Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2546

Datum uitspraak2004-01-29
Datum gepubliceerd2004-01-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers171410/KG ZA 03-1228
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

De oprichter van een gerechtsdeurwaarders- en incassobureau treedt uit het bedrijf dat zijn naam draagt. Hij verkoopt zijn aandelen in het bedrijf aan zijn medevennoot. Laatstgenoemde vordert dat de oprichter zich houdt aan een concurrentiebeding. De rechter wijst dit toe en verbiedt de oprichter gerechtsdeurwaarderdiensten te verlenen onder een handelsnaam waarin zijn naam voorkomt. De overige vorderingen, die zich richten tegen de naam van het bedrijf van de zoon van de oprichter en tot naleving van een ander concurrentiebeding, worden afgewezen.


Uitspraak

zaak/rolnr. 171410 / KGZA 03-1228 ONNIS van de voorzieningenrechter in het kort geding van: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] GERECHTSDEURWAARDERS EN INCASSO'S B.V., gevestigd te Amersfoort, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LARIKS EXPLOITATIE B.V., gevestigd te Amersfoort, e i s e r e s s e n , procureur: mr. E.H. de Jonge-Wiemans, advocaten: mrs. J. Roest en N.A.J. Purcell, te Amsterdam, - t e g e n - 1a. ALBERTUS [B] (senior), wonende te Nijkerk, 1b. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A. [B] HOLDING B.V., gevestigd te Nijkerk, procureur: mr. J.D. van Vlastuin, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] [B] [VU] B.V., gevestigd te Amersfoort, 3a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KWISPEL HOLDING B.V., gevestigd te Nijkerk, 3b. ALBERTUS [B] (junior), wonende te Nijkerk, 4a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [JK] HOLDING B.V., gevestigd te Nijkerk, 4b. [JK], wonende te Nijkerk, 5a. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WILMA [VU] HOLDING B.V., gevestigd te Amersfoort, 5b. WILHELMINA [VU], wonende te Amersfoort, procureur: mr. A. Klaassen, g e d a a g d e n. 1. Het verloop van de procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken en proceshandelingen: - dagvaarding d.d. 24 december 2003, waarvan een copie aan dit vonnis is gehecht; - mondelinge behandeling op 16 januari 2004; - pleitnota's en producties van beide partijen. 1.2. Partijen hebben vonnis gevraagd. 2. De feiten 2.1. A. [B] senior (gedaagde sub 1a) heeft zich in 1982 als gerechtsdeurwaarder te Amersfoort gevestigd en is daar onder zijn familienaam een onderneming begonnen op het gebied van gerechtsdeurwaarder- en incassodiensten. In 1983 is A.D. [V]) bij [B] sr. in dienst getreden. Vanaf 1985 zijn in het Handelsregister de namen "Juridisch Advies- en Incassobureau [B]" en "[B] Incasso's" als handelsnamen voor deze onderneming ingeschreven. 2.2. [B] sr heeft zijn onderneming op 23 maart 1993 ondergebracht in een besloten vennootschap, genaamd A. [B] B.V. Deze naam is tevens als handelsnaam voor deze onderneming ingeschreven. 2.3. Op 31 mei 1995 is de besloten vennootschap Gerechtsdeurwaarderskantoor A. [B] B.V. opgericht door A. [B] B.V. en A.D. [V] Holding B.V., onder inbreng van respectievelijk de gerechtsdeurwaarders- en incassopraktijk van A. [B] B.V. en de incassopraktijk van A.D. [V]. 2.4. Gerechtsdeurwaarderskantoor A. [B] B.V. is op 9 februari 1996 een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar aangegaan met VU (gedaagde sub 5b). De overeenkomst is schriftelijk vastgelegd en vermeldt als taak/functieomschrijving: "administratief c.q. inkassomedewerkster". Voorts bevat de overeenkomst een concurrentiebeding, inhoudende - samengevat - dat het [VU] niet is toegestaan om binnen een jaar na beëindiging van de overeenkomst in dienst te treden bij een deurwaarder of een incassobureau te Amersfoort danwel binnen een straal van 50 kilometer van een van de vestigingen van werkgeefster en dat het [VU] ook niet is toegestaan zonder schriftelijke toestemming van werkgeefster werkzaam te zijn voor of ten behoeve van voormalige en bestaande cliënten van werkgeefster, onder verbeurte van een boete van ƒ 1.000,- per dag dat [VU] deze verboden overtreedt. 2.5. Op 29 mei 1997 is de statutaire naam van A. [B] B.V. gewijzigd in A. [B] Holding B.V. (gedaagde sub 1b., hierna ook: [B] Holding) en is de statutaire naam en de geregistreerde handelsnaam van Gerechtsdeurwaarderskantoor A. [B] B.V. gewijzigd in [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V. 2.6. Op 30 november 1999 is de statutaire naam van [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V. gewijzigd in Exploitatiemaatschappij Regentesse B.V., welke vennootschap een nieuwe vennootschap heeft opgericht met de statutaire naam [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V., onder inbreng van haar onder deze naam gedreven deurwaarderspraktijk. 2.7. Op 23 december 1999 is opgericht de vennootschap [B] cs Incasso's B.V. door onder meer Exploitatiemaatschappij Regentesse BV, onder inbreng van de activa en passiva van de door laatstgenoemde vennootschap gedreven incassopraktijk. 2.8. Op 31 december 2001 heeft [B] Holding bij akte verkoop en levering van aandelen de helft van de aandelen in Exploitatiemaatschappij Regentesse BV verkocht en geleverd aan Lariks Exploitatie BV (eiseres sub 2, hierna ook: Lariks), die blijkens de akte houder is van de overige aandelen, voor een prijs van ƒ 6.460.000,-. Artikel 4 van de akte bepaalt dat de koper niet is verplicht tot wijziging van de handelsnaam en/of statutaire naam van de vennootschap. In de akte is voorts onder meer het volgende opgenomen: "Standplaats De heer Albertus [B] (…) zal gedurende de hiervoor vermelde drie jaar, waarin hij adviseursbeloning ontvangt, zijn standplaats aanhouden en ter beschikking houden van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V., gevestigd te Amersfoort, danwel haar rechtsopvolgers. Anti-concurrentiebeding De heer Albertus [B] (…) danwel (…) "A. [B] Holding B.V." zullen niet, gedurende de hiervoor vermelde drie jaar, (…) hetzij direct, hetzij indirect, alsook financieel, in welke vorm dan ook concurrerende activiteiten aangaan ten opzichte van (…) "Exploitatiemaatschappij Regentesse B.V." en/of (…) "[B] cs Incasso's B.V." en/of " [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V.", dan met schriftelijke toestemming van koper. Huidige activiteiten die reeds worden ontplooid en die alle partijen genoegzaam bekend zijn vallen hier buiten. Wel is het hem toegestaan veilingen te organiseren en/of bij te zitten als toezichthouder en de partijen genoegzaam bekende werkzaamheden als Gerechtsdeurwaarder te verrichten ten behoeve van het product Constat." 2.9. Op 16 december 2002 hebben [B] Holding, [B] sr., Exploitatiemaatschappij Regentesse BV, A.D. [V] Holding BV, Exploitatiemaatschappij 't Spui BV, Pactoring Europe BV en Bach BV een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer het volgende is opgenomen: "5.1 De heer [B] zal zijn standplaats als gerechtsdeurwaarder te Amersfoort voor de thans lopende toevoeging ter beschikking blijven stellen ten behoeve van [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V. te Amersfoort tot 31 december 2004 (…) 8.1 Door ondertekening van deze Overeenkomst vervallen alle eerder tussen partijen gemaakte onderlinge en schriftelijke afspraken over de onderwerpen geregeld in deze Overeenkomst en treedt deze Overeenkomst in de plaats hiervan." 2.10. Lariks heeft op 18 juni 2003 bij het Benelux Merkenbureau het woordmerk "[B]" gedeponeerd voor onder meer diensten van incassobureau's en juridische diensten. 2.11. Op 31 juli 2003 heeft bij akte een juridische fusie plaatsgevonden tussen Exploitatiemaatschappij Regentesse BV, [B] cs Incasso's BV en [B] cs Gerechtsdeurwaarders BV en is de statutaire naam van de vennootschap gewijzigd in [B] Gerechtsdeurwaarders & Incasso's BV (eiseres sub 1). De akte vermeldt dat alle aandelen van deze vennootschap berusten bij Lariks. 2.12. Op 14 oktober 2003 is opgericht de vennootschap [B] [B] [VU] B.V. (gedaagde sub 2, hierna ook: BBU). Oprichters zijn Kwispel Holding B.V. (gedaagde sub 3a), Jessica Kroon Holding B.V. (gedaagde sub 4a) en Wilma van Unen Holding B.V. (gedaagde sub 5a). 2.13. Op 2 december 2003 heeft [B] sr. bij het kantongerecht te Amersfoort een verzoekschrift ingediend, gericht tegen Lariks, [B] Incasso BV en [B] Gerechtsdeurwaarders BV, strekkende tot veroordeling van deze vennootschappen hun handelsnaam zodanig te veranderen dat daarin de naam [B] niet langer zonder toevoeging cs voorkomt, op straffe van verbeurte van een dwangsom. In dit verzoekschrift heeft [B] sr. onder meer het volgende gesteld: " 11. Omdat [B] steeds vaker verzoeken ontvangt tot het verrichten van ambtelijke werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder, heeft hij besloten om deze werkzaamheden vanaf 2004 te verrichten vanuit een te openen kantoor in Amersfoort. 12. De zoon van [B] start per 1 januari 2004 met twee partners een incassobureau in Amersfoort. [B] jr. en zijn partners hebben aangekondigd dat zij alle ambtelijke deurwaarderswerkzaamheden zullen laten verrichten door [B]." 2.14. BBU heeft meermalen geadverteerd onder de naam "BBU Incasso's". Laatstgenoemde naam staat in grote letters vermeld in de kop van het briefpapier van BBU. Onderaan dit briefpapier staat in kleine letters afgedrukt de mededeling: "BBU Incasso's bv is de handelsnaam van [B], [B] [VU] bv." 3. De vordering en het verweer 3.1. Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vordering, die uit meerdere onderdelen bestaat, wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding. In de kern komt de vordering neer op het volgende: Eiseressen vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis: - gedaagden te verbieden om in de arrondissementen Utrecht of Amsterdam gerechtsdeurwaarders- en/of incassodiensten te verrichten onder een handelsnaam waarvan het element "[B]" deel uitmaakt, op straffe van verbeurte van een dwangsom; - [B] sr. en [B] Holding te verbieden in strijd te handelen met het in de onder 2.8. genoemde akte opgenomen concurrentiebeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en te veroordelen de reeds in strijd daarmee verrichte handelingen ongedaan te maken; - [B] sr. te verbieden in strijd te handelen met het in de onder 2.8. genoemde akte opgenomen standplaatsbeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom; - [VU] te verbieden in strijd te handelen met het in de onder 2.4. genoemde arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en te veroordelen tot betaling van EUR 454,- per dag vanaf 14 oktober 2003 wegens overtreding van dit concurrentiebeding; met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure. Ter zitting hebben eiseressen nog een subsidiaire vordering toegevoegd aan hetgeen in het petitum van de dagvaarding onder 8. en 9. is gevorderd, welke subsidiaire vordering slechts in zoverre van het onder 8. en 9. thans primair gevorderde verschilt, dat de daarin genoemde data 14 oktober 2003 en 14 oktober 2004 zijn gewijzigd in 1 januari 2004, respectievelijk 1 januari 2005. 3.2. De stellingen van eiseressen en het verweer van gedaagden komen in het hierna volgende voor zover nodig aan de orde. 4. De beoordeling De handelsnaam 4.1. Eiseressen stellen zich op het standpunt dat gevaar bestaat dat [B] sr., al dan niet met behulp van [B] Holding, en/of BBU te Amersfoort gerechtsdeurwaarders-, respectievelijk incassodiensten gaan verlenen met gebruikmaking van een handelsnaam waarvan het element [B] deel uitmaakt, waarmee zij inbreuk zullen maken op de oudere handelsnaamrechten van [B] Gerechtsdeurwaarders en Incasso's B.V. en de merkrechten van Lariks. 4.2. Gedaagden betwisten dat [B] Gerechtsdeurwaarders en Incasso's B.V. oudere rechten bezit op de handelsnaam [B]. De oudste rechten op deze handelsnaam komen volgens gedaagden toe aan [B] sr., althans aan [B] Holding. Gedaagden betwisten op deze grond tevens dat Lariks zich kan beroepen op het door haar ingeschreven woordmerk [B]. 4.3. Uit de vaststaande feiten valt het volgende op te maken. [B] sr. heeft voor zijn aanvankelijk als eenmanszaak gevoerde onderneming voor het eerst gebruik gemaakt van een handelsnaam met als kenmerkend element "[B]". Deze onderneming en het gebruik van een dergelijke handelsnaam is vervolgens voortgezet door achtereenvolgens de besloten vennootschappen A. [B] B.V. (opgericht in 1993), Gerechtsdeurwaarderskantoor A. [B] B.V. (opgericht in 1995, vanaf 1997 genaamd [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V.) [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V. en [B] cs Incasso's B.V. (beide opgericht in 1999) en [B] Gerechtsdeurwaarders & Incasso's B.V. (door juridische fusie ontstaan in 2003). Het moet er daarom voor worden gehouden dat laatstgenoemde vennootschap gerechtigd is een onderneming te drijven onder een handelsnaam met als kenmerkend element "[B]". [B] sr. heeft dit recht verloren toen hij zijn onderneming inbracht in de besloten vennootschap A. [B] B.V. met gelijkluidende handelsnaam. De enkele omstandigheid dat het kenmerkende element van de handelsnaam overeenkomt met zijn familienaam, doet daar niet aan af. A. [B] B.V. heeft het recht op het voeren van de betreffende handelsnaam op haar beurt verloren toen zij haar onderneming in 1995 heeft ingebracht in de vennootschap Gerechtsdeurwaarderskantoor A. [B] B.V. met gelijkluidende handelsnaam. Anders dan gedaagden aanvoeren, kan daarom door de statutaire wijziging van de naam A. [B] B.V. in de naam A. [B] Holding B.V. in 1997 dit recht niet in handen van [B] Holding zijn gekomen. Het onder 4.2. genoemde verweer van gedaagden wordt op deze gronden verworpen. 4.4. Het door [B] sr. voorts gevoerde verweer, dat artikel 12 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders impliceert dat hij als gerechtsdeurwaarder gehouden is te handelen onder zijn naam, kan hem niet baten. Nog daargelaten of deze stelling juist is en of [B] sr. daardoor feitelijk in de uitoefening van zijn ambt wordt belemmerd, moet een eventueel daardoor veroorzaakte belemmering naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor risico van [B] sr. blijven, nu [B] sr. door de inbreng van zijn onderneming in een vennootschap zelf aan zijn verlies van het recht op de betreffende handelsnaam heeft meegewerkt. 4.5. [B] sr. heeft nog aangevoerd dat het voeren van de eigen achternaam door een gerechtsdeurwaarder niet kan worden beschouwd als het voeren van een handelsnaam, omdat dit de uitoefening van een openbaar ambt betreft en niet het drijven van een onderneming in de zin van artikel 1 van de Handelsnaamwet (HNW). In aansluiting op de jurisprudentie hanteert de voorzieningenrechter het uitgangspunt dat in beginsel sprake is van het drijven van een onderneming in de zin van artikel 1 HNW indien in georganiseerd verband het oogmerk om materieel voordeel te behalen aanwezig is. Ofschoon daarvan bij het verlenen van gerechtsdeurwaardersdiensten niet noodzakelijkerwijs sprake hoeft te zijn, sluit de aard van deze diensten naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet uit dat sprake kan zijn van het drijven van een onderneming in vorenbedoelde zin. Het standpunt van [B] sr. kan dan ook in zijn algemeenheid niet worden gevolgd. 4.6. Gelet op de onder 2.13. weergegeven verklaringen van [B] sr. in zijn verzoekschrift aan de kantonrechter acht de voorzieningenrechter een reële kans aanwezig dat [B] sr. met BBU zal afspreken dat hij alle gerechtsdeurwaardersdiensten zal verrichten die uit de incassopraktijk van BBU zullen voortvloeien. Ter zitting heeft de raadsman van [B] sr. en [B] Holding weliswaar verklaard dat de in genoemd verzoekschrift gemelde plannen inmiddels zijn gewijzigd, doch deze mededeling is onvoldoende om de voorzieningenrechter tot een ander oordeel te brengen. Indien in dat geval sprake is van een zodanig samenwerkingsverband tussen [B] sr. en BBU, dat een georganiseerd verband en een oogmerk om financieel voordeel te behalen als hiervoor bedoeld aanwezig moet worden geacht, hetgeen volgens de voorzieningenrechter niet onaannemelijk is, is daarmee sprake van een onderneming in de zin van artikel 1 HNW. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat van de zijde van [B] sr. is verklaard dat hij voornemens is regelmatig gerechtsdeurwaardersdiensten te verlenen voortvloeiend uit het door hem zelf ontwikkeld ICT-product Constat. De voorzieningenrechter acht daardoor een reële kans aanwezig dat de verlening van gerechtsdeurwaardersdiensten door [B] sr. zozeer zullen samengaan met commerciële activiteiten met betrekking tot het product Constat, dat ook daardoor al sprake zal zijn van een onderneming in vorenbedoelde zin. 4.7. Voorts valt te duchten, op grond van de verklaringen van [B] sr. in voormeld verzoekschrift en het standpunt van [B] sr. ten aanzien van zijn recht op het gebruik van de handelsnaam [B], dat hij deze onderneming net als [B] Gerechtsdeurwaarders en Incasso's B.V. zal voeren vanuit een kantoor te Amersfoort en onder een naam met als kenmerkend element "[B]". Aangezien de aard van de werkzaamheden van deze onderneming vergelijkbaar is met die van de werkzaamheden van [B] Gerechtsdeurwaarders en Incasso's B.V., zal hierdoor bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen kunnen ontstaan. Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat gevaar bestaat dat [B] sr., al dan niet met behulp van [B] Holding, inbreuk zal maken op het handelsnaamrecht van [B] Gerechtsdeurwaarders en Incasso's B.V., zodat voor toewijzing van het gevorderde verbod voldoende belang aanwezig is. Het onder 1. van het petitum van eiseressen gevorderde verbod zal op voormelde gronden jegens [B] sr. en jegens [B] Holding worden toegewezen. 4.8. Eiseressen vorderen onder 2. van het petitum [B] sr. en [B] Holding hoofdelijk te veroordelen tot verbeurte van een dwangsom van EUR 2.162.247,- in geval in strijd met het hiervoor bedoelde verbod wordt gehandeld. De voorzieningenrechter acht de vordering tot verbeurte van een dwangsom toewijsbaar, met dien verstande dat de dwangsom wordt gematigd tot EUR 150.000,-. 4.9. Met de door BBU gevoerde handelsnaam "BBU Incasso's " wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen inbreuk gemaakt op het handelsnaamrecht of het merkrecht van eiseressen, aangezien het kenmerkende element "[B]" daarin niet voorkomt en de gevoerde naam daarvan in zodanige mate afwijkt, dat niet valt te verwachten dat hierdoor bij het publiek verwarring ontstaat. 4.10. Eiseressen stellen terecht dat BBU moet worden geacht haar onderneming ook onder haar statutaire naam te drijven, aangezien een vennootschap ingevolge artikel 2:186 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gehouden is haar statutaire naam te vermelden in alle geschriften, gedrukte stukken en aankondigingen, waarin zij partij is of die van haar uitgaan, met uitzondering van telegrammen en reclames. Gelet echter op de wijze waarop BBU zich in haar briefpapier presenteert, waarbij haar statutaire naam onderaan en in kleine letters staat afgedrukt, en nu niet is gesteld of gebleken dat BBU haar statutaire naam ook in reclame-uitingen noemt, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te duchten dat hierdoor bij het publiek verwarring ontstaat tussen [B] Gerechtsdeurwaarders en Incasso's B.V. en BBU. De voorzieningenrechter acht derhalve onvoldoende belang aanwezig voor toewijzing van het onder 1. van het petitum gevorderde verbod jegens BBU. 4.11. Nu niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat van de overige gedaagden schending van de handelsnaam en van het merkrecht te duchten valt, komt het onder 1. van het petitum gevorderde verbod jegens de overige gedaagden wegens gebrek aan belang niet voor toewijzing in aanmerking. 4.12. De gestelde inbreuk op het merkenrecht van Lariks kan gelet op het voorgaande verder onbesproken blijven, aangezien dit niet tot een ander oordeel over het gevorderde kan leiden. Concurrentiebeding [B] sr. en [B] Holding 4.13. Eiseressen vorderen, kort samengevat, [B] sr. en [B] Holding te verbieden in strijd met het onder 2.8. genoemde concurrentiebeding te handelen, onder verbeurte van een dwangsom, en voorts ongedaanmaking van de reeds in strijd met dit beding verrichte handelingen. Ten verwere beroepen gedaagden zich op de in dit beding opgenomen uitzonderingsclausule, luidende: "Huidige activiteiten die reeds worden ontplooid en die alle partijen genoegzaam bekend zijn vallen hier buiten. Wel is het hem toegestaan veilingen te organiseren en/of bij te zitten als toezichthouder en de partijen genoegzaam bekende werkzaamheden als Gerechtsdeurwaarder te verrichten ten behoeve van het product Constat." Partijen zijn verdeeld over de reikwijdte van deze uitzondering. De voorzieningenrechter overweegt dat het bij de uitleg van een zodanig beding volgens vaste jurisprudentie aankomt op de zin die partijen daaraan over en weer in het licht van de omstandigheden mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien over en weer van elkaar mochten verwachten. [B] sr. stelt zich op het standpunt dat aangezien hij ten tijde van de totstandkoming van deze overeenkomst gerechtsdeurwaardersdiensten verleende, de betreffende uitzondering op het concurrentiebeding voor alle gerechtsdeurwaardersactiviteiten geldt. Deze uitleg kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid niet worden gevolgd, aangezien daardoor het concurrentiebeding haar betekenis goeddeels zou verliezen en geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan [B] sr. het concurrentiebeding zo beperkt mocht opvatten. [B] sr. heeft in dit verband aangevoerd dat hij als gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet te allen tijde verplicht is in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat deze verplichting er echter niet aan in de weg dat [B] sr. kan afzien van activiteiten die gericht zijn op het concurreren met de in het concurrentiebeding genoemde vennootschappen, zoals het door middel van reclame of anderszins bevorderen van het krijgen van verzoeken tot het verrichten van ambtshandelingen, en daarmee kan voldoen aan het concurrentiebeding. De voorzieningenrechter houdt het er derhalve voor dat, zoals eiseressen stellen, de in het concurrentiebeding opgenomen uitzondering alleen betrekking heeft op de activiteiten die worden genoemd in de tweede zin van het hiervoor geciteerde onderdeel van het beding. 4.14. Eiseressen stellen dat [B] sr. danwel [B] Holding reeds in strijd met het concurrentiebeding hebben gehandeld door BBU direct danwel indirect te financieren. Gedaagden betwisten dit. Het enkele feit dat [B] Holding eigenaar is van het door BBU gehuurde bedrijfspand, zoals eiseressen bij pleidooi hebben aangevoerd, biedt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende steun voor deze stelling. Nu verder geen concrete aanwijzingen voor de gestelde financiering zijn gebleken, oordeelt de voorzieningenrechter dat deze financiering niet aannemelijk is geworden, zodat de daarop gebaseerde vordering van eiseressen tot onder meer ongedaanmaking van deze financiering, genoemd onder 5. van hun petitum, wordt afgewezen. 4.15. Op dezelfde gronden als genoemd onder 4.6 acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat toekomstige schending van het concurrentiebeding door [B] sr., danwel door [B] Holding, valt te duchten, zodat voldoende belang bestaat het door eiseressen onder 4. van hun petitum gevorderde verbod daartoe jegens [B] sr. en jegens [B] Holding toe te wijzen zoals gevorderd. 4.16. Eiseressen vorderen onder 7. van hun petitum hoofdelijke veroordeling van [B] sr. en [B] Holding tot verbeurte van een dwangsom van EUR 2.162.247 ingeval het hiervoor genoemde verbod wordt overtreden. De voorzieningenrechter acht deze vordering toewijsbaar, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van EUR 150.000,-. Standplaatsbeding 4.17. De voorzieningenrechter maakt uit de standpunten van zowel eiseressen als gedaagden op, dat het onder 2.8. genoemde standplaatsbeding betrekking heeft op de bevoegdheid van een gerechtsdeurwaarder om maximaal twee kandidaat-gerechtsdeurwaarders onder zijn verantwoordelijkheid te laten werken en dat dit beding de strekking heeft dat [B] sr. gedurende de overeengekomen periode verplicht is het bij zijn standplaats behorende recht tot toevoeging van twee kandidaat-gerechtsdeurwaarders ter beschikking van [B] cs Gerechtsdeurwaarders B.V., danwel haar rechtsopvolgers, te houden. [B] sr. heeft aangevoerd dat bij de onder 2.9. genoemde vaststellingsovereenkomst van latere datum de gehoudenheid van [B] sr. is beperkt tot het beschikbaar houden van het recht op toevoeging van één kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [B] sr. onvoldoende gemotiveerd betwist dat de thans geldende afspraak tussen Lariks en [B] sr. betrekking heeft op het recht van toevoeging van twee kandidaat-gerechtsdeurwaarders, zoals eiseressen stellen. De enkele verwijzing naar de tekst van de vaststellingsovereenkomst is daartoe onvoldoende. Nog daargelaten of Lariks aan deze vaststellingsovereenkomst gebonden kan worden geacht, nu zij daarin niet als partij wordt genoemd, zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan [B] sr. in redelijkheid mocht begrijpen dat de strekking van de voornoemde afspraak op dit punt werd gewijzigd, temeer nu de raadsvrouw van eiseressen ter zitting onweersproken heeft gesteld dat het aantal beschikbaar te houden plaatsen voor kandidaats-gerechtsdeurwaarders bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst geen onderwerp van gesprek tussen partijen is geweest. 4.18. Op grond van hetgeen onder 4.6 is overwogen acht de voorzieningenrechter tevens voldoende belang aanwezig om het onder 6. van het petitum gevorderde verbod op schending van het standplaatsbeding jegens [B] sr. toe te wijzen. 4.19. Eiseressen vorderen onder 7. van hun petitum veroordeling van [B] sr. tot verbeurte van een dwangsom van EUR 2.162.247 in geval hij het hiervoor genoemde verbod overtreedt. De voorzieningenrechter acht deze vordering toewijsbaar, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van EUR 150.000,-. Concurrentiebeding [VU] 4.20. Eiseressen stellen dat [VU] in strijd handelt met het onder 2.4. genoemde concurrentiebeding en vorderen op deze grond betaling van de bedongen boete alsmede het opleggen van een verbod tot verdere overtreding van dit beding, onder verbeurte van een dwangsom. [VU] betwist onder meer dat het aan deze vorderingen ten grondslag liggende concurrentiebeding nog gelding heeft. 4.21. Ingevolge art. 7:653 lid 1 BW is een concurrentiebeding slechts geldig indien deze schriftelijk is vastgelegd. Volgens vaste jurisprudentie dient een concurrentiebeding opnieuw schriftelijk te worden vastgelegd indien gedurende het dienstverband een zodanige functiewijziging heeft plaatsgevonden dat het concurrentiebeding zwaarder op de werknemer is gaan drukken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiervan in dit geval sprake, nu uit de arbeidsovereenkomst valt op te maken dat [VU] in dienst is getreden als administratief medewerkster en ter zitting onweersproken van de zijde van [VU] is aangevoerd dat zij een het einde van het dienstverband zelfstandig als groepshoofd werkzaam was. Eiseressen hebben nog aangevoerd dat aan het vereiste van schriftelijkheid is voldaan, nu in de stageovereenkomst aan het concurrentiebeding is gerefereerd, zodat [VU] door ondertekening van deze overeenkomst moet worden geacht zich opnieuw schriftelijk aan het concurrentiebeding te hebben gebonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter biedt de inhoud van deze stage-overeenkomst, die ter zitting is getoond, echter onvoldoende steun voor dit standpunt, zodat dit wordt verworpen. Aangezien niet aan de voornoemde eis van schriftelijkheid is voldaan, komt aan eiseressen geen beroep op het concurrentiebeding toe, zodat de daarop gebaseerde vorderingen, genoemd onder 8 tot en met 11 van het petitum van eiseressen, inclusief de ter zitting toegevoegde subsidiaire vordering, alle worden afgewezen. 4.22. Aangezien [B] sr. en [B] Holding in de tegen hen ingestelde vorderingen in overwegende mate in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding [B] sr. en [B] Holding te veroordelen in de aan de zijde van eiseressen gevallen kosten van dit geding. Nu de overige gedaagden (sub 2 tot en met 5b) in de tegen hen ingestelde vorderingen in het gelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding eiseressen te veroordelen in de kosten van het geding die aan de zijde van deze overige gedaagden zijn gevallen. 5. De beslissing De voorzieningenrechter: 5.1. verbiedt [B] sr. en [B] Holding hetzij direct, hetzij indirect, in de arrondissementen Utrecht en Amsterdam gerechtsdeurwaarders- en/of incassodiensten te verrichten onder een handelsnaam waarvan het element "[B]" deel uitmaakt; 5.2. bepaalt dat [B] sr. en [B] Holding, in geval na betekening van dit vonnis het onder 5.1. van dit vonnis genoemde verbod wordt overtreden, hoofdelijk een dwangsom verbeuren van EUR 150.000,-; 5.3. verbiedt [B] sr. en [B] Holding vóór 1 januari 2005 in welke vorm dan ook (hetzij direct, hetzij indirect, hetzij financieel) ten opzichte van [B] Gerechtsdeurwaarders en Incasso's B.V. concurrerende activiteiten aan te gaan zonder schriftelijke toestemming van Lariks, behoudens voor zover het gaat om de in de onder 2.8. van dit vonnis genoemde akte onder het vette kopje "anti-concurrentiebeding" genoemde huidige activiteiten die alle partijen genoegzaam bekend zijn, het organiseren van veilingen, het bijzitten als toezichthouder en de partijen genoegzaam bekende werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder ten behoeve van het product Constat; 5.4. bepaalt dat [B] sr. en [B] Holding, in geval na betekening van dit vonnis het onder 5.3. van dit vonnis genoemde verbod wordt overtreden, hoofdelijk een dwangsom verbeuren van EUR 150.000,-; 5.5. verbiedt [B] sr. vóór 1 januari 2005 anders dan op verzoek van eiseressen, één of meer kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan te wijzen als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder; 5.6. bepaalt dat [B] sr., in geval hij na betekening van dit vonnis het onder 5.5. van dit vonnis genoemde verbod overtreedt, een dwangsom verbeurt van EUR 150.000,-; 5.7. veroordeelt [B] sr. en [B] Holding hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van eiseressen gevallen, tot op heden begroot op EUR 205,- aan verschotten en op EUR 703,- aan salaris; 5.8. veroordeelt eiseressen hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van gedaagden sub 2 tot en met 5b gevallen, tot op heden begroot op EUR 205,- aan verschotten en op EUR 703,- aan salaris; 5.9. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; 5.10 wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer en uitgesproken in het openbaar op donderdag 29 januari 2004.