Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO4733

Datum uitspraak2004-02-27
Datum gepubliceerd2004-03-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307848/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 19 augustus 2003, heeft het college van burgemeester en wethouders van Woudenberg het wijzigingsplan "14e wijzigingsplan bestemmingsplan Buitengebied 1995" vastgesteld.


Uitspraak

200307848/2. Datum uitspraak: 27 februari 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekster] e.a., gevestigd te [plaats], en het college van gedeputeerde staten van Utrecht, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 19 augustus 2003, heeft het college van burgemeester en wethouders van Woudenberg het wijzigingsplan "14e wijzigingsplan bestemmingsplan Buitengebied 1995" vastgesteld. Verweerders hebben bij hun besluit van 30 september 2003, nr. 2003REG002466i beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan. Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 24 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2003, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 januari 2004, waar verzoekster vertegenwoordigd door mr. J.W. van der Linde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.C. van den Broek, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Woudenberg, vertegenwoordigd door S. Bakker en G. van Ginkel, daar gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel [locatie]. Het plan kent aan een deel van dat perceel de (mede)bestemming “Wonen” toe waardoor de bouw van een woning op de plek van de voormalige agrarische bebouwing mogelijk wordt gemaakt. 2.3. Verzoekster stelt dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd omdat daarin geen rekening is gehouden met haar belangen. Verzoekster maakt gebruik van het naastgelegen perceel [locatie] ten behoeve van de stalling van vijf vrachtwagens. Zij stelt dat dit gebruik onder het overgangsrecht van het voorheen geldende plan valt en bij de beoordeling van het plan had moeten worden betrokken. De aanwezigheid van de vrachtwagens zou overlast kunnen geven ten aanzien van de in het plan voorziene woning. 2.4. Niet bestreden is dat de afstand tussen het perceel [locatie] en de gronden waarop de woning kan worden gebouwd ongeveer 45 meter bedraagt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt voorts dat de woning aan de zijde die is gekeerd naar de plaats waar de vrachtwagens worden gestald zal worden voorzien van een zogenoemde “dove gevel”, en dat het perceel [locatie] niet via een recht van overpad langs het perceel [locatie] maar via een nieuw aan te leggen uitweg zal worden ontsloten. Gelet op het vorenstaande acht de Voorzitter niet aannemelijk dat een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor bewoners van de woning op het perceel [locatie] zal ontstaan. Hij ziet hij dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.5. De Voorzitter merkt overigens nog op dat het belang van verzoekster met name lijkt te zijn gelegen in de wens een overdekte stalling voor haar vrachtwagens te kunnen bouwen. Ter zitting is gebleken dat het gemeentebestuur geen aanleiding ziet om het huidige gebruik te doen beëindigen. Het ontgaat de Voorzitter waarom het gemeentebestuur onder deze omstandigheden niet wenst mee te werken aan een veilige, milieuvriendelijke en landschappelijk aanvaardbare inpassing van het bestaande gebruik. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat. w.g. Dolman w.g. Tulmans Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2004 370-381