Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5556

Datum uitspraak2004-03-03
Datum gepubliceerd2004-03-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/3927 WVG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is betrokkene in verband met zijn medische belemmeringen niet in staat is gebruik te maken van het CVV?


Uitspraak

02/3927 WVG U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellant heeft mr. W. Searle, advocaat te Hoorn, op de bij een aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 14 juni 2002, reg. nr. 01/482 WVG, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 6 januari 2004 heeft gedaagde desgevraagd enkele nadere stukken ingezonden. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 21 januari 2004, waar partijen - wat gedaagde betreft met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen. II. MOTIVERING Voor een overzicht van de feiten en de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften verwijst de Raad, mede gelet op de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak. Bij het bestreden besluit van 8 februari 2001 heeft gedaagde in bezwaar gehandhaafd de verlaging in drie stappen en vervolgens de beƫindiging per 1 maart 2001 van de eerder op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten en de toepasselijke daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften aan appellant toegekende financiƫle tegemoetkoming in de vervoerskosten. Het bestreden besluit berust - kort gezegd - op het standpunt van gedaagde dat het systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer (hierna: CVV) geen meerkosten met zich brengt en dat appellant, gelet op het advies van de arts J. Kwast van de GGD West-Friesland van 18 januari 2001, van het CVV gebruik kan maken. Namens appellant is in beroep - kort weergegeven - aangevoerd dat appellant in verband met zijn medische belemmeringen niet in staat is gebruik te maken van het CVV. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank is tot de slotsom gekomen dat gedaagde het bestreden besluit op het GGD-advies van 18 januari 2001 mocht baseren en dat appellant geen gegevens heeft ingebracht waaruit zou kunnen blijken dat zijn medische toestand zodanig is, dat hij geen gebruik (meer) kan maken van het CVV. In hoger beroep zijn namens appellant de in eerste aanleg betrokken stellingen herhaald. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank die stellingen op goede gronden verworpen. De Raad onderschrijft de overwegingen die de rechtbank tot de slotsom hebben gebracht dat het bestreden besluit in rechte standhoudt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. M.I. 't Hooft als voorzitter en mr. drs. Th.G.M. Simons en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert als leden, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2004. (get.) M.I. 't Hooft (get.) M. Renden