Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3054

Datum uitspraak2004-02-05
Datum gepubliceerd2004-02-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/081145-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Werkstraf van 240 uren en 6 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf voor verkrachting en ontucht.


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 5 februari 2004 Parketnummer: 17/081145-03 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 22 januari 2004. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. PARTIËLE VRIJSPRAAK De verdachte moet van het onder 1 en 5 telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het onder 2, 3, 4 en 6 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: 2. hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000, te [plaats delict], door feitelijkheden een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte - een van zijn vingers in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht, en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, - een psychisch en een uit feitelijke (cursus)verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 1] had (als zijnde de (EHBO en/of BHV en/of GHOR)instructeur van die [slachtoffer 1] en aldus in de ogen van die [slachtoffer 1] een (ervarings)deskundige op het gebied van verpleegkundige en/of EHBO-handelingen en/of oefensituaties en/of bijbehorende instructies en/of medische apparatuur) en - gebruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat verdachte op [woonplaats] als een autoriteit gold en een bijzondere positie bekleedde op het gebied van educatie/instructie van verpleegkundige en/of EHBO-handelingen en - die [slachtoffer 1] heeft medegedeeld dat die [slachtoffer 1] een wezenlijke bijdrage kon leveren aan de gezondheid van toekomstige patiënten van hem, verdachte, als hij, verdachte, bij die [slachtoffer 1] rectaal mocht voelen hoe een vergroeid staartbeen aanvoelt zodat hij, verdachte, in noodsituaties sneller en beter patiënten kon helpen en aldus die [slachtoffer 1] verantwoordelijk gemaakt voor de gezondheid van toekomstige patiënten en - de deur van de loods/het kantoor van de ambulancedienst op slot heeft gedraaid, en aldus voor die [slachtoffer 1] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet kon verzetten tegen en onttrekken aan eerdergenoemde sexuele handeling; 3. hij in de periode van 1 december 1991 tot en met 30 september 2002, te [plaats delict], op verschillende tijdstippen, door feitelijkheden een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het ontuchtig - zulks terwijl hij, verdachte, op een slip na ontkleed was en een in erectie zijnde penis had die [slachtoffer 2] met haar hand laten voelen in zijn lies en met zijn, verdachtes, vlakke hand onder de kleding plaatsen van een stethoscoop op de borsten van die [slachtoffer 2] en - die [slachtoffer 2] een van haar vingers laten duwen/brengen in de anus van hem, verdachte, en bestaande die feitelijkheden telkens hierin dat hij, verdachte, - een psychisch en een uit feitelijke (cursus)verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 2] had (als zijnde de EHBO-instructeur van die [slachtoffer 2] en aldus in de ogen van die [slachtoffer 2] een (ervarings)deskundige op het gebied van verpleegkundige en/of EHBO-handelingen en/of oefensituaties en/of bijbehorende instructies en/of medische apparatuur) en - gebruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat verdachte op [woonplaats] als een autoriteit gold en een bijzonder positie bekleedde op het gebied van educatie/instructie van verpleegkundige en/of EHBO-handelingen en - heeft doen voorkomen dat het (volstrekt) gebruikelijk en normaal en geaccepteerd is dat er in het kader van de EHBO-lessen onderling en op elkaar en op de door verdachte voorgestelde wijze medische situaties worden geoefend en dat voornoemde handelingen (dan ook) deel uitmaken van de EHBO-opleiding en - heeft medegedeeld aan die [slachtoffer 2] dat zij privé EHBO-les van hem zou krijgen en dat dit haar laatste kans was om haar EHBO-diploma niet te laten verlopen en - heeft medegedeeld aan die [slachtoffer 2] dat nu de vader van die [slachtoffer 2] aan prostaatkanker was overleden, die [slachtoffer 2] bij hem, verdachte, de prostaat moest voelen zodat die [slachtoffer 2] kon voelen hoe een normale prostaat aanvoelt en - de deur van de ruimte waarin hij, verdachte, en die [slachtoffer 2] zich bevonden op slot heeft gedraaid, en aldus telkens voor die [slachtoffer 2] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet kon verzetten tegen en onttrekken aan eerdergenoemde ontuchtige handelingen; 4. hij op 2 december 1998, te [plaats delict], door feitelijkheden een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen van een ontuchtige handeling, bestaande uit het ontuchtig die [slachtoffer 3] haar vingers laten duwen/brengen in de anus van hem, verdachte, en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, - een psychisch en een uit feitelijke (cursus)verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 3] had (als zijnde de EHBO-instructeur en/of GHOR-leidinggevende van die [slachtoffer 3] en aldus in de ogen van die [slachtoffer 3] een (ervarings)deskundige op het gebied van verpleegkundige en/of EHBO- handelingen en/of oefensituaties en/of bijbehorende instructies) en - gebruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat verdachte op [woonplaats] als een autoriteit gold en een bijzondere positie bekleedde op het gebied van educatie/instructie van verpleegkundige en/of EHBO-handelingen en - heeft doen voorkomen dat het (volstrekt) gebruikelijk en normaal en geaccepteerd is dat er in het kader van de GHOR-opleiding/training onderling en op elkaar en op de door verdachte voorgestelde wijze medische situaties worden geoefend en dat voornoemde handelingen (dan ook) deel uitmaken van de GHOR-opleiding/training en - de deur van de ruimte waarin hij, verdachte, en die [slachtoffer 3] zich bevonden op slot heeft gedraaid en aldus voor die [slachtoffer 3] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet kon verzetten tegen en onttrekken aan eerdergenoemde ontuchtige handeling; 6. hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2002, te [plaats delict], op verschillende tijdstippen, door feitelijkheden [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het ontuchtig - plaatsen van ECG(hartfilm)plakkers rondom de ontblote borst(en) en al dan niet in de lies(streek) en het hierbij aanraken van de borsten van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en - voelen in de bilnaad en nabij de anus van die [slachtoffer 5], en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, - een psychisch en al dan niet uit feitelijke (cursus)verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] had (als zijnde de EHBO-/BHV-instructeur en/of een leermeester en/of een begeleider en/of degene die verstand heeft van sportkeuringen en/of fitheidstesten en/of (aldus) in de ogen van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] een (ervarings)deskundige op het gebied van verpleegkundige en/of levensreddende handelingen en/of oefensituaties en/of bijbehorende instructies en/of apparatuur en/of sportkeuringen en/of fitheidstesten) en - gebruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat verdachte op [woonplaats] als een autoriteit gold en een bijzondere positie bekleedde op het gebied van educatie/instructie van verpleegkundige en/of EHBO-handelingen en/of sportkeuringen en/of fitheidstesten en - heeft doen voorkomen dat het (volstrekt) gebruikelijk en normaal en geaccepteerd is dat in het kader van de EHBO-/BHV-opleiding/training en/of sportkeuringen en/of fitheidstesten er onderling en op elkaar en op de door verdachte voorgestelde wijze medische situaties worden (uit)geoefend en dat voornoemde handelingen (dan ook) deel uitmaken van de EHBO-/BHV-opleiding/training en/of sportkeuringen en/of fitheidstesten en/of medische apparatuur op de door verdachte voorgestelde wijze getest wordt op vrijwilligers en cursisten zoals die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en - de deur van de ruimte waarin hij, verdachte, zich tezamen met die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] bevond op slot heeft gedraaid, en aldus telkens voor die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet konden verzetten tegen en onttrekken aan eerdergenoemde ontuchtige handelingen. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op de misdrijven: 2. Verkrachting. 3. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. 4. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid. 6. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het briefconsult van de FPD d.d. 24 september 2003 en het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 10 oktober 2003; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd geen cursussen op het gebied van EHBO en aanverwante gebieden, hetzij onmiddellijk, hetzij middellijk verzorgd. Tevens vordert de officier van justitie dat verdachte, op grond van artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht, wordt ontzet uit het beroep van teamleider/ambulancechauffeur voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft minder bewezen verklaard dan de officier van justitie in zijn requisitoir bewezen achtte. Desalniettemin blijven er een viertal feiten - alle zedendelicten - over, waarbij telkens één vrouw het slachtoffer is met uitzondering van de laatste zaak, waarbij het aantal slachtoffers tot een tweetal beperkt blijft. De tenlastelegging vermeldde hier vier namen. De feiten zijn ernstig, telkens weer heeft verdachte binnen een afhankelijkheidsrelatie door bepaalde gedragingen en/of mededelingen een bedreigende, intimiderende sfeer geschapen, waardoor de slachtoffers zich gedwongen voelden seksuele handelingen te ondergaan en/of te verrichten; in één geval is door verdachte zelfs met een vinger rectaal binnengedrongen. De bewezen verklaarde feiten hebben zich voorgedaan in een ruime periode van een aantal jaren. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat zij allemaal nadien veel spanningen hebben ondervonden en soms slapeloosheid. Men heeft hulpverleners ingeschakeld en voor enkelen is het beroepsmatig bezig kunnen zijn gefrustreerd door hetgeen hen is overkomen. De zaak heeft in de betrekkelijk kleine woongemeenschap, waar alles heeft plaatsgevonden, een grote impact gehad op het sociale leven van al deze slachtoffers. Verdachte, die geen eerdere justitiecontacten heeft, is na de eerste aangiften in voorlopige hechtenis gekomen. Deze heeft ruim twee maanden geduurd en is toen geschorst onder andere onder de voorwaarde dat hij niet op het eiland zou komen, waar zich alles heeft afgespeeld en hijzelf ook woonde met zijn gezin (en nu nog woont). Na ongeveer anderhalve maand is deze voorwaarde geschrapt. Dit houdt in dat direct vanuit justitie een zware maatregel is genomen, die ook voor verdachte en zijn familie veel impact heeft gehad. Verdachte is geschorst door zijn werkgever. Uit het rapport van de reclassering komt verdachte naar voren als een zelfbewuste man, die hoewel ontkennend, hier en daar ruimte heeft voor enige zelfreflectie en zelfkritiek. Op de zitting heeft de rechtbank van het laatste weinig vernomen. De rechtbank is in beginsel met de officier van justitie van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten een vrijheidsstraf kan rechtvaardigen. Zij zal echter gelet op de beperktere bewezenverklaring en op de persoon van verdachte, de mogelijkheden van straffen overziend een ander oordeel dan de officier van justitie uitspreken. De rechtbank zal de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen in de verwachting dat dit grote preventieve werking bij deze verdachte zal hebben. Als voorwaarde zal worden bepaald dat verdachte tijdens de proeftijd geen cursussen zal geven op het terrein van de EHBO of aanverwante zaken. Voorts acht de rechtbank een werkstraf met het maximaal mogelijke aantal uren een eveneens ingrijpende straf voor deze man, die gewend is geweest aan aanzien en status. De eis van de officier van justitie om als maatregel op te leggen dat verdachte gedurende langere tijd zijn beroep niet zal uitoefenen acht de rechtbank strafrechtelijk niet mogelijk, nog afgezien van het feit of zij dit wenselijk zou vinden. BENADEELDE PARTIJEN [slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 350,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, tot dit bedrag bij wijze van voorschot gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde aan immateriële schade en ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding niet ontvankelijk verklaren nu dit niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen. [slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 350,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, tot dit bedrag bij wijze van voorschot gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde aan immateriële schade niet ontvankelijk verklaren nu dit niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen. [slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 350,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, tot dit bedrag bij wijze van voorschot gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde aan immateriële schade en de gevorderde materiële schadevergoeding niet ontvankelijk verklaren nu dit niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen. [slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. [benadeelde partij 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij, op grond van hetgeen bepaald is in artikel 361 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering, niet ontvankelijk dient te worden verklaard. [benadeelde partij 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij, op grond van hetgeen bepaald is in artikel 361 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering, niet ontvankelijk dient te worden verklaard. [benadeelde partij 8] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij, op grond van hetgeen bepaald is in artikel 361 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering, niet ontvankelijk dient te worden verklaard. [benadeelde partij 9] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij, op grond van hetgeen bepaald is in artikel 361 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering, niet ontvankelijk dient te worden verklaard. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 5 is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het onder 2, 3, 4 en 6 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: 1. Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid. Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast. Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis. 2. Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde met ingang van het tijdstip waarop de proeftijd aanvangt en gedurende deze proeftijd geen cursussen op het gebied van EHBO en aanverwante gebieden, hetzij onmiddellijk, hetzij middellijk verzorgt en geeft. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag bij wijze van voorschot en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderd vijftig euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 350,00 (zegge: driehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag bij wijze van voorschot en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderd vijftig euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 350,00 (zegge: driehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag bij wijze van voorschot en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderd vijftig euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen een som geld ten bedrage van € 350,00 (zegge: driehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderd vijftig euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], te betalen een som geld ten bedrage van € 350,00 (zegge: driehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen. Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt. Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 7] niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt. Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 8] niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt. Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 9] niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Daan-van Brink, voorzitter, mr. H.G. Aaldriks en mr. A.A. Lycklama à Nijeholt, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2004. Mr. Lycklama à Nijeholt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. w.g. Daan-van Brink VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT Aaldriks de griffier van de rechtbank Van der Lelie te Leeuwarden,