
Jurisprudentie
AO2583
Datum uitspraak2004-01-28
Datum gepubliceerd2004-01-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers84485 / HA ZA 03-565
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers84485 / HA ZA 03-565
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewijslastverdeling bij gestelde schenking na eerder verstrekte lening.
Uitspraak
ACRECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 28 januari 2004
Zaaknummer : 84485 / HA ZA 03-565
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. W.A.M. Maatman-Abarbanel;
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. P.M.G. Lardinois.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, [T. ], heeft gedaagde, [V. ], gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Op de eerstdienende dag heeft [Eiseres] bij akte producties in het geding gebracht. [Gedaagde] heeft daarna onder het overleggen van een productie geantwoord.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
[Eiseres] stelt dat zij in oktober 2002 aan [Gedaagde] een lening heeft verstrekt groot € 6.806,70. Ten tijde daarvan was zij ernstig ziek. Zij heeft twee operaties dienen te ondergaan waarbij haar blaas werd verwijderd en een stoma werd aangelegd. Enige dagen nadat zij het ziekenhuis had verlaten overleed plotseling haar partner. Tengevolge van problemen die rezen tussen haar en de erfgenamen van haar overleden partner heeft zij de door haar bewoonde woning, die eigendom was van haar overleden partner, dienen te verlaten en is zij in een opvanghuis terecht gekomen.
Bij het verstrekken van de hiervoor bedoelde lening werd geen terugbetalingsregeling afgesproken. Toen zij [Gedaagde] verzocht om over te gaan tot terugbetaling van de lening weigerde deze dit stellende dat [Eiseres] hem inmiddels terugbetaling van de lening had kwijtgescholden en deze lening derhalve heeft omgezet in een - door hem aanvaarde - schenking. De door [Gedaagde] gestelde schenking wordt door [Eiseres] ontkend stellende dat zij geen enkele grond had om haar gehele vermogen aan [Gedaagde] te schenken, dat zij door de erfgenamen van haar overleden partner hevig onder druk is gezet en daarbij ziek en wanhopig was.
De vordering
[Eiseres] heeft op grond van het vorenstaande gevorderd, om bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. indien de rechtbank oordeelt dat een schenking heeft plaatsgevonden deze te vernietigen op grond van misbruik van omstandigheden;
b. [Gedaagde] te veroordelen aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 6.806,70, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2003 tot aan de dag van volledige betaling alsmede met buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 642,60;
het een en ander met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van de procedure.
Het verweer
De vordering wordt door [Gedaagde] weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord en het proces-verbaal van de comparitie na antwoord.
3. De beoordeling
Tussen partijen staat het volgende vast.
In oktober 2002 heeft [Eiseres] aan [Gedaagde] - ten titel van lening - een bedrag ter beschikking gesteld van € 6.806,70. In de tijd daaraan voorafgaande, tijdens en ook daarna is [Eiseres] ernstig ziek. Zij heeft tot tweemaal een operatie dienen te ondergaan waarbij, tengevolge van een aanwezige tumor, haar blaas werd verwijderd en een stoma werd aangelegd. Tevens overleed, korte tijd nadat zij in verband met het voorgaande het ziekenhuis had verlaten, plotseling haar partner. [Gedaagde] had voor het overlijden van zijn vader dagelijks contact met [Eiseres] en was - al langere tijd - bekend met de bij haar bestaande lichamelijke klachten.
[Gedaagde] weigert de terugbetaling van het door hem van [Eiseres] geleende bedrag stellende dat kwijtschelding van de door haar aan hem verstrekte lening heeft plaatsgevonden. Dit wordt door [Eiseres] gemotiveerd betwist. Daarnaast stelt [Eiseres], verwijzende naar haar afhankelijkheidssituatie, dat indien er al sprake zou zijn van een (latere) schenking zij deze heeft verricht onder invloed van misbruik van omstandigheden.
Op grond van het vorenstaande, (de ratio van) het arrest van de Hoge Raad van 13 februari 1981, NJ 1981, 417, artikel 7:176 van het Burgerlijk Wetboek en het uitdrukkelijkk bewijsaanbod van [Gedaagde], zal de rechtbank hem toelaten om door alle middelen rechtens, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen zoals in het dictum van dit vonnis nader zal worden bepaald.
In afwachting van deze bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
4. De beslissing
De rechtbank:
laat [Gedaagde] toe om door alle middelen rechtens, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen dat:
a. [Eiseres] hem, [Gedaagde], de terugbetaling van de door haar eerder aan hem verstrekte lening heeft kwijtgescholden en dusdoende het bedrag van € 6.806,70 aan hem heeft geschonken;
b. Indien er inderdaad sprake is geweest van een (latere) schenking van bedoeld bedrag, deze schenking niet tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechtbank zal worden bepaald, nadat [Gedaagde] bij akte heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen;
verwijst de zaak naar de rol van 18 februari 2004 voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van [Gedaagde], alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Laumen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.