Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3662

Datum uitspraak2004-02-13
Datum gepubliceerd2004-02-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/002065-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank Breda acht poging tot moord op een BBA-buschauffeur te Tilburg bewezen, alsmede (onder meer) de bedreiging van enkele andere buschauffeurs. Door de deskundigen wordt de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar aangemerkt. De rechtbank verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging. Zij beveelt plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Parketnummer(s): 02/002065-03 1 Partijen. Onderzoek van de zaak. In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen: [P.S.S.L], geboren op 14 januari 1977 te Vlissingen, wonende te Tilburg, thans verblijvende te Breda, Huis van Bewaring De Boschpoort, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda. 2 De tenlastelegging. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat feit 1. primair. hij op of omstreeks 19 september 2003 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade [M.A.G.] (buschauffeur) van het leven te beroven, met dat opzet al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meerdere, althans een mes(sen), althans scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) onder zich heeft genomen en/of heeft meegenomen en/of met die/dat mes(sen)/voorwerp(en) naar een BBA bus is toegelopen en/of (vervolgens) die bus is binnengegaan en/of die [G.] (vervolgens) met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) meermalen, althans eenmaal, in de nek, althans de hals, en/of de rechterbovenarm en rechteronderarm, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (incident 2); art 289 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht subsidiair. hij op of omstreeks 19 september 2003 te Tilburg aan een persoon genaamd M.A. [G.], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (peesletsel rechter onderarm en/of letsel aan de rechter halsslagader en/of een geperforeerde rechterlong en/of een klaplong), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in de nek, althans in de hals, en/of in de rechterbovenarm en/of rechteronderarm, in elk geval in het lichaam, te steken ; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht tweede subsidiair. hij op of omstreeks 19 september 2003 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [M.A.G.], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet heeft hij, verdachte, meerdere malen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), alhtans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in de nek, althans in de hals, en/of in de rechterbovenarm en/of in de rechteronderarm, in elk geval in het lichaam, van die [G.] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht feit 2. hij op of omstreeks 19 september 2003 te Tilburg [F.L.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend op die [L.] toegelopen en/of heeft slaande bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van die [L.] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (incident 1); art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht feit 3. hij op of omstreeks 05 juni 2003 te Tilburg [L.L.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes ter hand genomen en/of met dat mes in zijn, verdachtes, hand naar en/of in de richting van die [L.] is gelopen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "moet je een mes tussen je ribben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (incident 7); art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht feit 4. hij op of omstreeks 19 september 2003 te Tilburg [G.W.W.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand gehouden en/of zijn (linker)middelvinger omhoog heeft gestoken naar die van [W.] toe (incident 3); art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht feit 5. hij op of omstreeks 19 september 2003 te Tilburg [A.P.H.T.D.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zichtbaar voor die [D.] een mes in zijn hand gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: " kom maar, ik steek u er aan" en/of "kom maar, ik steek er heel de BBA aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (incident 4); art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht feit 6. hij op of omstreeks 19 september 2003 te Tilburg [A.M.J. en/of O.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een steekwapen op die [J. en/of O.] af komen lopen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "oh, jullie ook nog, kom maar op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (incidenten 5 en 6); art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3 De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4 De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen. 6 Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7 De bewezenverklaring. Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1. primair. op 19 september 2003 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk met voorbedachten rade [M.A.G.] (buschauffeur) van het leven te beroven, met dat opzet al na kalm beraad en rustig overleg, meerdere, mes(sen), onder zich heeft genomen en heeft meegenomen en met die mes(sen) naar een BBA bus is toegelopen en (vervolgens) die bus is binnengegaan en/of die [G.] (vervolgens) met (een) mes de hals, en de rechterbovenarm en rechteronderarm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (incident 2); feit 2. op 19 september 2003 te Tilburg [F.L.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend op die [L.] toegelopen en heeft slaande bewegingen gemaakt naar die [L.] en deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking feit 3. op 05 juni 2003 te Tilburg [L.L.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes ter hand genomen en met dat mes in zijn, verdachtes, hand naar die [L.] gelopen feit 4. 19 september 2003 te Tilburg [G.W.W.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand gehouden en zijn (linker)middelvinger omhoog gestoken naar die van [W.] feit 5. op 19 september 2003 te Tilburg [A.P.H.T.D.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zichtbaar voor die [D.] een mes in zijn hand gehouden en deze dreigend de woorden toegevoegd: " kom maar, ik steek u er aan" of "kom maar, ik steek er heel de BBA aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking feit 6. op 19 september 2003 te Tilburg [A.M.J. en J.H.J.T.O] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een steekwapen op die [J.] en die van Oudheusden af komen lopen en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "oh, jullie ook nog, kom maar op" Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8 Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. 8.1 De bewijsmiddelen. 9 De strafbaarheid van het bewezene. Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op: feit 1 primair: poging tot moord; feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; feit 6: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. 10 De strafbaarheid van verdachte. Over verdachte zijn rapporten uitgebracht door M. Ploumen, psychiater, en W.J.L. Lander, psycholoog. In het rapport van Ploumen wordt geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een waanstoornis, van het paranoïde type, met een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, mede veroorzaakt door een onderliggende stoornis binnen het autisme spectrum. Ten tijde van het plegen van de delicten werd verdachte volgens Ploumen volledig gestuurd door de paranoïde waanstoornis. Hij wordt als volledig ontoerekeningsvatbaar aangemerkt. Ook Lander concludeert in zijn rapport dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van een paranoïde waanstoornis. Lander omschrijft dat verdachte ongeveer twee jaar geleden betrekkingsideeën heeft gekregen. Verdachte denkt dat mensen aan hem kunnen zien dat hij homoseksueel is, waarbij hij ook denkt dat hij wordt getreiterd, wordt uitgescholden en dat veel buschauffeurs hieraan deelnemen. Vanuit deze waanideeën is verdachte steeds kwader geworden en door de aanrijding op 19 september 2003 is dit tot een escalatie gekomen. Door Lander wordt verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen voornoemd met betrekking tot de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte over en maakt deze tot de hare. Zij acht verdachte deswege niet strafbaar. 11 De maatregelen. 11.1 De algemene overwegingen omtrent de maatregel. Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maatregel behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen. 11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de maatregel. Op 19 september 2003 reed verdachte op zijn fiets naar school. Onderweg, in de nabijheid van zijn school, stak hij onverhoeds via een groenstrook de weg over en reed tegen de zijkant van een BBA-bus ter hoogte van het achterwiel aan, waardoor hij ten val kwam. Vervolgens was verdachte al scheldend de bus ingegaan, die inmiddels tot stilstand was gebracht, waarbij hij de dienstdoende buschauffeur probeerde te slaan en woorden riep als "ik maak je kapot". Enkele buspassagiers hebben er voor kunnen zorgen dat verdachte op dat moment de bus verliet. Verdachte liet het hier klaarblijkelijk niet bij zitten en was naar huis gegaan, alwaar hij drie messen ophaalde. Vervolgens wilde hij, naar zijn eigen zeggen, met de messen naar het BBA-hoofdkantoor te Tilburg gaan om zijn verhaal te doen. Bij het busstation aangekomen, zag hij bij een halte de lijnbus staan, met het opschrift 'Stappegoor', waarmee hij eerder die ochtend een aanrijding had gehad. Hij besloot naar deze bus toe te lopen en duwde wachtende passagiers opzij om zich als eerste in de bus te kunnen begeven. Zonder verdere aanleiding sloeg hij de buschauffeur in zijn gezicht en stak hem met één van de drie messen in zijn hals, rechter bovenarm en rechter onderarm. Verdachte heeft verschillend verklaard over de herkenning van de buschauffeur, want de chauffeur die door hem was gestoken was niet dezelfde als die hij eerder die dag had bedreigd. Zo heeft hij onder meer verklaard: "Ik was zo boos op de buschauffeurs in het algemeen, dat ik uit vergelding toch deze buschauffeur uiteindelijk heb gestoken". Na de steekpartij had verdachte bij het weglopen nog drie andere buschauffeurs bedreigd, terwijl hij een mes in zijn hand hield. Verdachte heeft aldus op 19 september 2003 een reeks zeer ernstige misdrijven gepleegd. De neergestoken buschauffeur, genaamd [G.], is door verdachte met het mes vlakbij zijn halsslagader geraakt. [G.] mag van geluk spreken dat van enkele omstanders tijdig de juiste eerste hulp werd verkregen, zodat hij de steekpartij heeft overleefd. Dit slachtoffer gaat nog steeds gebukt onder lichamelijke klachten. Recentelijk heeft [G.] nog twee operaties aan zijn arm ondergaan, omdat de strekpees in zijn arm door het mes was geraakt en medisch ingrijpen noodzakelijk was. [G.] heeft ter terechtzitting duidelijk gemaakt dat hij eveneens lijdt aan psychische klachten door de traumatische gebeurtenis van 19 september jl. Ook de drie andere collega's van de BBA, die op deze dag waren bedreigd door verdachte, hebben psychische schade opgelopen. Blijkens de inhoud van de (bijlagen van de) voegingsformulieren is bij deze slachtoffers onder meer sprake van angstgevoelens en aantasting van de levensvreugde. Bovendien ervaren deze slachtoffers problemen om de dagelijkse werkzaamheden als buschauffeur uit te oefenen. Deze door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben niet alleen aanzienlijk persoonlijk leed teweeggebracht, maar hebben - mede vanwege de aandacht van de pers in deze zaak - in de gehele samenleving vele emoties doen oplaaien, waarbij gevoelens van onbegrip, angst en onveiligheid overheersen. Naast de misdrijven die gericht waren tegen de BBA-buschauffeurs te Tilburg, heeft verdachte eerder bedreigingen geuit in 2003, namelijk op 5 juni 2003. Verdachte stoorde zich toen aan de geluidsoverlast van een feestvierende medeflatbewoner, waardoor hij uiteindelijk een mes had gepakt en hiermee dreigend naar deze flatbewoner toeliep. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij verdachte niet strafbaar acht en zij heeft derhalve gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts heeft zij gevorderd dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake van de feiten 1 primair t/m 6. De rechtbank heeft in ogenschouw genomen de rapporten van M. Ploumen, psychiater, W.J.L. Lander, psycholoog, en Reclassering Nederland over de persoon van verdachte. Zoals hierboven reeds onder 10. vermeld concluderen Ploumen en Lander dat de feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend. Gelet op de conclusies van Ploumen en Lander acht de rechtbank verdachte niet strafbaar. Zij zal hem om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging. Voorts leidt de rechtbank uit bovengenoemde rapporten af dat, indien verdachte geen behandeling ondergaat, de kans dat verdachte zich opnieuw aan soortgelijke feiten zal schuldig maken in grote mate aanwezig is. Zij is op grond van hetgeen de psychiater en de psycholoog in hun rapporten vermelden tot het oordeel gekomen dat de veiligheid van verdachte, van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis eisen. Nu Ploumen en Lander onder meer opname in een psychiatrische kliniek adviseren, verdachte thans zelf ter terechtzitting heeft aangegeven psychiatrische behandeling noodzakelijk te vinden en verdachte zich bereid heeft verklaard aan een behandeling mee te willen werken, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, welke maatregel ook in de rapporten aan de orde is gekomen, maar uiteindelijk niet is geadviseerd. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitieel documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict. De door de deskundigen geadviseerde terbeschikkingstelling met voorwaarden acht de rechtbank geen passende maatregel. Er is immers geen enkele nadere invulling gegeven door verdachte en reclassering met betrekking tot de opname, behandeling en (rand)voorwaarden, waarbij de rechtbank overweegt dat een open setting thans nog niet aan de orde is. 12 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij. 1. De benadeelde partij [M.A.G.] heeft terzake van hetgeen onder feit 1 bewezen is verklaard schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 4.000,= (afgerond), bestaande uit materiële kosten ad € 751,36, immateriële schade ad € 2.250,= en kosten voor rechtsbijstand ad € 1.000,=. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.000,= (afgerond) betreffende de materiële kosten en immateriële schade. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. In zijn verzoek tot vergoeding van de door [G.] gemaakte kosten terzake van rechtsbijstand zal de laatste niet ontvankelijk worden verklaard, nu de rechtbank verdachte op de voet van artikel 361, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering in de proceskosten zal veroordelen. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [G.], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 1, is toegebracht. 2. De benadeelde partij A.P.H.T. [D.] heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 300,00 terzake van hetgeen onder feit 5 is bewezen verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreekse schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [D.], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 5, is toegebracht. 3. De benadeelde partij [A.M.J.] heeft immateriële schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 1.000,= terzake van hetgeen onder feit 6 is bewezen verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 6 bewezen verklaarde rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 300,=. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of de geleden schade slechts in verband kan worden gebracht met de bedreiging door verdachte, zoals genoemd onder 6, of dat deze schade mede betrekking heeft op de steekpartij tussen verdachte en slachtoffer [G.], zoals genoemd onder feit 1. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [J.], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 6, is toegebracht. 4. De benadeelde partij [J.H.J.T.O.] heeft immateriële schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 500,= terzake van hetgeen onder feit 6 is bewezen verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 6 bewezen verklaarde rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 300,=. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of de geleden schade slechts in verband kan worden gebracht met de bedreiging door verdachte, zoals genoemd onder 6, of dat deze schade mede betrekking heeft op de steekpartij tussen verdachte en slachtoffer [G.], zoals genoemd onder feit 1. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer Van Oudheusden, nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 6, is toegebracht. 12 De toepasselijke wetsartikelen. De beslissing berust op de artikelen 36f, 37, 39, 45, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. 13 De beslissing. RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt. Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7. is omschreven. Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Zij verklaart het bewezen verklaarde strafbaar. Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9. vermelde strafbare feiten. Zij verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging. Zij gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar. Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [M.A.G.] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.000,= (zegge: drieduizend euro) te vermeerderen met de proceskosten die vastgesteld worden op € 450,00 (zegge: vierhonderd vijftig euro) en met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering. Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [G.], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.000,= (zegge: drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen. Zij wijst de vordering van de benadeelde partij A.P.H.T. [D.] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 300,= (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering. (BP.06) Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [D.], te betalen een som geld ten bedrage van € 300,= (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen. Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [J.H.J.T.O.] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 300,= (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering. Zij bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. (BP.10) Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer Van Oudheusden, te betalen een som geld ten bedrage van € 300,= (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen. Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [A.M.J.] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 300,= (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering. Zij bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. (BP.10) Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [J.], te betalen een som geld ten bedrage van € 300,= (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen. Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen [D.], Van Oudheusden en [J.] ter zake van rechtsbijstand hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel, voorzitter, mr. Luijks en mr. De Kroon-Biewenga, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Roebroeks en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 februari 2004.