Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5183

Datum uitspraak2004-02-04
Datum gepubliceerd2004-03-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers50990 / FA RK 03-8203
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing van de vordering van officier van justitie tot doorhaling van erkenning. Gelet op toepasselijke Belgische regelgeving kon de erkenningakte wel rechtsgeldig worden opgemaakt maar deze erkenning kan, nu de minderjarige in Nederland woonachtig is, met toepassing van het Belgisch recht niet definitief worden gemaakt. Dit zou betekenen dat een situatie ontstaat waarbij sprake is van een rechtsgeldig opgemaakte erkenningakte die evenwel niet definitief is en, zolang de minderjarige in Nederland woonachtig is, ook niet definitief gemaakt kan worden. Een dergelijke, in het Nederlands afstammingsrecht onbekende situatie acht de rechtbank, gelet op de belangen van het kind, onwenselijk.


Uitspraak

Datum : 4 februari 2004 Nummer : 50990 / FA RK 03-8203 RECHTBANK DORDRECHT Beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht. Het procesverloop De officier van justitie heeft bij vordering van 23 september 2003 (op die datum ingekomen ter griffie van deze rechtbank) gevorderd de erkenningsakte 0066, opgemaakt in de gemeente [naam gemeente] op 30 oktober 2002, waarbij de minderjarige [naam minderjarige] is erkend door [de man] (hierna te noemen: de man) en waarbij gekozen is voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam man], door te halen. Bij beschikking van deze rechtbank van 29 oktober 2003 is mr. C.K. Visser, advocaat en procureur te Oud-Beijerland, benoemd tot bijzonder curator teneinde de voornoemde minderjarige te vertegenwoordigen. Bij brief van 6 november 2003 heeft de officier van justitie bericht dat er bij het Openbaar Ministerie geen behoefte bestaat het standpunt in deze zaak ter zitting nader toe te lichten. Bij brief van 2 december 2003 heeft de officier van justitie zich uitgelaten over het toepasselijke recht. De vordering is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 2 december 2003. De mondelinge behandeling is aangehouden tot 8 januari 2004 teneinde de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het toepasselijke recht, nu de man de Belgische nationaliteit heeft. Ter terechtzitting van 8 januari 2004 zijn verschenen: - [de vrouw], de moeder van de minderjarige (hierna te noemen: de moeder); - de man; - de bijzonder curator; - M.P. de Boer-Schaap, ambtenaar van de burgerlijke stand. De feiten De minderjarige is geboren op 27 oktober 2002 te [naam gemeente]. Op 30 oktober 2002 is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] de akte van geboorte opgemaakt. In deze akte staan onder het kopje ouders de geslachtnaam en voornamen van de moeder opgenomen. Op 30 oktober 2002 is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] de bovengenoemde akte van erkenning opgemaakt. Vervolgens is op de akte van geboorte een latere vermelding betreffende erkenning geplaatst. In deze vermelding wordt de man als erkenner genoemd en is gekozen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam man]. De man heeft de Belgische nationaliteit. Ten tijde van het opmaken van voormelde erkenningsakte was de man gehuwd met een andere vrouw dan de moeder. De vordering Bij brief van 17 september 2003 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] aan de officier van justitie bericht dat de man ten tijde van de geboorteaangifte gehuwd was. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt dat conform artikel 1: 204 lid 1 sub e van het Burgerlijk Wetboek een erkenning nietig is indien zij gedaan is door een man die krachtens artikel 33 slechts met één ander persoon tegelijkertijd gehuwd kan zijn. Zij verzoekt daarom aan de officier van justitie om de rechtbank tot doorhaling van de betreffende latere vermelding te verzoeken. In de vordering tot doorhaling van de erkenningsakte overweegt de officier van justitie dat, gelet op de brief van 17 september 2003 van de ambtenaar van de burgerlijke stand, de doorhaling van de erkenningsakte en daarbij de latere vermelding betreffende erkenning in voornoemde geboorteakte is geïndiceerd en dat tevens verbetering van de geslachtsnaam van het kind is geïndiceerd. De geslachtsnaam dient te worden verbeterd van [geslachtsnaam man] in [geslachtsnaam vrouw]. De officier van justitie vordert de doorhaling van voornoemde erkenningsakte conform het gestelde door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de brief van 17 september 2003. De officier van justitie heeft zich bij brief van 2 december 2003 uitgelaten over het toepasselijke recht. De officier van justitie verwijst daartoe naar artikel 4 van de Wet Conflictenrecht Afstamming waarin het ontstaan van familierechtelijke betrekkingen door erkenning door een man wordt geregeld. De officier van justitie stelt dat, nu de man de Belgische nationaliteit heeft, Belgisch recht derhalve van toepassing is. Verder stelt de officier van justitie dat indien echter het Belgische recht rechterlijke erkenning niet toestaat het Nederlands recht van toepassing zou zijn. Tot slot stelt de officier van justitie dat in het Belgisch recht staat beschreven (artikelen 315-325 BW) dat als de vader gehuwd is en een kind van een andere vrouw dan zijn echtgenote erkent, de erkenningsakte moet worden gehomologeerd door de rechtbank. Het standpunt van de ambtenaar van de burgerlijke stand De ambtenaar is van mening dat in deze zaak Belgisch recht moet worden toegepast. Volgens de ambtenaar kan een akte van erkenning door een gehuwde man worden opgemaakt waarna deze akte bij verzoekschrift aan de rechter moet worden voorgelegd. Bij de behandeling ter terechtzitting dient de echtgenote van de man aanwezig te zijn. Voor wat betreft de naamskeuze is de ambtenaar gebleken dat volgens Belgisch recht de echtgenote daarvoor toestemming moet geven. Voorts is de ambtenaar van mening dat nu de akte van erkenning is toegevoegd aan de akte van geboorte de akte van erkenning daarmee rechtskracht heeft gekregen, terwijl de erkenning door de man nietig is. De bijzonder curator De bijzonder curator heeft ter zitting meegedeeld dat de inschrijving van de echtscheiding van de man en zijn echtgenote in België nog niet geregeld is. De bijzonder curator heeft in het belang van het kind gewezen op de mogelijke rechtsgevolgen naar Nederlands recht van een eventuele doorhaling van de erkenningsakte als de man iets zou overkomen voordat de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in België is geregeld. De beoordeling In de overwegingen van de vordering tot doorhaling van de erkenningsakte heeft de officier van justitie geconcludeerd dat doorhaling van de erkenningsakte en daarbij de latere vermelding betreffende erkenning in de geboorteakte is geïndiceerd, alsmede de verbetering van de geslachtsnaam van het kind. De officier van justitie heeft echter alleen gevorderd de erkenningsakte door te halen. Mede gelet op de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 17 september 2003, begrijpt de rechtbank de vordering van de officier van justitie aldus dat deze vordering uit de volgende twee onderdelen bestaat: a. doorhaling van de erkenningsakte; b. doorhaling van de latere vermelding. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat een eventuele doorhaling van de latere erkenning ook zou betekenen dat de keuze voor de geslachtsnaam van de man wordt doorgehaald. a. Doorhaling van de erkenningsakte Ingevolge artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek kan doorhaling slechts plaatsvinden van akten en latere vermeldingen die zijn opgenomen in registers van de burgerlijke stand. Een erkenningsakte wordt niet opgenomen in deze registers, zodat reeds daarom al dit onderdeel van de vordering dient te worden afgewezen. b. Doorhaling van de latere vermelding Volgens Nederlands internationaal privaatrecht is in beginsel het nationale recht van de erkenner van toepassing op de mogelijkheid voor de man om een kind te erkennen. De man heeft de Belgische nationaliteit. Dit brengt voor het onderhavige geval mee dat in beginsel naar Belgisch recht beoordeeld dient te worden in hoeverre de man bevoegd was de minderjarige te erkennen. Volgens het toepasselijke Belgisch recht kan een man een kind erkennen dat verwekt is bij een andere vrouw dan zijn echtgenote. De akte van erkenning moet bij verzoekschrift ter homologatie worden voorgelegd aan de rechtbank van woonplaats van het kind. De echtgenote van de erkenner dient in het geding betrokken te worden. De rechtbank zal het verzoek tot homologatie afwijzen indien wordt bewezen dat de verzoeker niet de vader is. De erkenning wordt definitief vanaf de inschrijving van het vonnis van homologatie. De minderjarige woont in Nederland ([naam gemeente]). De procedure van homologatie van de erkenningsakte zoals het Belgisch recht die voorschrijft, kent het Nederlands (proces)recht evenwel niet. De akte van erkenning kon dus volgens Belgisch recht wel rechtsgeldig worden opgemaakt maar deze erkenning kan, nu de minderjarige in Nederland woonachtig is, met toepassing van het Belgisch recht niet definitief worden gemaakt. Dit zou betekenen dat een situatie ontstaat waarbij sprake is van een rechtsgeldig opgemaakte erkenningsakte die evenwel niet definitief is en, zolang de minderjarige in Nederland woonachtig is, ook niet definitief gemaakt kan worden. Een dergelijke, in het Nederlands afstammingsrecht onbekende, situatie acht de rechtbank, gelet op de belangen van het kind, onwenselijk. Gelet op de omstandigheden dat de minderjarige geboren is in Nederland en de man, de moeder en de minderjarige op hetzelfde adres woonachtig zijn in Nederland, bestaan er voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer. Onder die omstandigheden rechtvaardigt het belang van het kind toepassing van Nederlands recht in afwijking van de conflictenregel. Ingevolge artikel 204 lid 1 sub e van het Burgerlijk Wetboek is erkenning door een op het tijdstip van de erkenning gehuwde man nietig, tenzij de rechtbank heeft vastgesteld dat aannemelijk is dat tussen de man en de moeder een band bestaat of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen of dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Bij vonnis van 3 december 2002 van de rechtbank te Antwerpen is tussen de man en zijn (voormalige) echtgenote de echtscheiding uitgesproken. De man en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar waaruit de minderjarige is geboren. Recent is uit deze relatie een tweede kind geboren. Verder is gebleken dat de man de aangifte van de geboorte van de minderjarige heeft gedaan, de moeder toestemming tot erkenning van de minderjarige heeft gegeven en de man en de moeder op hetzelfde adres woonachtig zijn. Onder deze omstandigheden is het aannemelijk dat er tussen de man en de moeder een band bestaat die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen. Gelet op deze vaststelling, is de erkenning van de minderjarige door de man rechtsgeldig gedaan. De vordering tot doorhaling van de latere vermelding zal daarom worden afgewezen. Voor wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige is, gelet op het voorgaande, evenmin aanleiding. De beslissing De rechtbank: Wijst de vordering af. Deze beschikking is gegeven door mr.drs. F.J.P. Lock en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2004.