
Jurisprudentie
AO4602
Datum uitspraak2004-02-17
Datum gepubliceerd2004-03-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308326/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-03-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308326/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 29 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veendam het wijzigingsplan “Bestemmingsplan Zeestratenwijk, plan van wijziging ex artikel 11 WRO, locatie garagebedrijf Julianalaan – Boven Westerdiep” vastgesteld.
Uitspraak
200308326/2.
Datum uitspraak: 17 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veendam het wijzigingsplan “Bestemmingsplan Zeestratenwijk, plan van wijziging ex artikel 11 WRO, locatie garagebedrijf Julianalaan – Boven Westerdiep” vastgesteld.
Bij besluit van 10 oktober 2003, nr. 03/13968, RP, is namens verweerder beslist over de goedkeuring van dit wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 10 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2003, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 februari 2004, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.J. van der Kooi, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J. Meursing en A.J. Wiechertjes, ambtenaren van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van drie appartementengebouwen, met in totaal 36 woningen, op de plek van een voormalig garagebedrijf op de hoek van de Julianalaan en het Boven Westerdiep.
Bij het bestreden besluit is het wijzigingsplan namens verweerder goedgekeurd.
2.3. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het wijzigingsplan ten onrechte is goedgekeurd en verzoekt schorsing van het bestreden besluit. Naar zijn mening is het aantal bouwlagen waarin het wijzigingsplan voorziet niet in overeenstemming met het bestemmingsplan “Zeestratenwijk” (hierna: het bestemmingsplan). Voorts tast volgens verzoeker het aantal bouwlagen het landelijke karakter van het Boven Westerdiep aan. Daarnaast vreest verzoeker dat de bouwhoogte zal leiden tot aantasting van zijn persoonlijke levenssfeer op het dakterras van zijn woning aan het Boven Westerdiep.
2.4. De Voorzitter stelt vast dat het wijzigingsplan wat betreft het aantal bouwlagen in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Hij neemt daarbij in aanmerking dat ingevolge de wijzigingsvoorwaarden van artikel 12, eerste lid, onder c, van de voorschriften van het bestemmingsplan het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan vijf. Ingevolge artikel 1 van de voorschriften van het wijzigingsplan bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 18 meter en het aantal bouwlagen ten hoogste vijf. Ook overigens is niet gebleken dat niet aan de wijzigingsvoorwaarden is voldaan.
Voorts is de Voorzitter er voorshands niet van overtuigd dat de in het wijzigingsplan voorziene bouwhoogte het karakter van het Boven Westerdiep in ernstige mate zal aantasten, nog daargelaten of dit, gelet op het verhandelde ter zitting, als landelijk kan worden aangemerkt.
Evenmin acht de Voorzitter aannemelijk dat het plan ernstige gevolgen heeft voor de persoonlijke levenssfeer van appellant, nu de kortste afstand tussen het dakterras van zijn woning en het bouwvlak van de appartementengebouwen blijkens de stukken ongeveer 40 meter bedraagt.
Wat de eventuele nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van verzoeker betreft, bestaat voorshands geen grond voor het oordeel dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat verweerder hieraan in redelijkheid een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
Gelet op het voorgaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Prins
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2004
363

