Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5573

Datum uitspraak2004-03-12
Datum gepubliceerd2004-03-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 04/136
Statusgepubliceerd


Indicatie

(...) Vaststaat dat eiser niet de eigenaar is van het pand en voor zijn verblijf daarin evenmin de toestemming van de eigenaresse heeft. Met het kraken van het pand in kwestie heeft eiser in beginsel een onmiddellijke inbreuk op het eigendomsrecht van de eigenaresse gemaakt en eiser heeft zonder recht of titel het pand in gebruik gehad. Daarbij komt dat onweersproken is gebleven dat de eigenaresse bij de ontruiming redenen had om aan te nemen dat de gebruikers het pand hadden verlaten. (...)


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 12 maart 2004, gewezen in de zaak met rolnummer KG 04/136 van: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, procureur: mr. M.A.R. Schuckink Kool tegen: De Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), zetelende te 's-Gravenhage, gedaagde, procureur mr. J.J. van der Helm. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 3 maart 2004 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. Vanaf oktober 2002 is de stichting [stichting] eigenaresse van het pand "het Pesthuis" aan de Langevelderweg 27 te Noordwijkerhout (hierna: het pand). Het betreft hier een monumentaal pand waarin tot de Tweede Wereldoorlog TBC-patiënten werden verzorgd. Daarna is het gebruikt bij therapie van psychiatrische patiënten, voor opslag van goederen en als muzieklokaal voor psychiatrische patiënten. De huidige eigenaresse zal het pand overdragen aan de gemeente Noordwijkerhout. 1.2. Het pand is in oktober 2002 niet direct door eigenaresse in gebruik genomen en vervolgens in augustus 2003 door een groep Spanjaarden gekraakt (hierna: de krakers). Aan de krakers is een gebruikersovereenkomst aangeboden maar de krakers hebben dit aanbod afgewezen. 1.3. Eiser is bewoner geweest van het pand. Omstreeks eind januari 2004 is het pand betreden zonder toestemming van eiser, zijn persoonlijke spullen van hem weggehaald en is het pand dichtgetimmerd. 2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer Eiser vordert -zakelijk weergegeven- a) gedaagde te gebieden tot vervolging wegens huisvredebreuk over te gaan van degenen die zonder de toestemming van eiser het pand hebben betreden, zijn spullen hebben verwijderd en het pand hebben dichtgetimmerd; b) gedaagde te gebieden strafrechtelijk op te treden tegen degenen die het pand zonder toestemming van eiser in gebruik hebben genomen, door ontruiming van het pand ten behoeve van eiser; c) gedaagde te veroordelen om af te zien van strafrechtelijk optreden tegen eiser wanneer hij het pand weer zal betreden. Daartoe voert eiser het volgende aan. Gedaagde handelt onrechtmatig door geen gehoor te geven aan de vorderingen van eiser. Er is sprake geweest van huisvredebreuk en inbraak en gedaagde, belast met het handhaven van de rechtsorde, dient daartegen op te treden. Aangezien eiser thans niet over een woning beschikt heeft hij een spoedeisend belang bij zijn vorderingen. Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. Er zijn -naar ook tussen partijen niet in geschil is- voor zover thans te overzien geen redenen om te verwachten dat indien gedaagde aangifte zal doen van huisvredebreuk en inbraak, deze aangifte niet kan worden opgenomen. Dit leidt er echter niet toe dat de vordering van eiser om tot vervolging van de schuldigen over te gaan, kan worden toegewezen. Eerst indien aangifte door eiser is gedaan, kan worden beslist, of er tegen wie eventueel tot vervolging zal worden overgegaan. Bij het uitblijven van vervolging staat eiser een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang ter beschikking -niet zijnde het civiele kort geding- om daartegen te ageren. 3.2. Vaststaat dat eiser niet de eigenaar is van het pand en voor zijn verblijf daarin evenmin de toestemming van de eigenaresse heeft. Met het kraken van het pand in kwestie heeft eiser in beginsel een onmiddellijke inbreuk op het eigendomsrecht van de eigenaresse gemaakt en eiser heeft zonder recht of titel het pand in gebruik gehad. Daarbij komt dat onweersproken is gebleven dat de eigenaresse bij de ontruiming redenen had om aan te nemen dat de gebruikers het pand hadden verlaten. Wat hiervan ook zij en hoewel wellicht niet uitgesloten is dat op den duur blijkt dat de eigenaresse van het pand dit zonder goede grond ten nadele van eiser heeft ontruimd, thans wordt een voorziening ten gunste van eiser niet op zijn plaats geacht. Gezien het vorenstaande dienen ook de vorderingen betreffende de ontruiming van het pand ten behoeve van eiser en het afzien van strafrechtelijk optreden tegen eiser wanneer hij het pand weer zal betreden te stranden. Het is -wat dit laatste betreft, behoudens in hoogst uitzonderlijke omstandigheden, die hier gesteld noch gebleken zijn, immers niet aan de voorzieningenrechter om op voorhand het OM en de politie te beperken in de aan hen bij wet opgedragen bevoegdheden. Voorts zou toewijzing van de vordering tot een verbod van strafrechtelijk optreden tegen eiser met zich brengen dat het op zichzelf onrechtmatig handelen van eiser en het betreden van een pand waarvoor geen rechtsgrond bestaat gelegitimeerd wordt, wat ongewenst en onjuist zou zijn. 3.3. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden afgewezen. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: Wijst de vorderingen af. Veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 944,-- waarvan € 703,-- aan salaris procureur en € 241,-- aan griffierecht en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 maart 2004 tot aan de dag der algehele voldoening. Verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.