Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3310

Datum uitspraak2003-12-12
Datum gepubliceerd2004-03-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
ZittingsplaatsAssen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 03/60637, e.v.
Statusgepubliceerd


Indicatie

AC-procedure / aanvang 48-uurstermijn. Gelet op de aard van de informatie moet worden geoordeeld dat met het ter vergelijking aanbieden van dactyloscopische signalementen aan de divisie CRI een aanvang is gemaakt met het onderzoek naar de in te dienen aanvragen. De vergelijking van de vingerafdrukken kan niet enkel worden aangemerkt als zijnde van louter administratieve of beheersmatige aard. Niet kan worden uitgesloten dat de uitkomst van het onderzoek van belang is voor de beoordeling of de aanvragen bijvoorbeeld op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder k, Vw 2000 of artikel 30, aanhef en onder b, Vw 2000 kunnen dan wel moeten worden afgewezen. Daarmee komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat onvoldoende gemotiveerd is betwist dat de 48-uurstermijn niet op 30 oktober 2003 is aangevangen. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat op die datum de 48-uurstermijn is aangevangen. Beroep gegrond, afwijzing verzoek.


Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Zitting houdende te Assen Vreemdelingenkamer Regnr.: AWB 03/60637 BEPTDN A S7 AWB 03/60641 BEPTDN A S7 AWB 03/60634 BEPTDN A S7 AWB 03/60639 BEPTDN A S7 uitspraak: 12 december 2003 U I T S P R A A K inzake: A, geboren op [...] 1971, B geboren op [...] 1975, Burgers van Armenië, IND dossiernummer: 0311.17.0302, mede namens hun minderjarige zoon, verzoekers, gemachtigde: mr. J.G. Brands, advocaat te Groningen, tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE, (Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)), te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. R.H. Visser, werkzaam bij de IND. PROCESVERLOOP Op 17 november 2003 hebben verzoekers aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft bij beschikkingen van 20 november 2003 afwijzend op de aanvragen beslist. Bij beroepschriften van 20 november 2003 hebben verzoekers beroep ingesteld tegen de beschikkingen van 20 november 2003. Deze beroepen zijn geregistreerd onder AWB 03/60634 en 03/60639. Verzoekers is meegedeeld dat zij de behandeling van de beroepschriften niet in Nederland mogen afwachten. Bij verzoekschriften van 20 november 2003 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen totdat op de beroepen wordt beslist. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de voorzieningenrechter en verzoekers gezonden. De openbare behandeling van de verzoeken om een voorlopige voorziening heeft plaatsgevonden op 5 december 2003. Verzoekers zijn aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. MOTIVERING Standpunten van partijen Verzoekers hebben ter ondersteuning van hun asielrelaas het volgende naar voren gebracht. Verzoekers zijn afkomstig uit Armenië. Verzoeker is van Azeri-afkomst en verzoekster is van Armeense afkomst. Verzoekers woonden van december 1988 tot maart 1989 in C, Armenië. Omdat verzoeker en zijn vader en de vader van verzoekster werden lastiggevallen is verzoeker naar Georgië vertrokken. Vanwege problemen is hij in 1993 naar Oekraïne vertrokken. Daar heeft hij tot 2000 verbleven. In verband met problemen aldaar zijn verzoekers vervolgens naar Perm, Rusland gegaan. Uiteindelijk zijn verzoekers in oktober 2003 naar Nederland vertrokken. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Voorts meent verweerder dat de aanvragen binnen achtenveertig proces-uren konden worden afgewezen. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat hun aanvragen ten onrechte in de AC procedure zijn afgedaan. Allereerst stellen verzoekers dat verweerder niet binnen 48-procesuren tot een afwijzing van de aanvragen is gekomen, nu reeds op 30 oktober 2003 onderzoek is gedaan met het oog op de asielaanvragen en de bestreden besluiten dateren van 20 november 2003. Voorts stellen verzoekers zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan en onvoldoende gemotiveerd heeft dat de situatie van verzoekers bij terugkeer naar Armenië niet precair is. Tenslotte zijn verzoekers van mening dat hen een schadevergoeding toekomt nu hen geen opvangvoorzieningen zijn geboden. Beoordeling van de verzoeken Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen het besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Verzoekers zijn tijdig op deze bevoegdheid gewezen. In dit geding dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikkingen toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kunnen doorstaan. Daarbij is onder meer van belang of verweerder de aanvragen zonder schending van eisen van zorgvuldigheid in het kader van de AC-procedure heeft kunnen afwijzen. Alvorens inhoudelijk op de beschikking te kunnen ingaan, ziet de voorzieningenrechter zich gesteld voor de vraag of de aanvragen binnen 48 proces-uren zijn afgedaan. Verzoekers stellen dat het onderzoek reeds op 30 oktober 2003 een aanvang heeft genomen. Verweerder stelt daarentegen dat de activiteiten op 30 oktober 2003, zijnde de datum van aanmelding van verzoekers, slechts zijn ondernomen om administratieve en beheersmatige redenen en derhalve niet in het kader van de asielprocedure. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers zich op 30 oktober 2003 hebben aangemeld bij het Aanmeldcentrum te Ter Apel. Bij deze aanmelding zijn, conform artikel 3.109, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), identificatiefoto's vervaardigd en dactyloscopische signalementen opgemaakt. Daarnaast blijkt uit de dossiers van verzoekers dat deze signalementen op 30 oktober 2003 aan de divisie Centrale Recherche Informatie zijn gezonden met als doel vaststelling van de identiteit van verzoekers. Bij bericht van 30 oktober 2003 heeft deze dienst aan verweerder gemeld dat de signalementen geen "treffers" hebben opgeleverd. Gehoord de verklaring van verweerder ter zitting, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat niet is uit te sluiten dat het onderzoek door de divisie CRI onder meer informatie op kan leveren die van belang is voor de uitkomst van de asielprocedure. Gelet op de aard van de informatie op het vergaren waarvan deze niet in artikel 3.109 van het Vb 2000 vermelde activiteiten zijn gericht, moet worden geoordeeld dat met het ter vergelijking aanbieden van dactyloscopische signalementen aan de divisie CRI een aanvang is gemaakt met het onderzoek naar de - in te dienen - aanvragen. De vergelijking van de vingerafdrukken kan niet enkel worden aangemerkt als zijnde van louter administratieve of beheersmatige aard. Verweerder heeft hieromtrent onvoldoende concreet en gemotiveerd kunnen onderbouwen dat de aard en strekking van dit onderzoek slechts beperkt is tot enkel administratieve of beheersmatige activiteiten. De voorzieningenrechter acht onvoldoende gemotiveerd dat is uit te sluiten dat de uitkomst van die vergelijking niet het eerste resultaat van het onderzoek naar de beoordeling van de asielaanvragen vormt dan wel kan vormen. Niet kan worden uitgesloten dat de uitkomst van het onderzoek van belang is voor de beoordeling of de aanvragen bijvoorbeeld op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder k, Vw 2000 of artikel 30, aanhef en onder b, Vw 2000 kunnen dan wel moeten worden afgewezen. Daarmee komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat onvoldoende gemotiveerd is betwist dat de 48-uurs-termijn niet op 30 oktober 2003 is aangevangen. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat op die datum de 48-uurs-termijn is aangevangen. Het verzoek, voor zover hierin is aangevoerd dat verweerder niet binnen 48 proces-uren tot afwijzing van de aanvragen is gekomen, treft derhalve doel. De overige gronden van het verzoekschrift behoeven geen bespreking meer. Uit het voorgaande volgt tevens dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan beoordeling van de hoofdzaak en dat deze slechts in gegrondverklaring van het beroep kan eindigen. De voorzieningenrechter ziet derhalve aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op dat beroep te beslissen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder gehandeld in strijd met het bepaalde in de artikelen 3.111, eerste lid Vb 2000 en 3.115, tweede lid, aanhef en onder a, Vb 2000. De beroepen zullen dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden beschikkingen komen voor vernietiging in aanmerking. Ten aanzien van het verzoek om toekenning van een schadevergoeding wordt het volgende overwogen. Nu de bestreden beschikkingen voor vernietiging in aanmerking komen, dient verweerder opnieuw op de aanvragen te beslissen. Gelet hierop, alsmede om proceseconomische redenen is de voorzieningenrechter van oordeel dat bij het nemen van die besluiten tevens door verweerder moet worden beslist op het door verzoekers ingediende verzoek om schadevergoeding. Tegen een dergelijk besluit kunnen verzoekers dan desgewenst bezwaar en beroep instellen. Nu verzoekers de behandeling van hun aanvragen in Nederland mogen afwachten en het stadium van de procedure zich, door gegrondverklaring van de beroepen en daarmee de vernietiging van de bestreden besluiten, wederom bevindt in de aanvraagfase, hebben verzoekers geen belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is derhalve ongegrond. Voor vergoeding van de kosten die verzoekers in verband met het indienen van het verzoekschrift en het beroepschrift hebben moeten maken bestaat aanleiding. BESLISSING De voorzieningenrechter: - wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening bekend onder nummers AWB 60637 BEPTDN A S7 en AWB 03/60641 BEPTDN A S7 af; - verklaart de beroepen, bekend onder nummers AWB 03/60634 BEPTDN A S7 en AWB 03/60639 BEPTDN A S7, gegrond. - vernietigt de bestreden besluiten en draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen; - wijst het verzoek om schadevergoeding af; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 966,-, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoekers moet voldoen. Tegen deze uitspraak ten aanzien van het gedeelte waarin ten aanzien van de beroepen is beslist, kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing. Aldus gegeven door mr. K. Wentholt, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Dijkema als griffier op 12 december 2003. Afschrift verzonden op: 12 december 2003