Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO4005

Datum uitspraak2004-01-20
Datum gepubliceerd2004-02-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers11002
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vergoeding van kosten rechtsbijstand ex art. 591(a) Sv na vrijspraak in hoger beroep terwijl verdachte voor de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep op de hoogte was gebracht van het voornemen van de AG om tot vrijspraak te rekwireren.


Uitspraak

raadkamernr. : 11002 parketnummer : 20.003162.02 uitspraakdatum : 20 januari 2004 GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH BESLISSING OP VERZOEK SCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 591a JUNCTO 591 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING. Beslissing van de voorzitter van de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof op het op 22 september 2003 ter griffie van dit hof ingediende verzoek van: [verzoeker], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1978, te dezer zake domicilie kiezende te 's-Hertogenbosch aan de Vughterstraat 71, ten kantore van de advocaat en procureur mr. M.C. Bijleveld-van der Slikke. Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding uit 's Rijks kas ter zake van de kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering; Het onderzoek van de zaak Het verzoek is op 10 december 2003 door de raadkamer in het openbaar behandeld. Het hof heeft kennis genomen van de conclusie van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verzoeker naar voren is gebracht. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot afwijzing van het verzoek. De gang van zaken Verzoeker is ter zake van een snelheidsovertreding gedagvaard tegen de terechtzitting van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch van 23 oktober 2002. Hij werd in het kader van een rechtsbijstandsverzekering bijgestaan door mr. A.W. Honnee van de Stichting Achmea Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch. Verzoeker werd bij vonnis van gelijke datum veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 550,-, van welk vonnis hij heeft geappelleerd. Vervolgens is verzoeker gedagvaard tegen de zitting van dit gerechtshof van 19 augustus 2003. In deze dagvaarding -gedagtekend 4 augustus 2003- heeft de advocaat-generaal de volgende zinsnede doen opnemen: "U hoeft niet te verschijnen ter terechtzitting aangezien vrijspraak zal worden gevorderd". Verzoeker is daarop ter terechtzitting van 19 augustus 2003 bij verstek op vordering van het openbaar ministerie vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Op 22 september 2003 is bij dit hof binnengekomen een verzoekschrift -met bijlagen- ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, d.d. 18 september 2003, ondertekend door verzoeker en ingediend door mr. M.C. Bijleveld-van der Slikke. Dit verzoekschrift strekt tot vergoeding ten laste van 's Rijks kas van de aan verzoeker door mr. Bijleveld in rekening gebrachte kosten van rechtsbijstand ad € 1.510,16, gemaakt in de hoger-beroepfase en ten behoeve van het onderhavige verzoekschrift. De advocaat-generaal heeft schriftelijk commentaar geleverd op het verzoekschrift onder de aanduiding "Advies van de advocaat-generaal" en dit commentaar aan mr. Bijleveld en het hof doen toekomen. Mr. Bijleveld heeft in een schriftelijke reactie op voornoemd advies gesteld: "Het verzoek is niet alleen op artikel 591a, maar ook op artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering gegrond" en het verzoekschrift gehandhaafd. De ter beantwoording voorliggende vraagpunten Naar aanleiding van het standpunt van de raadsvrouwe: 1. Dienen de opgevoerde kosten door het Rijk te worden vergoed, nu (in de visie van verzoeker) het openbaar ministerie, dat -gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen- in deze zaak in redelijkheid niet tot vervolging had behoren over te gaan, toch heeft gedagvaard en daardoor welbewust het risico van vrijspraak heeft genomen? Naar aanleiding van het standpunt van de advocaat-generaal 2. Staat het zich niet tijdig voor de zitting gesteld hebben en het niet ter terechtzitting verschijnen als raadsvrouwe aan vergoeding ex 591a van het Wetboek van Strafvordering in de weg? 3. Zijn de opgevoerde kosten aantoonbaar gemaakt ten behoeve van het onderzoek en de behandeling op de zitting van 19 augustus 2003, nu op voorhand aan (toen) verdachte en de verzekeraar het voorgenomen vorderen van vrijspraak is doorgegeven? 4. Kunnen de kosten van een "descente" naar de gestelde locus delicti door de raadsvrouwe en de daaraan gekoppelde reistijd op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering worden vergoed, nu dit artikel slechts de reis - en verblijfskosten van de gewezen verdachte als te vergoeden noemt? 5. Kunnen door de verdediging in het belang van het onderzoek gemaakte kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen wanneer de resultaten van het onderzoek in de procedure zijn ingebracht en daardoor in de besluitvorming van de rechter -in casu het hof- hebben kunnen meewegen? De beantwoording van de vraagpunten Ad 1: Deze stelling heeft -zoals uit de behandeling van het verzoek ter zitting is gebleken- betrekking op de appelfase van de strafzaak. Het openbaar ministerie -in casu de advocaat-generaal- had, nu het hoger beroep door verdachte niet was ingetrokken, niet de vrijheid de dagvaarding in te trekken; wel heeft het gebruik gemaakt van een "vooraankondiging" in de dagvaarding van (toen) verdachte in hoger beroep dat vrijspraak zou worden gevorderd. Het niet-intrekken van de dagvaarding in hoger beroep kan hier dus niet als argument voor inwilliging van het verzoek dienen. Ad 2: Wanneer -zoals hier- een raadsvrouwe (raadsman) zich niet tijdig voor de appelzitting heeft gesteld, vormt dit op zichzelf geen grond voor afwijzing van een verzoek ex artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering tot vergoeding van de kosten van de raadsman aan de gewezen verdachte: artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering noch de daarop betrekking hebbende jurisprudentie bevat de eis dat een "stelbrief" moet zijn ingestuurd. Vanzelfsprekend kan het zich niet stellen in sommige gevallen onzekerheid opleveren ten aanzien van de omvang en de duur van de verdedigingsactiviteiten. Daarvan is in casu echter, ook in de ogen van de advocaat-generaal, geen sprake. Het feit dat de raadsvrouwe niet ter terechtzitting is opgetreden brengt op zichzelf niet mee dat de kosten van de raadsvrouwe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Onder de kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn te verstaan de kosten van een raadsman die in rechtstreeks verband staan met een strafzaak tegen een gewezen verdachte, welke is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. (Vgl. HR 20 mei 1986, NJ 1987, 28) Ad 3: De opgevoerde kosten -die van het onderhavige verzoekschrift daargelaten- zijn voor het overgrote deel gemaakt voordat verzoeker via de dagvaarding in hoger beroep van het voornemen ter zitting van 19 augustus 2003 tot vrijspraak te rekwireren op de hoogte werd gesteld. De kosten zijn gemaakt en konden in redelijkheid worden gemaakt met het oog op en ten behoeve van de komende behandeling van de zaak in hoger beroep. Dat daarna de advocaat-generaal heeft laten weten -middels een mededeling op de dagvaarding in hoger beroep- dat hij/zij vrijspraak zou vorderen, doet hieraan niet af. Ad 4: Niet valt in te zien waarom onder "kosten van een raadsman", als bedoeld in artikel 591a, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, niet zouden kunnen worden begrepen de hier opgegeven kosten van een descente en de daaraan gekoppelde reistijd, wanneer deze descente geacht moet worden een adequate en relevante activiteit te zijn geweest met het oog op een effectieve verdediging. Aan laatstgenoemde voorwaarde is hier voldaan. Ad 5: Het antwoord op deze vraag moet ontkennend luiden, nu het onredelijk zou zijn relevante onderzoeksactiviteiten zijdens de verdediging van vergoeding uit te sluiten, wanneer de resultaten van deze activiteiten wegens een niet binnen de invloedssfeer van de verdediging gelegen processuele gang van zaken buiten de besluitvorming van de zittingsrechter zijn gebleven. De beoordeling Het verzoek is tijdig ingediend. Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, blijkt dat de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd parketnummer het laatst voor dit hof werd vervolgd en is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Uit de aard van de onderwerpelijke strafzaak vloeit de wenselijkheid voor de gewezen verdachte voort om zich van rechtsbijstand te voorzien. De opgegeven kosten worden genoegzaam gestaafd door de overgelegde declaratie alsmede de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting en het beloop daarvan valt - mede gelet op omvang en verloop van de strafzaak - niet als bovenmatig aan te merken. De declaratie is opgebouwd uit: -Honorarium € 1.240,--; (inclusief de kosten voor het indienen van het verzoekschrift) -Belaste voorschotten € 10,--; -Reiskosten € 19,04 inclusief -BTW 19% over bovenstaande posten a € 241,12. Totaal wordt een vergoeding van € 1.510,16 verzocht. Het hof zal de verzochte vergoeding toekennen. Ter zake van kosten van rechtsbijstand komt derhalve een bedrag van € 1.510,16 (zegge: vijftienhonderdtien euro en zestien eurocent) voor vergoeding in aanmerking. B E S L I S S I N G : Het hof: Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van € 1.510,16 (zegge: vijftienhonderdtien euro en zestien eurocent) Aldus beslist door mr. Hendriks, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Polkamp, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2004. De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van deze beslissing en gelast de griffier van dit hof aan verzoeker te betalen het bedrag van € 1.510,16 (zegge: vijftienhonderdtien euro en zestien eurocent) door overmaking van dat bedrag op giro- of bankrekeningnummer ....... ten name van.......