Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3322

Datum uitspraak2004-02-04
Datum gepubliceerd2004-02-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308346/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 oktober 2003, kenmerk NL99794, heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen het voornemen van verzoekster om, met gebruikmaking van de procedure van algemene kennisgeving als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993, betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese gemeenschap, 5.000.000 kg vooruit gesorteerde resten uit ongesorteerd afval van bouwactiviteiten naar België uit te voeren.


Uitspraak

200308346/1. Datum uitspraak: 4 februari 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekster], gevestigd te [plaats], en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 oktober 2003, kenmerk NL99794, heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen het voornemen van verzoekster om, met gebruikmaking van de procedure van algemene kennisgeving als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993, betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese gemeenschap, 5.000.000 kg vooruit gesorteerde resten uit ongesorteerd afval van bouwactiviteiten naar België uit te voeren. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 9 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2003, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 januari 2004, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Piras en drs. S.A.N. Geerling, ambtenaren van het ministerie, en J. de Leeuw, gemachtigde, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Uit de stukken is gebleken dat de door verzoekster beoogde overbrenging van afvalstoffen naar België – zelfs indien de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit zou schorsen – geen doorgang kan vinden, aangezien zij op bezwaar is gestuit van de Belgische autoriteiten. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid. 2.2. Gelet hierop wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. De Vink Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2004 154-399.AC