, al dan niet opzettelijk, een of meer bestrijdingsmiddel(en), te weten oxamyl en/of lindaan, waarvan niet bleek, dat dat/die bestrijdingsmiddel(en) ingevolge de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 was/waren toegelaten, voorhanden heeft gehad; art 2 lid 1 Bestrijdingsmiddelenwet 1962 2. hij in of omstreeks de periode van 17 september 2002 tot en met 20 september 2002 in de gemeente Deurne opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, die/dat geheel of ten dele toebehoorde aan een ander, te weten mevrouw [benadeelde partij 1], heeft gedood; art 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 14 september 2002 in de gemeente Deurne opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, die/dat geheel of ten dele toebehoorde aan een ander, te weten mevrouw [benadeelde partij 2], heeft beschadigd; art 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 17 september 2002 in de gemeente Deurne opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, die/dat geheel of ten dele toebehoorde aan een ander, te weten mevrouw [benadeelde partij 3], heeft beschadigd; art 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht 5. hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met 20 september 2002 in de gemeente Deurne, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van zijn voornemen om opzettelijk één of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen, stukken makreel, bewerkt met bestrijdingsmiddel, in (de omgeving van) het gebied "de Bult" heeft neergelegd; art 9 Flora- en faunawet juncto art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht Althans indien ter zake het vorenstaande onder 5 geen veroordeling zou volgen: hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met 20 september 2002 in de gemeente Deurne, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van zijn voornemen om opzettelijk één of meer dieren, geheel of ten dele toebehorende aan een of meer ander(en), te doden, te beschadigen, onbruikbaar te maken of weg te maken, stukken makreel, bewerkt met bestrijdingsmiddel, in (de omgeving van) het gebied "de Bult" heeft neergelegd; art 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht juncto art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de politierechter verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de politierechter Krachtens de wettelijke bepalingen is de politierechter bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, 2, 3, 4, 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 20 september 2002 in de gemeente Deurne, opzettelijk, bestrijdingsmiddelen, te weten oxamyl en lindaan, waarvan niet bleek, dat die bestrijdingsmiddelen ingevolge de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 waren toegelaten, voorhanden heeft gehad; 2. hij in de periode van 17 september 2002 tot en met 20 september 2002 in de gemeente Deurne opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, die toebehoorde aan mevrouw [benadeelde partij 1], heeft gedood; 3. hij op 14 september 2002 in de gemeente Deurne opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, die toebehoorde aan mevrouw [benadeelde partij 2], heeft beschadigd; 4. hij op 17 september 2002 in de gemeente Deurne opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, die toebehoorde aan mevrouw [benadeelde partij 3], heeft beschadigd; 5. hij in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 20 september 2002 in de gemeente Deurne, meermalen, ter uitvoering van zijn voornemen om opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden of te verwonden, stukken makreel, bewerkt met bestrijdingsmiddel, in (de omgeving van) het gebied "de Bult" heeft neergelegd; Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs De overtuiging van de politierechter dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 8.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs Verdachte is in het tenlastegelegde gebied aangetroffen. In de auto van verdachte is een glazen pot aangetroffen met het opschrift Temik, inhoudende groene en blauwe korrels, met respectievelijk de werkzame stoffen oxamyl en lindaan. Het aantreffen van de stoffen oxamyl of lindaan door het Centraal Instituut voor DierziekteControle Lelystad in granulaten is gelet op het gestelde op pagina 376 van het dossier zeer bijzonder. Van het bestrijdingsmiddel Temik is aldicarb de werkzame stof. Temik is een bestrijdingsmiddel in de vorm van rode korrels. Door de aangevers wordt verklaard soortgelijke rode korrels te hebben gezien op de door de honden gegeten vis en in het braaksel van een van die honden. Na onderzoek blijkt dit aldicarb te zijn. In de auto van verdachte wordt voorts een plastic zak aangetroffen met het opschrift van Visspeciaalzaak Korlaar & Zn, waar verdachte zo hijzelf zegt, de zich daarin bevindende vis heeft gekocht. In deze zak worden voorts enkele veertjes aangetroffen, die blijkens DNA-onderzoek, afkomstig blijken te zijn van een in het natuurgebied De Bult aangetroffen duif die bewerkt was met aldicarb. Verder wordt in het natuurgebied De Bult een tweede plastic zak aangetroffen met een opschrift dat identiek is aan het opschrift op de plastic zak dan die bij de verdachte is aangetroffen. In die zak worden de bestrijdingsmiddelen aldicarb en oxamyl aangetroffen. Verdachte is ook in de hem tenlastegelegde periode in het tenlastegelegde gebied aanwezig geweest. Verdachte heeft het jachtrecht gehuurd in de directe omgeving van natuurgebied Peelstreek "De Bult", welk natuurgebied als beschermd natuurmonument geldt en tevens is aangemerkt als beschermd Wetlandgebied, en bovendien bescherming geniet in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het natuurgebied Peelstreek "De Bult" is bekend met diverse roofvogelterritoria en aan de oostzijde van het gebied is een permanent bewoonde dassenburcht aanwezig. Verdachte is naar eigen zeggen goed bekend met het gebied en de omgeving, aangezien hij al zeer veel jaren zijn jachtgebied heeft in de directe omgeving van het natuurgebied Peelstreek "De Bult": verdachte heeft aangegeven te jagen op klein wild, te weten op konijnen en duiven en verder te jagen op reeën. De jachtcombinatie bestaande uit [jager 1] en [jager 2] is aangesloten bij de wildbeheereenheid "De Heidse Peel" binnen de gemeente Deurne. Blijkens verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is verdachte er op zijn minst mee bekend dat er in het tenlastegelegde gebied vossen voorkomen. Dat er roofvogels voorkomen in het ten laste gelegde gebied, moge gelet op verdachtes jarenlange kennis van het gebied eveneens een hem bekend feit zijn. Vossen en roofvogels zijn in Nederland beschermde inheemse diersoorten. Door het ter plaatse neerleggen van vergiftigde makreel, heeft verdachte de niet te verwaarlozen kans genomen dat deze aldaar door beschermde inheemse diersoorten (aaseters) zouden worden gegeten - net als de gewonde en gedode hond(en) overigens, die daadwerkelijk van de makreel hebben gegeten - en daardoor gedood of gewond zouden kunnen worden. De economische politierechter heeft uit deze bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. 9. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: Ten aanzien van feit 1: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2 (oud), eerste lid van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, opzettelijk begaan. Ten aanzien van feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk een dier, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doden. Ten aanzien van feit 3: Opzettelijk en wederrechtelijk een dier, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen. Ten aanzien van feit 4: Opzettelijk en wederrechtelijk een dier, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen. Ten aanzien van feit 5 primair: Poging tot overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 9 van de Flora- en Faunawet, opzettelijk begaan. De misdrijven sub 1 en 5 zijn strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten. De misdrijven sub 2, 3 en 4 zijn strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. 10. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen 11.1 De algemene overwegingen Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de economische politierechter van oordeel dat aan verdachte na te melden straffen en maatregelen behoren te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 15 januari 2004 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf (en bijkomende straf) gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 2.550,00 subsidiair 52 dagen hechtenis. De economische politierechter heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder enerzijds rekening gehouden met: - De ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving; - het feit dat tengevolge van verdachtes handelen 2 dieren zijn beschadigd en een derde geeuthaniseerd is moeten worden; - de impact van het verlies van de betreffende hond voor de eigenaren; - het belang van de te beschermen inheemse diersoorten; - de kennelijk onverstoorbaarheid van verdachtes houding ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 2 tot en met 5. en anderzijds met: - De omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister nog niet eerder is veroordeeld; - De overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting; De economische politierechter zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de persoon van verdachte, onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komen. De economische politierechter overweegt daartoe dat verdachte in zijn hoedanigheid als jager een bijzondere verantwoordelijkheid draagt voor de natuur en verder geacht wordt de weidelijkheid van de jacht te respecteren. Met oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Bij de vaststelling van de geldboete heeft de eonomische politierechter rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte. Verdachte wordt door die vaststelling in diens inkomen en vermogen niet onevenredig getroffen. 11.3 Verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 vleesmes, dient te worden verbeurdverklaard. Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van dat voorwerp het feit is voorbereid; 11.4 Onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten: 1. 5 stuks Munitie BRENNEKE, Brenneke sauvestre Kaliber 16; 2. 5.stuks Munitie WAIDMAN'S HEIL, Waidman's heil Kaliber 16 lood; 3. 3 stuks Munitie WAIDMAN'S HEIL, Waidman's heil kaliber 16 (lege hulzen); 4. 2 stuks Munitie BRENNEKE, Brenneke Rottweil kaliber 16; 5. 26 stuks Munitie GAMEBORE, Gamebore Supersteel kaliber 16; 6. 1 plastic tas, 2 stuks gerookte bokking; 7. 1 Glas, Temik glazen pot met korrels; 8. 2 stuks Tas lege plastic zakken, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De voorwerpen genoemd onder 1 t/m 5 aan de verdachte toebehorende, voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl die voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf zijn aangetroffen De voorwerpen genoemd onder nummer 6, 7 en 8 zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met behulp van die voorwerpen de feiten zijn begaan; 11.5 Teruggave. De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geweer MERKEL 150941, kaliber 16, gelet op de bij zondere emotionele waarde voor verdachte, aan hem dient te worden teruggegeven. 11.6 De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel Ten aanzien van mevrouw [benadeelde partij 1]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [benadeelde partij 1] wonende te [adres benadeelde partij 1], een vordering benadeelde partij heeft ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit geleden materiële schade. [benadeelde partij 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 696,78 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Naar het oordeel van de politierechter is de vordering, die door verdachte onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de politierechter het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 696,78. De economische politierechter overweegt daarbij dat de aanschaf van een nieuwe hond van hetzelfde ras voor vergoeding in aanmerking komt, immers gelet op de verwevenheid van materiële en emotionele waarde van de geeuthaniseerde hond, is een dergelijke compensatie in dit geval alleszins redelijk. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De politierechter zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. De politierechter zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 697,78 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 13 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde partij 1], wonende te [adres benadeelde partij 1], zoals hierna in het dictum genoemd. Ten aanzien van mevrouw [benadeelde partij 2]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [benadeelde partij 2] wonende te [adres benadeelde partij 2], een vordering benadeelde partij heeft ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit geleden materiële schade. [benadeelde partij 2] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 63,77 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Naar het oordeel van de politierechter is de vordering, die door verdachte onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de politierechter het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 63,77. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De politierechter zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. De politierechter zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 63,77 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 dag, te betalen ten behoeve van [benadeelde partij 2] wonende te [adres benadeelde partij 2], zoals hierna in het dictum genoemd. 12. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 91, 350 Wet op de economische delicten art. 1a, 2, 6 Bestrijdingsmiddelenwet 1962 art. 2 (oud) Flora- en faunawet art. 9 BESLISSING De politierechter: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 weken; bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van € 2.100,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 42 dagen; Benadeelde partij [benadeelde partij 1]. Toewijzing van de vordering benadeelde partij van € 696,78 veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van € 696,78; Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 696,78 subsidiair 13 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1], wonende te [adres benadeelde partij 1], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 696,78 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Benadeelde partij [benadeelde partij 2]. Toewijzing van de vordering benadeelde partij van € 63,77; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [adres benadeelde partij 2], [adres benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van € 63,77; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 63,77 subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2], wonende te [adres benadeelde partij 2], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 63,77 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Vonnis gewezen door de politierechter mr. C.M.W. Nobis , in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechter voornoemd op 28 januari 2004.