Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2535

Datum uitspraak2004-01-23
Datum gepubliceerd2004-01-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 1743/02 Parkeerbelasting
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de omstandigheid dat belanghebbende met zijn auto stilstond kan worden aangemerkt als stilstaan ten behoeve van het onmiddellijk laden of lossen van zaken als bedoeld in artikel 225 van de Gemeentewet.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 1743/02 23 januari 2004 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (: de belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd afdeling Financiën van de gemeente Heerenveen (: de ambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaan-slag parkeerbelasting. 1. Het procesverloop 1.1. Aan belanghebbende is op 12 april 2002 een in de processtukken nader omschreven naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. 1.2. De ambtenaar heeft bij uitspraak van 14 augustus 2002 een tegen deze aanslag gericht bezwaarschrift van belanghebbende ongegrond verklaard. 1.3. Van deze uitspraak is belanghebbende bij een op 4 september 2002 bij het hof binnengekomen beroepschrift in beroep gekomen. 1.4. Het verweerschrift van de ambtenaar is op 26 november 2002 bij het hof binnengekomen. 1.5. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 1 december 2003, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de de gemachtigden van de heffingsambtenaar. De belanghebbende is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. 1.6. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. De feiten. 2.1. Op 12 april 2002 stond belanghebbende met zijn auto met draaiende motor stil op het Gashoudersplein te Heerenveen, alwaar tegen betaling mag worden geparkeerd. Zijn echtgenote was op dat tijdstip doende met de koop van een taart in een nabijgelegen bakkerswinkel. 2.2. Tijdens een parkeercontrole werd de belanghebbende door een parkeercontroleur aangesproken en in een tijdsbestek van tussen de 5 en 10 minuten tot driemaal toe gesommeerd een parkeerkaartje te kopen. De belanghebbende gaf hieraan geen gevolg, waarop hem een naheffingsaanslag werd opgelegd. Deze naheffingsaanslag kon niet aan de belanghebbende persoonlijk worden uitgereikt omdat de belanghebbende wegreed. 3. Het geschil. 3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de omstandigheid dat belanghebbende met zijn auto stilstond kan worden aangemerkt als stilstaan ten behoeve van het onmiddellijk laden of lossen van zaken als bedoeld in artikel 225 van de Gemeentewet. 3.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de ambtenaar ontkennend. 4. De ontvankelijkheid van het bezwaar. 4.1. De belanghebbende is weggereden voordat hem de naheffingsaanslag kon worden uitgereikt of aan de auto kon worden bevestigd. De aanslag is hem derhalve eerst bekend geworden bij de ontvangst van een duplicaat naheffingsaanslag. Onder die omstandigheden moet het bezwarschrift als tijdig ingediend worden aangemerkt. 5. Overwegingen omtrent het geschil. 5.1. Anders dan de belanghebbende betoogt kan uit de weergegeven feiten niet worden afgeleid dat de belanghebbende met zijn auto stilstond voor het onmiddellijk laden of lossen van zaken als bedoeld in artikel 225 van de Gemeentewet. Het wachten op zijn echtgenote, die bezig was als vermeld onder 2.1, kan niet als zodanig gelden. 5.2. De naheffingsaanslag is derhalve terecht aan de belanghebbende opgelegd. 5.3. Zulks brengt met zich mee dat het beroep ongegrond is. 6. De proceskosten. Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 7. De beslissing. Het hof: verklaart het beroep ongegrond; Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, plaatsvervangend lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 23 januari 2004 en door de voorzitter ondertekend, zijnde de griffier buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen. Op 28 januari 2004 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.