Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2848

Datum uitspraak2004-01-26
Datum gepubliceerd2004-02-04
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
ZittingsplaatsMiddelburg
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 04/1260, 04/1259
Statusgepubliceerd


Indicatie

AC-procedure / 48-uurstermijn / identiteitsonderzoek. Het raadplegen van het NRI-register betreft een niet in artikel 3:109 Vb 2000 voorziene handeling en betreft niet een louter beheersmatige activiteit. Het gaat hier om onderzoeksactiviteiten in de vorm van het vergelijken van de bij de asielzoeker afgenomen vingerafdrukken met de vingerafdrukken uit een elektronisch gegevensbestand, waarbij signalering in dit register rechtstreeks in verband staat met een of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 30 Vw 2000 en 31, tweede lid, Vw 2000. Nu het onderzoek reeds is aangevangen met het raadplegen van het NRI-register, heeft verweerder niet binnen 48-procesuren beslist. Beroep gegrond, afwijzing verzoek.


Uitspraak

Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudig nevenzittingsplaats Middelburg __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:81 en 8:86 Algemene wet bestuursrecht __________________________________________________ Reg.nr : AWB 04/1260 en 04/1259 Inzake : A, verzoeker, gemachtigde, mr. A.J.J. Fraanje, advocaat te Dordrecht, tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. S.A. Ganpat, medewerkster bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. I. Procesverloop 1. Verzoeker stelt te zijn geboren op [...] 1988 en de Chinese nationaliteit te bezitten. Hij verblijft naar eigen zeggen sedert 16 december 2003 als vreemdeling in de zin van de vreemdelingenwetgeving in Nederland. Op 6 januari 2004 heeft hij onderhavige aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend. Verweerder heeft op 8 januari 2004 verzoeker schriftelijk mededeling gedaan van het voornemen de aanvraag af te wijzen. Verzoeker heeft zijn zienswijze op deze mededeling schriftelijk naar voren gebracht. Bij besluit van 9 januari 2004 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker afgewezen en verzoeker aangezegd Nederland onmiddellijk te verlaten. 2. Op 9 januari 2004 heeft verzoeker tegen dit besluit beroep (geregistreerd onder nummer AWB 04/1259) ingesteld. Tevens is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting achterwege te laten, totdat op het beroep is beslist. 3. De openbare behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden op 22 januari 2004. Verzoeker is niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. II. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ingevolge artikel 8:86 Awb kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder f van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) wordt onder proces-uren verstaan de uren die voor het onderzoek naar de aanvraag in het aanmeldcentrum beschikbaar zijn, waarbij de uren van 22:00 tot 8:00 niet meetellen. Ingevolge artikel 3:109 Vb 2000 worden van de vreemdeling die te kennen geeft de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, in te willen dienen, identificatiefoto’s vervaardigd en wordt een dactyloscopisch signalement opgemaakt. Voor het aanmeldcentrum Rijsbergen geldt volgens paragraaf C3/12.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) dat de 48-uurstermijn aanvangt op het moment waarop de Vreemdelingendienst begint met het onderzoek naar de identiteit, nationaliteit en de reisroute van de asielzoeker. In paragraaf C3/12.2.1 van de Vc 2000 is vermeld dat indien een vreemdeling bij de vreemdelingendienst in een aanmeldcentrum te kennen geeft asiel te willen aanvragen, onder meer wordt gecontroleerd of de vreemdeling voorkomt in het opsporingsregister of in het nationaal Schengen-informatiesysteem en worden de handelingen uitgevoerd genoemd in artikel 3:109 Vb 2000. Voornoemde handelingen doen de aanmeldcentrumprocedure niet aanvangen, want zij zien niet op de behandeling van de asielaanvraag, maar worden gedaan vanuit beheersmatige redenen. 2. Verzoeker heeft in beroep aangevoerd dat de bestreden beschikking niet binnen 48 procesuren door verweerder is uitgereikt. Verzoeker voert daartoe aan dat reeds op 17 december 2003 vingerafdrukken zijn afgenomen, welke op dezelfde dag zijn gebruikt voor nazoeking bij de Nederlands Recherche Instituut (NRI) te Zoetermeer. Volgens verzoeker kan voormelde nazoeking niet worden beschouwd als zijnde van louter administratieve of beheersmatige aard, zodat deze nazoeking reeds op 17 december 2003 de 48-uurstermijn heeft doen aanvangen. Verzoeker verwijst ter staving van voormeld standpunt naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 28 oktober 2003 (200304447/1), JV 2003/559. 3. Volgens verweerder heeft het onderzoek naar verzoekers aanvraag eerst op 6 januari 2004 om 19:55 uur een aanvang genomen. Het NRI onderzoek van 17 december 2003 is volgens verweerder niet gericht op de beoordeling van de inwilligbaarheid van het asielverzoek, maar op de beoordeling of door betrokkene de juiste procedure is gekozen om te komen tot indiening van het asielverzoek en of plaatsing in de Tijdelijke Noodvoorziening geïndiceerd is. 4. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. 5. In navolging van de vaste rechtspraak van de ABRS terzake, stelt de voorzieningenrechter vast dat de wetgever ter bepaling of een aanvraag geschikt is om in een aanmeldcentrum te worden afgewezen, een naar tijdsduur gemeten maatstaf heeft voorgeschreven. Daarbij staat voorop dat het vereiste dat binnen 48 procesuren afdoende kan worden beoordeeld of de aanvraag kan worden afgewezen, waarborgt dat op deze wijze slechts zaken worden afgehandeld die geen tijdrovend onderzoek vergen. De aldus gekozen maatstaf kan deze door de wetgever beoogde waarborg slechts bieden, indien de uren die voor het onderzoek benut kunnen worden, worden aangemerkt als procesuren in de zin van voormeld artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000. Bij gebreke van een nadere bepaling terzake volgt uit dit artikel dat voor de vaststelling van de aanvang van de 48-uurstermijn aansluiting moet worden gezocht bij de aanvang van het onderzoek in het aanmeldcentrum, gericht op de beoordeling van de aanvraag. Uit artikel 69, tweede lid, van de Vw 2000 valt af te leiden dat de 48-uurstermijn in ieder geval aanvangt op het moment waarop de aanvraag wordt ingediend. Indien voorafgaand aan de aanvraag enig op de aanvraag gericht onderzoek heeft plaatsgevonden moet worden aangenomen dat de 48-uurstermijn met de aanvang van dat onderzoek is gaan lopen. 6. Vast staat dat op 17 december 2003 overeenkomstig artikel 3:109 Vb 2000 van verzoeker vingerafdrukken zijn genomen. Deze handeling doet overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk C3/12.2.1 Vc 2000 de aanmeldcentrumprocedure niet aanvangen, nu zij niet ziet op de behandeling van de aanvraag. Op diezelfde datum is een rapport van het NRI, afdeling dactyloscopie te Zoetermeer, opgemaakt ter vaststelling van verzoekers identiteit, vermeldende dat de zoeking geen treffer heeft opgeleverd. De voorzieningenrechter stelt vast dat het raadplegen van voornoemd register een niet in artikel 3:109 Vb 2000 voorziene handeling betreft. Voorts kan niet gezegd worden dat raadpleging van het NRI-register louter een beheersmatige activiteit betreft. Het gaat hier om onderzoeksactiviteiten in de vorm van het vergelijken van de bij de asielzoeker afgenomen vingerafdrukken met de vingerafdrukken uit een elektronisch gegevensbestand, waarbij signalering in dit register rechtstreeks in verband staat met één of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 30 en artikel 31, tweede lid, Vw 2000. Het onderzoek en daarmee de 48-uursprocedure is derhalve reeds op 17 december 2003 aangevangen, zodat verweerder niet binnen 48-procesuren heeft beslist. 7. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd, behoeft gelet op het bovenstaande, geen nadere bespreking. 8. Nu nader onderzoek naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, wordt het beroep met toepassing van artikel 8:86 van de Awb ongegrond verklaard. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb. 9. De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 966,-- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1). III. Uitspraak De voorzieningenrechter: 1. verklaart het beroep gegrond; 2. vernietigt het betreden besluit; 3. bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; 4. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af; 5. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 966,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoeker dient te vergoeden. Aldus gedaan door mr. B.J. Duinhof en uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2004, in tegenwoordigheid van mr. M. de Knikker, griffier. De griffier De voorzieningenrechter Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Afschrift verzonden op: 26 januari 2004