Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5053

Datum uitspraak2004-03-05
Datum gepubliceerd2004-03-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/030762-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van twee jaar, omdat verdachte zich gedurende en na het verrichten van werkzaamheden in zijn restaurant bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen jegens enkele werkneemsters. Hij heeft hierbij misbruik gemaakt van zijn gezagspositie als werkgever en leidinggevende.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/030762-03 Uitspraakdatum: 5 maart 2004 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 februari 2004 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonadres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage Ia. aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit. Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van feit 1 ter terechtzitting gewijzigd in dier voege, dat, kort gezegd, als subsidiair is toegevoegd de pogingsvariant van het primair ten lastegelegde, waarbij het aanvankelijk subsidiaire verwijt tot meer subsidiair is aangewezen. Een kopie van die vordering is als bijlage Ib. bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. In het bijzonder is op basis van het verhandelde ter terechtzitting en de voorgehouden dossierstukken niet genoegzaam komen vast te staan dat verdachte bij het lichamelijke contact dat volgde op een besloten samenzijn zodanig handelde, dat hem in redelijkheid de onvrijwilligheid van dat contact in de ogen van aangeefster niet kon zijn ontgaan. Dat verdachte weerstand bij aangeefster heeft gebroken waardoor deze zich niet aan zijn handelen heeft kunnen onttrekken, is niet gebleken. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat: 2. hij op tijdstippen in de periode van 11 juni 2003 tot en met 23 augustus 2003 te Zaandam, gemeente Zaanstad, door feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het - vasthouden en vastpakken bij het middel en de armen van die [slachtoffer 1] en de woorden toevoegen: "wil je met mij dansen" en "je kan toch wel meewerken en mijn gevoel zegt dat je wel wil meewerken", althans woorden van gelijke dwingende aard en - (seksueel) betasten van de billen van die [slachtoffer 1] en - zich seksueel aandrukken tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en met zijn, verdachtes, onderlichaam met zijn penis in erecte toestand onder zijn kleding tegen het onderlichaam van die [slachtoffer 1] aanduwen en bestaande die feitelijkheden uit de plotselinge en onverhoedse bewegingen van verdachte naar die [slachtoffer 1] en het met zijn armen vasthouden van die [slachtoffer 1] en het creëren van een afhankelijke relatie en een relatie van overwicht door het feit dat hij de werkgever van die [slachtoffer 1] was en haar door zijn (woordelijke en fysieke) gedragingen deed denken dat zij niet langer in het bedrijf van verdachte mocht werken als zij zich zou verzetten; 3. hij op tijdstippen in de periode van 22 juni 2003 tot en met 23 augustus 2003 te Zaandam, gemeente Zaanstad, door feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het - vasthouden en vastpakken bij het middel en de armen van die [slachtoffer 2] en de woorden toevoegen: "wil je met mij dansen" en "je kan toch wel meewerken en mijn gevoel zegt dat je wel wil meewerken" en "wil je neuken dan", althans woorden van gelijke dwingende aard en - (seksueel) betasten van de billen van die [slachtoffer 2] en - zich seksueel aandrukken tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en met zijn, verdachtes, onderlichaam met zijn penis in erecte toestand onder zijn kleding tegen het onderlichaam van die [slachtoffer 2] duwende bewegingen maken en bestaande die feitelijkheden uit de plotselinge en onverhoedse bewegingen van verdachte naar die [slachtoffer 2] en het met zijn armen vasthouden van die [slachtoffer 2] en het creëren van een afhankelijke relatie en een relatie van overwicht door het feit dat hij de werkgever van die [slachtoffer 2] was en haar door zijn (woordelijke en fysieke) gedragingen deed denken dat zij niet langer in het bedrijf van verdachte mocht werken als zij zich zou verzetten; Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder de feiten 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van de feiten 2 en 3: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van sanctie Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 26 januari 2004 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende en na het verrichten van werkzaamheden in zijn restaurant [naam restaurant] bij herhaling schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen jegens enkele werkneemsters. Hij heeft hierbij misbruik gemaakt van zijn gezagspositie als werkgever en leidinggevende. Verdachte ging zeer plots en onverhoeds te werk - ook nadat het hij meermalen op het ongewenste van zijn gedrag was gewezen - waardoor het voor de aangeefsters welhaast onmogelijk was zich aan die gedragingen te onttrekken. Verdachte heeft door het het betasten van aangeefsters en het maken van sexueel getinte toespelingen ernstig inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en heeft daarmee ook het vertrouwen geschonden dat dezen moeten kunnen hebben in een zakelijke samenwerking met de werkgever. De rechtbank merkt op dat verdachtes gedrag patroonmatige trekken vertoont en stelt vast dat de bagatelliserende wijze waarop verdachte over de verwijten spreekt, geen indicatie vormt voor de overtuiging dat verdachte van het onjuiste van zijn handelen ten volle is doordrongen. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, zij het dat deze, vooralsnog niet tenuitvoer behoeft worden gelegd. Van belang daarbij is dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat de publiciteit waarmee zijn vervolging en berechting is omgeven, zwaar op hem drukken. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Wetboek van Strafrecht: artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 246 8. Beslissing De rechtbank: Spreekt verdachte vrij van de hem onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde feiten. Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor onder 3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE MAANDEN, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Beveelt de opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Flohil, voorzitter, mrs. Van de Schepop en Kingma, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Os, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 maart 2004.