Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3341

Datum uitspraak2004-01-23
Datum gepubliceerd2004-02-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-002982-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van het ongeval door een cerebrale doorbloedingstoornis een korte tijd buiten bewustzijn is geweest en daardoor de macht over het stuur heeft verloren als gevolg waarvan het ernstige ongeval heeft plaatsgevonden. Het hof is aldus van oordeel dat niet bewezen kan worden dat het ongeval is te wijten aan schuld van de verdachte, zodat verdachte van het primair telastegelegde feit behoort te worden vrijgesproken.


Uitspraak

Parketnummer: 21-002982-03 Uitspraak dd.: 23 januari 2004 TEGENSPRAAK Gerechtshof te Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 27 juni 2003 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te Rotterdam op 14 oktober 1919. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 januari 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw recht doen. De telastelegging Aan verdachte is telastegelegd dat: (zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II) Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan. Met name acht het hof niet bewezen dat het verkeersongeval is te wijten aan schuld van de verdachte. Het verkeersongeval heeft overdag bij normale weersomstandigheden plaatsgevonden, op een weg waar verdachte regelmatig reed en waar hij goed bekend was. Verdachte heeft aangegeven dat hij iets naar rechts moest uitwijken om een groene auto, die verdachte links genaderd was op een andere rijstrook, meer ruimte te geven. Daarbij is de verdachte tegen de trottoirband aangekomen. Verdachte heeft aangegeven dat hij vanaf dat moment zich niets meer kan herinneren; toen hij weer bijkwam stond hij stil tegen de lantaarnpaal. Uit het technisch onderzoek, zoals neergelegd in het Proces-Verbaal Verkeersongevalsanalyse, is naar voren gekomen dat verdachte vermoedelijk heeft gereden met een snelheid niet hoger dan de toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Verder zijn geen sporen aangetroffen die er op duiden dat de verdachte heeft getracht de aanrijdingen te voorkomen door middel van remmen of sturen. Daaruit leidt het hof af dat verdachte niet heeft geremd alvorens met de diverse slachtoffers in botsing te komen. Voorts is uit technisch onderzoek gebleken dat de auto van verdachte in een voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud verkeerde en geen gebreken vertoonde, die eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Verder is gebleken dat verdachte niet onder invloed van alcohol verkeerde. Namens verdachte is aangevoerd dat er sprake is geweest van een soort black out waardoor hij de macht over het stuur heeft verloren en daardoor een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. Ter terechtzitting van het hof is de getuige/deskundige [getuige], neuroloog, gehoord. De deskundige heeft verdachte, in het kader van een rijbewijskeuring, in mei 2003 onderzocht. Zijn bevindingen heeft hij in een schriftelijke verklaring van 2 juni 2003 neergelegd. De deskundige heeft in aanvulling hierop ter zitting verklaard dat begin mei 2003 bij verdachte een EEG is verricht. Dit onderzoek liet een diffuus ernstig vertraagd beeld zien als past bij een diffuse cerebrovasculaire insufficiëntie van vrij ernstige aard. De deskundige stelt dat het erg onwaarschijnlijk is dat deze EEG-stoornis in maart 2003 door een TIA, die verdachte toen heeft gekregen, is veroorzaakt. Op neurologische gronden lijkt het de deskundige erg waarschijnlijk dat een cerebrale doorbloedingstoornis al aanwezig was ten tijde van het ongeval in september 2002, gelet op de aard van de aangetroffen insufficiëntie. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van het ongeval door een cerebrale doorbloedingstoornis een korte tijd buiten bewustzijn is geweest en daardoor de macht over het stuur heeft verloren als gevolg waarvan het ernstige ongeval heeft plaatsgevonden. Het hof is aldus van oordeel dat niet bewezen kan worden dat het ongeval is te wijten aan schuld van de verdachte, zodat verdachte van het primair telastegelegde feit behoort te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III) Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Beroep op afwezigheid van alle schuld Door de raadsman is gesteld dat, wanneer het subsidiair telastegelegde bewezen wordt verklaard, er sprake is van afwezigheid van alle schuld van verdachte aan het bewezenverklaarde omdat er sprake is geweest van een onverwachte (hersen)stoornis in het lichaam van verdachte waardoor deze de macht over het stuur heeft verloren en daardoor een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. Zoals hiervoor onder “vrijspraak” is vermeld is het hof van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van het ongeval door een cerebrale doorbloedingstoornis een korte tijd buiten bewustzijn is geweest en daardoor de macht over het stuur heeft verloren als gevolg waarvan het ernstige ongeval heeft plaatsgevonden. Het hof is van oordeel dat verdachte, bij afwezigheid van alle schuld, niet strafbaar is. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 5, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht: Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld. Verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging. Aldus gewezen door mr Dee, voorzitter, mrs Van Kuijck en Barels, raadsheren, in tegenwoordigheid van Heeres, griffier, en op 23 januari 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.