Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3844

Datum uitspraak2004-02-17
Datum gepubliceerd2004-02-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004779-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

verdachte wordt schuldig bevonden aan de invoer in nederland van cocaine. de officier van justitie eist 9 jaar gevangenisstraf. de rechtbank, die anders dan de officier van justitie niet uitgaat van wekelijkse transporten, legt 4 jaar gevangenisstraf op. verdachte was schuldig aan de invoer van cocaine op grote schaal gedurende ongeveer 12 maanden. hij nam daarbij volgens de rechtbank een sleutelpositie in.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 4779-03. STRAFVONNIS Uitspraak: 17 februari 2004. De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [datum] 1979, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats] terechtstaande terzake dat: hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 4 november 2003, te Curaçao en/althans (elders) op de Nederlandse Antillen en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Rotterdam en/of te Enschede en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht na te noemen hoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid, van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten -in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 januari 2003, ongeveer 500 gram, althans 100 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne (koerier [naam 1]; smokkeldossier p.2301-2332, persoonsdossier p.290160-290161), en/of -in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 mei 2003, ongeveer 1600 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne (koerier(s) onbekend, verpakt in vier geprepareerde koffers met elk 400 gram; persoonsdossier p.290135-290143, 290154-290157), en/of -in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 februari 2003, ongeveer 2 kilogram (van een materiaal bevattende) cocaïne (koeriers [naam 2] en [naam 3]; persoonsdossier p.290143-290145), en/of -in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 februari 2003, ongeveer 600 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne (koerier(s) onbekend, verpakt in een condoom met 200 gram en een geprepareerde koffer met 400 gram; persoonsdossier p.290146-290147), en/of -in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 april 2003, ongeveer 600 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne (koerier [naam 4], verpakt in shampooflessen; persoonsdossier p.290148-290149), en/of -in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 april 2003, ongeveer 700 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne (koerier [naam 5], verpakt in shampooflessen; persoonsdossier p.290150-290151), en/of -in of omstreeks de periode van 1 juli 2003 tot en met 31 augustus 2003, ongeveer 900 gram, althans 400 gram (van een materiaal bevattende) cocaïne (koerier onbekend, verpakt in een geprepareerde koffer; persoonsdossier p.290162-290163, smokkeldossier p.3500-3694), en/of -in of omstreeks de periode van 1 april 2003 tot en met 4 november 2003, wekelijks ongeveer 5 kilogram, althans (een) grote hoeveelheid/hoeveelheden (van een materiaal bevattende) cocaïne (koerier(s) onbekend, verkocht voor [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/althans een of meer Columbianen; persoonsdossier p.290152-290153, p.290245-290246); Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 4 november 2003, te Curaçao en te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht na te noemen hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten -in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 januari 2003, ongeveer 100 gram van een materiaal bevattende cocaïne (koerier [naam 1]), en -in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 mei 2003, ongeveer 1600 gram van een materiaal bevattende cocaïne, (verpakt in vier geprepareerde koffers), en -in de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 februari 2003, ongeveer 600 gram van een materiaal bevattende cocaïne (koeriers [naam 2] en [naam 3]), en -in de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 februari 2003, ongeveer 600 gram van een materiaal bevattende cocaïne, (verpakt in een condoom en een geprepareerde koffer), en -in de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 april 2003, ongeveer 600 gram van een materiaal bevattende cocaïne (koerier [naam 4], verpakt in shampooflessen), en -in de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 april 2003, ongeveer 700 gram van een materiaal bevattende cocaïne (koerier [naam 5], verpakt in shampooflessen), en -in de periode van 1 juli 2003 tot en met 31 augustus 2003, ongeveer 400 gram van een materiaal bevattende cocaïne (verpakt in een geprepareerde koffer), en -in de periode van 1 april 2003 tot en met 4 november 2003, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf: "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod", strafbaar gesteld bij artikel 10 van die wet, juncto. art. 47 het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, met aftrek van het voorarrest, en met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, m.u.v. de nrs. 7 (teruggave) en 8 (onttrekking). De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft zich op grote schaal gedurende bijna 12 maanden schuldig gemaakt aan het invoeren van cocaïne in Nederland. Hij nam daarbij een sleutelpositie in. Hij heeft uit puur winstbejag aanmerkelijke schade toegebracht aan de volksgezondheid en bijgedragen aan een klimaat van toenemende onveiligheid als gevolg van de vermogenscriminaliteit waarmee de uiteindelijke gebruikers de kosten van hun verslaving veelal bestrijden. De feitelijke invoer van de cocaïne liet hij over aan koeriers die de cocaïne onder meer in speciaal daarvoor geprepareerde koffers Nederland binnen brachten. Gelet op de ernst van de feiten en ter norminprenting en normhandhaving en gelet op de omtrent verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten, is naar het oordeel van de rechtbank, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur thans de meest passende straf. Daarbij is de rechtbank bij het laatste bewezen verklaarde gedachtestreepje uitgegaan van de invoer in die periode van ongeveer 12 kilo cocaïne. Verdachte heeft dat zelf op 11 november 2003 tegenover de politie verklaard en hij heeft die verklaring ook ondertekend. Die verklaring acht de rechtbank ook geloofwaardig, zulks in combinatie met de verklaring die verdachte op 18 november 2003 heeft afgelegd en waarin hij verklaart, nadat hem een gele brief met namen en bedragen was getoond, dat [naam 7] één van de drie Colombianen is waarover hij reeds had verklaard en dat hij nog US $ 8000,= aan die [naam 7] moest betalen. De (niet door verdachte ondertekende) verklaring d.d. 10 november 2003, zoals door de verbalisanten is weergegeven en waarin verdachte verklaart dat hij wekelijks 4 à 5 kilo cocaïne verkocht acht de rechtbank niet geloofwaardig, mede gelet op het feit dat verdachte, wanneer hem door de verbalisanten dezelfde vraag nogmaals wordt gesteld, direct op die hoeveelheden terugkomt tot "soms zat er een week tussen dat ik niets verkocht". De verklaring van verdachte ter terechtzitting te weten: "Het hele verhaal over de Colombianen is gelogen en verzonnen. Ik wilde bij de politie de indruk wekken dat ik onder druk stond. Ik wilde niet zeggen dat ik op eigen initiatief ben begonnen met de drugshandel. Ik wilde het spannender maken dan het was", acht de rechtbank eveneens niet geloofwaardig, gelet op de hiervoor vermelde verklaringen van verdachte, afgelegd op 11 en 18 november 2003. De rechtbank overweegt verder dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten: 4 mobiele telefoons, 2 simkaarten, 1 document voorzien van namen en bedragen, 1 ticket, diverse papieren, kwitanties en briefjes vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan de feiten zijn begaan. Bij de verbeurdverklaring heeft de rechtbank op de voet van artikel 24 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen 3 bollen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd, en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier (4) jaar. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen 4 mobiele telefoons, 2 simkaarten, 1 document voorzien van namen en bedragen, 1 ticket, diverse papieren, kwitanties en briefjes. Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen 3 bollen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen foto aan verdachte. Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Bloebaum en mr. Caminada, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 februari 2004.