Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3666

Datum uitspraak2003-12-11
Datum gepubliceerd2004-10-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000771-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft opzettelijk zijn pistool afwisselend op twee personen gericht en daadwerkelijk geschoten. Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Het hof heeft verdachte veroordeeld tot 5 jaar en 6 maanden gevangenisstraf.


Uitspraak

arrestnummer rolnummer 23-000771-03 datum uitspraak 11 december 2003 tegenspraak VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 24 januari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 15/035518-02, 15/085119-00 (tul) en 15/030016-02 (tul) van het openbaar ministerie tegen [Verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Noord Holland Noord, HvB Zwaag te Zwaag. Beperking van het hoger beroep Ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juli 2003 heeft het hof op de in het proces-verbaal vermelde gronden de splitsing van de bij inleidende dagvaarding aan verdachte tenlastegelegde strafbare feiten bevolen, aldus dat de verdere behandeling van het ingestelde hoger beroep wordt beperkt tot de feiten 1, 2 en 3. Het hof zal de zaak voor wat het tenlastegelegde onder 4 betreft, nu de rechtbank met betrekking tot dit onderdeel geen uitspraak heeft gedaan overeenkomstig artikel 345 van het Wetboek van Strafvordering, terugwijzen naar de rechtbank, zodat de zaak in zoverre ter terechtzitting in eerste aanleg - na heropening van het onderzoek aldaar in zoverre - opnieuw kan worden behandeld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 januari 2003 en in hoger beroep van 27 november 2003. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd - voor zover hier van belang - hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging , voor wat betreft de feiten 1, 2 en 3, wordt hier overgenomen. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, verbetert het hof deze. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezengeachte Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde op 14 september 2002 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen schoten heeft afgevuurd op die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde op 14 september 2002 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer 2], van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een schot heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde op 14 september 2002 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd; Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Strafbaarheid van het bewezengeachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezengeachte levert op: ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde: poging tot doodslag; ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde: poging tot doodslag; ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen; Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met bevel dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van het vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de straf in mindering wordt gebracht. Daarbij heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de rechtbank te Haarlem van 6 maart 2001 in de zaak met parketnummer 15/085119-00 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 6 maanden, met bepaling dat deze jeugddetentie wordt omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Tevens heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Haarlem van 2 april 2002 in de zaak met parketnummer 15/030016-02 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden. Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Nadat verdachte reeds eerder die avond in discotheek "The Challenge" ruzie met één van de slachtoffers, [slachtoffer 2], had gehad heeft hij, eenmaal buiten gekomen, zijn daar verstopte pistool tevoorschijn gehaald, het slachtoffer opgewacht en hem gevraagd mee te komen. Het andere slachtoffer, [slachtoffer 1], is meegelopen. De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 27 november 2003 verklaard dat hij die [slachtoffer 1] niet erbij wilde hebben en dat hij woedend is geworden toen hij hem beledigende woorden hoorde spreken. Daarna heeft de verdachte opzettelijk zijn pistool afwisselend op beide slachtoffers gericht en daadwerkelijk geschoten. [slachtoffer 1] is daarbij geraakt aan zijn arm en nek en moest zich voor zijn verwondingen laten behandelen in het ziekenhuis. Verdachte heeft door op beide slachtoffers te schieten een levensgevaarlijke situatie voor hen gecreëerd, waarbij beide slachtoffers de schietpartij met de dood hadden kunnen bekopen. De verdachte is vervolgens gevlucht. Het hof rekent voormeld handelen de verdachte zwaar aan. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 7 oktober 2003, is verdachte eerder ter zake van een geweldsmisdrijf veroordeeld. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 15/085119-00 De officier van justitie in het arrondissement Haarlem heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van het onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank te Haarlem van 6 maart 2001, in de zaak met parketnummer 15/085119-00, voor zover daarbij de verdachte ter zake van een door hem gepleegd strafbaar feit is veroordeeld tot een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar binnen welke periode, kort samengevat, de verdachte zich niet behoorde schuldig te maken aan het plegen van een nieuw strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 22 maart 2001. Gelet op het hiervoor bewezengeachte heeft de verdachte zich in de voormelde proeftijd wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof ziet termen, gelet op artikel 14g en artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, te gelasten. Gelet op de omstandigheid dat de veroordeelde inmiddels de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt zal het hof tevens - met ter terechtzitting verkregen instemming van de veroordeelde - bepalen dat deze straf van jeugddetentie wordt vervangen door een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 15/030016-02 De officier van justitie in het arrondissement Haarlem heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Haarlem van 2 april 2002, in de zaak met parketnummer 15/030016-02, voor zover daarbij de verdachte ter zake van een door hem gepleegd strafbaar feit is veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar binnen welke periode, kort samengevat, de verdachte zich niet behoorde schuldig te maken aan het plegen van een nieuw strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 18 april 2002. Gelet op het hiervoor bewezengeachte heeft de verdachte zich in de voormelde proeftijd wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof ziet termen, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, te gelasten. Vordering van de benadeelde partij De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden immateriële schade, tot een bedrag van € 2.500,-. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 2.500,-, zoals in eerste aanleg is toegewezen. De verdachte heeft deze vordering betwist, door te stellen dat hij zich niet schuldig acht aan het hem ten opzichte van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tenlastegelegde feit. Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezengeachte strafbare feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, naar billijkheid vast te stellen op het gevorderde bedrag. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal dan ook tot een bedrag van € 2.500,- worden toegewezen. Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van € 2.500,- aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14g, 36f, 45, 57, 77k, 77dd, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep. Wijst de zaak voor wat betreft het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde feit terug naar de rechtbank te Haarlem om op de bestaande tenlastelegging opnieuw te worden onderzocht. Doet voor het overige opnieuw recht. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) JAREN en 6 (zes) MAANDEN. Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht. Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: Avondkleding (bijzonderheden: schoenen, pantalon, t-shirt). Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 6 maart 2001 door de rechtbank te Haarlem in de zaak met parketnummer 15/085119-00, te weten: jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden en bepaalt dat deze jeugddetentie wordt omgezet in een gevangenisstraf voor dezelfde duur. Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 2 april 2002 door de politierechter te Haarlem in de zaak met parketnummer 15/030016-02, te weten: gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden. Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] (wonende te Hoofddorp, rekeningnummer 558993206) een bedrag van € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som gelds, groot € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro), zulks ten behoeve van [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft. Bepaalt dat indien en voorzover verdachte en/of een ander heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen. Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Van Lingen, De Winter en Van Wijnen-Vergeer, in tegenwoordigheid van mr. Leewens, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 december 2003. Mr. De Winter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.