Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO3867

Datum uitspraak2004-01-22
Datum gepubliceerd2004-05-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 03/1187 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Terugvordering bijstand, algemene heffingskorting belasting telt als inkomsten.


Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken UITSPRAAK AWB 03/1187 NABW Uitspraak van de rechtbank ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen [eiser], eiser en [eiseres], eiseres, wonende te [woonplaats], tezamen eisers, gemachtigde mr. J.W. Weehuizen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder, gemachtigde A.C.W.M.J. Grootzwagers I. PROCESVERLOOP Verweerder heeft bij besluit van 6 januari 2003 de bijstandsuitkering van eisers over de periode van 16 mei 2001 tot 1 januari 2003 herzien en teruggevorderd tot een bedrag van € 1.301,32. Het tegen dat besluit namens eisers gemaakte bezwaar is bij besluit van 18 maart 2003 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is namens eisers beroep ingesteld. Verweerder heeft de op het geding betrekking hebben stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 20 november 2003, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Eiser en verweerder zijn verschenen bij gemachtigde. II. OVERWEGINGEN In dit geding is de vraag aan de orde of het bestreden besluit van verweerder van 18 maart 2003 in rechte stand kan houden. De rechtbank is bij haar oordeelsvorming uitgegaan van volgende feiten en omstandigheden. Eiser ontvangt sedert 1 november 1998 een bijstandsuitkering, welke sedert 16 mei 2002 wordt verstrekt naar de norm voor een echtpaar onder korting van inkomsten van eiseres. Bij een onderzoek in januari 2003 is geconstateerd dat eiser op 15 november 2002 een voorlopige aanslag van de belastingdienst heeft ontvangen waaruit blijkt dat hij over 2002 recht heeft op een algemene heffingskorting van € 1.647,--. Verweerder heeft in het voorgaande aanleiding gezien het recht op bijstand te herzien over de periode van 16 mei 2002 tot 1 januari 2003. De ten onrechte ontvangen bijstand ad € 1.301,32 is van eisers teruggevorderd. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de algemene heffingskorting op grond van artikel 42 van de Algemene bijstandswet (Abw) in aanmerking moet worden genomen bij de bepaling van de hoogte van de uitkering. Het recht op uitkering wordt om die reden volgens verweerder terecht herzien en de teveel ontvangen uitkering teruggevorderd. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de artikelen 69, derde lid en 81, eerste lid van de Abw. De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan namens eisers is gesteld dient de voorlopige teruggaaf aan eiser over 2002 van de algemene heffingskorting als middelen te worden aangemerkt in de zin van artikel 42 en 47, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Abw. In eerstgenoemd artikel is bepaald dat tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend worden waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen behoort in elk geval de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Ingevolge het bepaalde in artikel 47, eerste lid aanhef en sub a en b, van de Abw wordt onder inkomen ook verstaan voorlopige terugave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting en premies volksverzekeringen, dan wel uitkeringen die naar hun aard met deze inkomsten overeenkomen voorzover deze betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat niet gebleken is dat de heffingskorting betrekking heeft op één van in artikel 43, tweede lid van de Abw bedoelde middelen, die niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend. Nu tussen partijen niet in geschil is dat deze voorlopige teruggaaf van de algemene heffingskorting over 2002 niet in mindering op de bijstandsuitkering is gebracht, terwijl eisers deze heffingskorting aan verweerder hebben gemeld, staat vast dat eisers over 2002 te veel bijstandsuitkering hebben ontvangen. Verweerder was daarom in beginsel gehouden om tot herziening van de uitkering over te gaan, met toepassing van artikel 69, derde lid, aanhef en onder b van de Abw. Daarin staat - kort samengevat - dat, burgemeester en wethouders een toekenningsbesluit herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een hoog bedrag is verleend. Van dringende redenen, als bedoeld in artikel 69, vijfde lid van de Abw is de rechtbank niet gebleken. Met het voorgaande is gegeven dat eisers over 2002 teveel uitkering hebben ontvangen. Blijkens de gedingstukken heeft verweerder berekend dat van 16 mei 2002 tot 1 januari 2003 netto € 1.301,32 teveel bijstand is betaald, inclusief vakantietoeslag. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van dit bedrag, ook eisers hebben de hoogte van de terugvordering niet betwist. Verweerder was daarom gehouden in beginsel tot terugvordering over te gaan. Met toepassing van artikel 81, eerste lid van de Abw heeft verweerder op juiste gronden het voornoemde bedrag van eiser teruggevorderd. Ingevolge artikel 81, eerste lid, van de Abw wordt bijstand die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 14 of 69, derde of vierde lid van de Abw ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, van de belanghebbende teruggevorderd. Op grond van artikel 84 van de Abw is tevens eiseres hoofdelijk aansprakelijk. Van dringende redenen, als bedoeld in artikel 78, derde lid van de Abw is de rechtbank niet gebleken. Het enkele feit dat eisers verweerder op de hoogte hebben gebracht van deze voorlopige belastingteruggaaf kan niet leiden tot de conclusie dat zij er op mochten vertrouwen dat niet tot terugvordering zou worden overgegaan. Het bestreden besluit kan in rechte stand houden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Mitsdien wordt beslist als volgt. III. BESLISSING De rechtbank, verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries als rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van R.G. van der Korput als griffier en uitgesproken in het openbaar d.d. 22 januari 2003. De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondetekenen Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht Afschrift verzonden: