Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5311

Datum uitspraak2002-12-24
Datum gepubliceerd2004-03-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers192509/02-2181
Statusgepubliceerd


Indicatie

(...) Met betrekking tot de omstandigheid dat de minderjarige geen toestemming voor een noodzakelijke medische behandeling wil geven overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de vaststaande feiten dat de minderjarige sinds kort 12 jaar is en dat hij ernstig ziek is, zo ziek dat er sprake is van ernstig levensgevaar, is de rechtbank van oordeel dat hij op dit moment niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Dit is nog meer aan de orde nu de ouders van de minderjarige op basis van hun godsdienstige overtuiging geen toestemming tot die medische behandeling willen geven. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat overeenkomstig het bepaalde in art. 1:264 BW er gegronde redenen zijn vervangende toestemming voor het verrichten van die noodzakelijke medische behandeling te verlenen. (...)


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage Sector Familie- en Jeugdrecht Kinderrechter VERVANGENDE TOESTEMMING MEDISCHE BEHANDELING zaak/rekestnummer : 192509/02-2181 datum uitspraak: 24 december 2002 BESCHIKKING van de kinderrechter in de RECHTBANK te 's-Gravenhage, gegeven in de zaak met betrekking tot de onder toezicht staande minderjarige: [minderjarige], geboren te Curacao, Nederlandse Antillen op 20 maart 1990, kind uit het huwelijk van: [de vader] (verder de vader), en [de moeder] (verder de moeder), beiden wonende [adres], die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De minderjarige woont wettelijk ten huize van de vader en de moeder, doch verblijft feitelijk elders. PROCESGANG Op 24 december 2002 heeft de gezinsvoogdij-instelling een verzoekschrift met bijlagen ingediend daartoe strekkende dat de kinderrechter vervangende toestemming verleent voor een medische behandeling. OVERWEGINGEN De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 december 2002 de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van 24 december 2002 tot 1 januari 2003. De gezinsvoogdij-instelling heeft de kinderrechter op grond van artikel 1:264 BW verzocht vervangende toestemming te geven voor een medische behandeling. Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend noodzakelijk is dat de minderjarige de medische behandeling ondergaat. Met betrekking tot de omstandigheid dat de minderjarige geen toestemming voor een noodzakelijke medische behandeling wil geven overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de vaststaande feiten dat de minderjarige sinds kort 12 jaar is en dat hij ernstig ziek is, zo ziek dat er sprake is van ernstig levensgevaar, is de rechtbank van oordeel dat hij op dit moment niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Dit is nog meer aan de orde nu de ouders van de minderjarige op basis van hun godsdienstige overtuiging geen toestemming tot die medische behandeling willen geven. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat overeenkomstig het bepaalde in art. 1:264 BW er gegronde redenen zijn vervangende toestemming voor het verrichten van die noodzakelijke medische behandeling te verlenen. Hierbij dient ook in ogenschouw te worden genomen dat een minderjarige van twaalf jaar ook volgens de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst nog niet in staat is om een behandelingsovereenkomst aan de gaan. Het ligt derhalve niet voor de hand om alleen tot het verrichten van een behandeling ter voorkoming van ernstig nadeel over te gaan als daarvoor door die minderjarige toestemming is verleend. Het verhoor van de belanghebbende kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. De kinderrechter stelt de verzoekster en de belanghebbenden in staat terzake te worden gehoord ter terechtzitting van 31 december 2002 om 9:30 uur. BESLISSING De kinderrechter: verleent vervangende toestemming tot het verrichten van een medische behandeling van voormelde minderjarige; houdt de behandeling van het verzoekschrift aan tot: 31 december 2002, om 9:30 uur; beveelt de griffier tegen voormelde zitting op te roepen: de gezinsvoogdij-instelling, de vader, de moeder, de minderjarige. Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 2002, in tegenwoordigheid van L.W. Evers als griffier.