Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3388

Datum uitspraak2004-02-06
Datum gepubliceerd2004-02-11
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers03/03304
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hotel in aanbouw per 1-1-1997 (WOZ-waarde EUR 19 miljoen) is op 1-1-1998 voor gebruik gereed (WOZ-waarde dan EUR 38 miljoen). Door administratieve fouten van de gemeente komt er pas in februari 2003 een rechtsgeldige 'mutatiebeschikking' op de voet van art. 25 Wet WOZ met ingang van 1-1-1998. Die beschikking blijft in stand.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X B.V. te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder. 1. Loop van het geding Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 22 augustus 2003 (..). Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 19 augustus 2003, be-treffende de ten name van belanghebbende genomen beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak 'A' is vastgesteld op € 38.528.663 met als ingangsdatum 1 januari 1998. Na bezwaar tegen de beschikking is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vernietiging van de beschikking. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestre-den uitspraak. Ter zitting van 9 januari 2004 (..). 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende is eigenares en - onder haar handelsnaam B - gebruikster van de onroe-rende zaak, aangeduid als 'A', hierna: het hotel. Het hotel was op 1 januari 1997 in aanbouw en is in de loop van 1997 gereedgekomen voor gebruik. Op 1 januari 1998 was het hotel ge-reed voor gebruik. 2.2. De gemeente Haarlemmermeer (hierna: de gemeente) heeft beschikkingen in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) en aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) tot belanghebbende als eigenares gericht onder haar (afgekor-te) statutaire naam X B.V. en tot belanghebbende als gebruikster onder één van haar (afge-korte) handelsnamen B. Alle aanslagen en beschikkingen hebben belanghebbende bereikt - behoudens in een hierna te vermelden geval - op het adres a-straat 1, het vestigingsadres van het hotel. 2.3. Op 16 februari 1998 heeft een taxateur van KAFI B.V. namens de gemeente het hotel bezocht en de waarde ervan bepaald (zie taxatierapport, als bijlage 1 gevoegd bij de aanvul-ling op het beroepschrift met kenmerk 02/7211). In het gemeentelijke belastingsysteem is ver-volgens opgenomen dat het hotel in 1998 was gereedgekomen. Het hotel was reeds in de loop van 1997 gereedgekomen. Het is de intentie van verweerder geweest om de waarde van het hotel naar de toestand per 1 januari 1997 vast te stellen op ƒ 42.448.000 (= € 19.262.062) en de waarde na gereedkomen voor gebruik vast te stellen op ƒ 84.906.000 (€ 38.528.663). De juistheid van deze waarden is thans niet in geschil. 2.4. Ter zake van het hotel zijn, naar volgt uit de gezamenlijk behandelde zaken, vele be-schikkingen genomen, (navorderings-)aanslagen in de OZB opgelegd en uitspraken op be-zwaarschriften gedaan. Zij zijn hierna in chronologische volgorde van dagtekening vermeld. Daarbij is de waarde € 19.262.062 kortheidshalve aangeduid als € 19 en de waarde € 38.528.663 als € 38. Waar een beschikking of aanslag was gericht tot belanghebbende als eigenares is dat - over-eenkomstig de desbetreffende afkorting op de beschikkingen - aangeduid als: E. Waren zij gericht tot belanghebbende als gebruikster dan zijn zij dienovereenkomstig aangeduid als: G. Bijzonderheden zijn telkens in cursief toegevoegd. 1998 28 februari E € 19 WOZ-beschikking tijdvak 1 jan. 1997 t/m 31 december 2000 Op de beschikking was tevens vermeld met code G(ebruiker) 'a-straat 11' met waarde ƒ 355.000. 28 februari E € 19 Aanslag OZB 1997 (E) 28 februari E € 19 Aanslag OZB 1998 (E) 1999 28 februari E € 19 Aanslag OZB 1999 (E) 15 november E € 38 Beschikking met gewijzigde waarde, ingangsdatum 1 januari 1999 Deze beschikking is gezonden aan een onjuist adres; tussen partijen staat vast dat deze beschikking belanghebbende niet heeft bereikt. 30 november G € 19 Aanslag OZB 1997 (G) 2000 31 mei G € 19 Aanslag OZB 1998 (G) 31 mei G € 19 Aanslag OZB 1999 (G) Bij brief van 22 juni 2000 heeft de Director of Finance van het hotel bezwaar gemaakt tegen beide voormelde aanslagen onder verwijzing naar de met code G vermelde waarde in de tot de ei-genares gerichte WOZ-beschikking d.d. 28 februari 1998. De uitspraken zijn gedaan op 7 december 2001. 2001 30 april E € 38 Aanslag OZB 2000 (E) Bij brief van 3 mei 2001 heeft de Director of Finance van het hotel bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Op 22 maart 2002 is het bezwaar nader gemotiveerd door de huidige gemachtigde. De uitspraak op dit bezwaar is gedagtekend 11 december 2002. Zie de procedure met kenmerk 02/07211, waarin heden uit-spraak wordt gedaan. 31 oktober G € 38 'Herzieningsbeschikking' met ingangsdatum 1 januari 1999 Na bezwaar is deze beschikking op 11 december 2002 door ver-weerder vernietigd; zie hierna onder 2.5. 30 november E € 38 Navorderingsaanslag OZB 1999 (E) Bezwaar door de huidige gemachtigde bij brief van 8 januari 2002. Uitspraak 13 december 2002. Zie de procedure met ken-merk 02/07210, waarin heden uitspraak wordt gedaan. 30 november G € 38 Navorderingsaanslag OZB 1999 (G) Bezwaar door de huidige gemachtigde bij brief van 8 januari 2002. Uitspraak 11 december 2002. Zie de procedure met ken-merk 02/07209, waarin heden uitspraak wordt gedaan. 7 december G Uitspraken op de bezwaarschriften OZB 1998 en 1999 (G): In de uitspraak met betrekking tot de OZB 1999 staat vermeld: "Per 1 januari 1999 is de waarde van het object vastgesteld op ƒ 84.906.000. Deze waarde geldt voor zowel de eigenaar als de gebruiker van de onderhavige onroerende zaak. De stijging houdt verband met het gereedkomen van het object in 1998." 2002 21 mei Bespreking tussen huidige gemachtigde en gemeente. Daarbij neemt de huidige gemachtigde kennis van de door be-langhebbende niet ontvangen beschikking d.d. 15 november 1999. 11 december G Bezwaar tegen 'herzieningsbeschikking' d.d. 31 oktober 2001 bij uitspraak gegrond verklaard en herzieningsbeschikking door verweerder vernietigd. 11 december G Navorderingsaanslag OZB 1999 (G) gehandhaafd bij uitspraak; zie procedure met kenmerk 02/02709. 13 december E Navorderingsaanslag OZB 1999 (E) gehandhaafd bij uitspraak; zie procedure met kenmerk 02/07210. 31 december G € 19 WOZ-beschikking tijdvak 1 januari 1997 t/m 31 december 2000 met code G(ebruiker) onder vermelding van ingangsdatum 01-01-1997 (bijlage 13 bij de aanvulling op het beroepschrift in de procedure met kenmerk 03/03306) 31 december E € 38 Navorderingsaanslag OZB 1998 (E); zie procedure 03/03305. 31 december G € 38 Navorderingsaanslag OZB 1998 (G); zie procedure 03/03307. 2003 28 februari E € 38 Mutatiebeschikking met ingang van 1 januari 1998; procedure met kenmerk 03/03304 naar aanleiding van de uitspraak op het hiertegen gerichte bezwaar 28 februari G € 38 Mutatiebeschikking met ingang van 1 januari 1998; procedure met kenmerk 03/03306 naar aanleiding van de uitspraak op het hiertegen gerichte bezwaar. 2.5. In de aankondigingsbrief van de 'herzieningsbeschikking' d.d. 31 oktober 2001 (bijlage 5 bij het verweerschrift in de procedure met kenmerk 02/07209) stelt verweerder dat de herzie-ning plaatsvindt met toepassing van de 'Regeling waardeherziening en navordering 2000'. De beschikking zelf (bijlage 6 bij de aanvulling op het beroepschrift in de procedure met kenmerk 03/03307) bevat slechts de mededeling dat de waarde van het hotel is vastgesteld onder toe-voeging: 'Ingangsdatum beschikking: 01-01-1999'. Verweerder heeft zich ontvankelijk getoond voor het bezwaar van belanghebbendes gemach-tigde tegen de aanduiding 'herzieningsbeschikking', als hoedanig een beschikking als bedoeld in artikel 27 Wet WOZ wordt aangeduid, zulks terwijl een 'mutatiebeschikking' als bedoeld in artikel 25 Wet WOZ werd beoogd. Bij de uitspraak van 11 december 2002 heeft verweerder de 'herzieningsbeschikking' vernietigd. Tevens was verweerder inmiddels gebleken dat het hotel reeds op 1 januari 1998 gebruiksge-reed was, zodat als ingangsdatum voor de beoogde 'mutatiebeschikking' niet 1 januari 1999, maar 1 januari 1998 diende te worden gehanteerd. De 'mutatiebeschikking' als bedoeld in artikel 25 Wet WOZ is gedagtekend 28 februari 2003. 3. Geschil Tussen partijen is in geschil of de 'mutatiebeschikking' van 28 februari 2003 met ingangsda-tum 1 januari 1998 in stand kan blijven. 4. Standpunten van partijen Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting van 9 januari 2004. 5. Beoordeling van het geschil 5.1. Op grond van de gedingstukken neemt het Hof als vaststaand aan dat verweerder op grond van de in februari 1998 uitgevoerde taxatie de waarde van het hotel (naar de toestand per 1 januari 1997 bepaald op ƒ 42.448.00 = € 19.262.062) na gereedkomen heeft bepaald op ƒ 84.906.000 (= € 38.528.663) en vervolgens in zijn belastingsysteem foutief heeft vermeld dat het hotel in 1998 was gereedgekomen, zodat de waarde met toepassing van artikel 19 Wet WOZ naar de staat per 1 januari 1999 bij een voor bezwaar vatbare 'mutatiebeschikking' als bedoeld in artikel 25 Wet WOZ diende te worden vastgesteld. Nog bij zijn uitspraak van 7 december 2001 met betrekking tot de OZB 1999 vermeldde ver-weerder dienaangaande: 'De stijging houdt verband met het gereedkomen van het object in 1998'. Nadien is het verweerder duidelijk geworden dat de vermelding in zijn belastingsysteem fou-tief was en dat de waarde met toepassing van artikel 19 Wet WOZ reeds naar de staat per 1 januari 1998 diende te worden verhoogd. 5.2. Voorts volgt uit de gedingstukken dat verweerder op 15 november 1999 een tot belang-hebbende als eigenaar gerichte beschikking met als ingangsdatum 1 januari 1999 heeft geno-men, die belanghebbende als gevolg van een aan verweerder toe te rekenen onjuiste adresse-ring niet heeft bereikt, en op 31 oktober 2001 een tot belanghebbende als gebruiker gerichte 'herzieningsbeschikking' heeft vastgesteld, eveneens met ingangsdatum 1 januari 1999. Verweerder heeft zich naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift op het standpunt gesteld, een en ander zoals door belanghebbende in haar bezwaarschrift was betoogd, dat de beschikking van 31 oktober 2001 - hoewel deze naar 's Hofs oordeel voldoet aan de in artikel 25 Wet WOZ gestelde vereisten - blijkens de aankondigingsbrief diende te worden gekwalifi-ceerd als een beschikking in de zin van artikel 27 Wet WOZ en daarom diende te worden ver-nietigd, hetwelk is geschied bij uitspraak van 11 december 2002. Vervolgens zijn met dagtekening 28 februari 2003 voor bezwaar vatbare beschikkingen als bedoeld in artikel 25 Wet WOZ genomen met als ingangsdatum 1 januari 1998. Onder voormelde omstandigheden kan naar 's Hofs oordeel niet worden gezegd dat hier spra-ke is van 'het opnieuw belasten van hetzelfde feit', zoals belanghebbende in haar pleitnota betoogt. 5.3. Naar uit de vastgestelde feiten volgt is bij de onderhavige beschikking de - niet in geschil zijnde - waarde per 1 januari 1998 terecht op grond van artikel 19 Wet WOZ in de plaats ge-steld van de voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 bij beschikking vastgestelde waarde. Derhalve is slechts in geschil of verweerder die beschikking nog mocht nemen met dagtekening 28 februari 2003. Zoals ook is overwogen in Hoge Raad 8 augustus 2003, nr. 37.718, BNB 2003/335, heeft de wetgever geen termijn gesteld waarbinnen een beschikking op grond van artikel 25 Wet WOZ kan worden gegeven. Er is daarom geen reden de onderhavige beschikking wegens termijn-overschrijding te vernietigen. Zulks laat onverlet, zoals in voormeld arrest ook is overwogen, dat de rechtsgevolgen van de onderwerpelijke beschikking in de tijd beperkt zijn in die zin dat de bevoegdheid tot het met inachtneming van de beschikking vaststellen van belastingaansla-gen op grond van artikel 11 respectievelijk artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelas-tingen aan vervaltermijnen is gebonden. Voor toepassing van het rechtszekerheidsbeginsel in afwijking van het bepaalde in laatstgenoemde artikelen is geen plaats. Het beroep van belanghebbende op het rechtszekerheidsbeginsel wordt daarom verworpen. 5.4.1. Belanghebbende beroept zich voorts op in rechte te beschermen bij haar gewekt ver-trouwen. Ook dit beroep faalt. Het Hof stelt voorop dat belanghebbende onder eigen naam als eigenares van het hotel en on-der haar handelsnaam als gebruikster van het hotel de onder 2.4. vermelde beschikkingen, (navorderings-)aanslagen en uitspraken van verweerder heeft ontvangen op haar vestigings-adres. Voor zover belanghebbende zich in de gedingstukken beroept op bij haar gewekt ver-trouwen of op door toedoen van verweerder veroorzaakte onduidelijkheden en misverstanden, neemt het Hof alle stukken, waarvan belanghebbende hetzij als eigenares, hetzij als gebruik-ster heeft kennisgenomen, in aanmerking. Voor een onderscheid tussen de aan belanghebben-de onder haar handelsnaam respectievelijk onder haar statutaire naam bekendgemaakte stuk-ken, zoals belanghebbende in haar gezamenlijk behandelde beroepschriften heeft gedaan, acht het Hof te dezen geen plaats. 5.4.2. Weliswaar is in de beschikkingen van 15 november 1999 (waarvan belanghebbende heeft kennis genomen bij een bespreking op 21 mei 2002) en van 31 oktober 2001 vermeld dat als ingangsdatum 1 januari 1999 gold, en is voorts in uitspraken van 7 december 2001 medegedeeld dat de waarde per 1 januari 1999 op een hoger bedrag diende te worden vastge-steld, doch daaraan valt niet het rechtens te beschermen vertrouwen te ontlenen dat geen be-schikking meer zou worden genomen met ingangsdatum 1 januari 1998. Uit de uitspraak van 7 december 2001 met betrekking tot de OZB 1999 blijkt immers duidelijk dat verweerder toen nog meende dat het hotel pas in 1998 was gereedgekomen, terwijl belanghebbende wist dat het reeds op 1 januari 1998 voor gebruik gereed was. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder naar 's Hofs oordeel niet de indruk gewekt dat sprake was van een weloverwogen standpuntbepaling in afwijking van de wettelijke bepa-lingen na kennisneming van alle relevante feiten en omstandigheden. Een zodanige indruk heeft belanghebbende ook niet kunnen ontlenen aan de haar zonder nadere toelichting opge-legde aanslagen. 5.5. Uit al het vorenoverwogene volgt dat de bestreden beschikking in stand blijft. Wel vindt het Hof, met verweerder, in de handelwijze van verweerder aanleiding om het grif-fierecht aan belanghebbende te restitueren. 6. Proceskosten Nu belanghebbende in het ongelijk is gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandighe-den hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 7. Beslissing Het Hof n verklaart het beroep ongegrond; n gelast de gemeente Haarlemmermeer het betaalde griffierecht ad € 232 aan belangheb-bende te vergoeden. De uitspraak is vastgesteld op 6 februari 2004 door mrs. Onnes, Schaap en Vrouwenvelder, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechts-hof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proces-kosten.