Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5242

Datum uitspraak2004-03-10
Datum gepubliceerd2004-03-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305817/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij uitspraak van 27 september 1999, in zaak no. H01.98.1853, heeft de Afdeling de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 27 oktober 1998 bevestigd. De uitspraak is aangehecht.


Uitspraak

200305817/1. Datum uitspraak: 10 maart 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het verzoek van: [verzoeker], wonend te [woonplaats], om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 27 september 1999, in zaak no. H01.98.1853. 1. Procesverloop Bij uitspraak van 27 september 1999, in zaak no. H01.98.1853, heeft de Afdeling de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 27 oktober 1998 bevestigd. De uitspraak is aangehecht. Bij brief van 24 augustus 2003, nader gemotiveerd bij brief van 25 september 2003, heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brieven zijn aanhecht. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.H. van Steijn, advocaat te Deventer, en de burgemeester van Deventer, vertegenwoordigd door mr.drs. B.F.J. Bollen, advocaat te Tilburg, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift, vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 2.2. Bij besluit van 31 maart 1998 is geweigerd aan verzoeker een vergunning te verlenen voor de exploitatie van een coffeeshop in het pand [locatie] te Deventer vanwege de omstandigheid dat het pand tevens wordt gebruikt als woning. Verzoeker betoogt, kort samengevat, dat de burgemeester blijkens diens besluit van 23 december 2002 tot een ander inzicht is gekomen met betrekking tot het gebruik van het pand. 2.3. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 27 september 1999 een oordeel gegeven met betrekking tot het gebruik van het pand ten tijde van de beslissing op bezwaar van 12 augustus 1998 en de betekenis daarvan voor de in geding zijnde weigering van een exploitatievergunning. Het door de burgemeester in zijn besluit van 23 december 2002 ingenomen standpunt heeft betrekking op het gebruik van het pand ten tijde van dat besluit. Hetgeen verzoeker aanvoert voldoet dan ook niet aan het bepaalde in artikel 8:88, eerste lid, onder a, van de Awb. 2.4. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Bakker Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2004 393.