
Jurisprudentie
AO5507
Datum uitspraak2004-02-23
Datum gepubliceerd2004-03-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/323 AW-VV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-03-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/323 AW-VV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing van het verzoek om wraking.
Uitspraak
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op 23 februari 2004 van de
Centrale Raad van Beroep,
meervoudige kamer,
Zitting hebben:
mr. C.G. Kasdorp, als voorzitter,
mr. A. Beuker-Tilstra en mr. M.S.E. Wulffraat-Van Dijk als leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van Bommel als griffier.
Nr. 04/323 AW-VV:
Gehoord het mondelinge verzoek op grond van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van [verzoeker] wonende te [woonplaats] tot wraking van [naam gewraakte rechter] als voorzieningenrechter inzake het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening nr. 04/323 AW-VV.
De Raad:
De beslissing luidt: Wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gebaseerd op de volgende overwegingen:
In artikel 8:15 Awb is bepaald dat op verzoek van een partij, elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een wrakingsgrond dient derhalve te zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die een zaak behandelt.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter zich partijdig heeft getoond door het feit dat hij een emailbericht van 26 januari 2004, dat door de gemachtigde van verweerder ter zitting is overhandigd, als gedingstuk heeft aanvaard.
Naar het oordeel van de Raad betreft de beslissing van de voorzieningenrechter om ter zitting nog een bepaald stuk in het geding toe te laten een procedurele beslissing, waaruit niet een (schijn van) partijdigheid kan worden afgeleid. Kritiek op een dergelijke beslissing komt op zich niet in aanmerking als wrakingsgrond. Volgens vaste jurisprudentie - bijvoorbeeld CRvB 7 juni 2001, JB 2001, 218 - is het instituut van de wraking immers niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen.
Ook in deze zaak ziet de Raad in de aanvaarding van bedoeld emailbericht als gedingstuk geen grond om de voorzieningenrechter [naam gewraakte rechter] te wraken.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 23 februari 2004.
De plv. griffier. De fungerend voorzitter.
(get.) mr. A.W.M. van Bommel. (get.) mr. C.G. Kasdorp
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

