Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5667

Datum uitspraak2004-06-04
Datum gepubliceerd2004-06-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR04/003HR
Statusgepubliceerd


Indicatie

4 juni 2004 Eerste Kamer Rek.nr. R04/003HR JMH/AS Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie. 1. Het geding in cassatie...


Conclusie anoniem

Rek.nr. R04/003HR Mr L. Strikwerda Parket, 5 maart 2004 conclusie inzake [verzoeker] Edelhoogachtbaar College, 1. Verzoeker van cassatie, hierna: [verzoeker], heeft bij brief van 14 oktober 2003, ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 17 oktober 2003, de Hoge Raad verzocht - naar ik begrijp - een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage d.d. 18 juli 2003 waarbij vorderingen van [verzoeker] zouden zijn afgewezen, te vernietigen. De uitspraak is niet overgelegd. 2. [Verzoeker] kan in zijn verzoek, dat kennelijk ertoe strekt cassatieberoep in te stellen tegen voormelde uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, niet worden ontvangen. Indien moet worden aangenomen dat de bij het Hof gevoerde procedure een dagvaardingsprocedure is, had het cassatieberoep ingevolge het bepaalde in art. 407 lid 1 Rv bij dagvaarding moeten worden ingesteld. De voormelde brief van 14 oktober 2003 is geen dagvaarding. Indien aangenomen moet worden dat de bestreden uitspraak is gegeven op rekest, had het verzoekschrift ingevolge het bepaalde in art. 426a lid 1 Rv getekend moeten worden door een advocaat bij de Hoge Raad. De voormelde brief van 14 oktober 2003 is niet getekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,


Uitspraak

4 juni 2004 Eerste Kamer Rek.nr. R04/003HR JMH/AS Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie. 1. Het geding in cassatie Met een op 14 oktober 2003 gedateerd en op 17 oktober 2003 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - zich gewend tot de Hoge Raad en verzocht de uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 juli 2003 (nummer 2002/01443), waarbij de vorderingen van [verzoeker] zouden zijn afgewezen, te vernietigen. Voormelde uitspraak van het hof is door [verzoeker] niet overgelegd. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep. [Verzoeker] heeft bij brief van 13 april 2004 op de conclusie gereageerd. 2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep [Verzoeker] kan in zijn verzoek, dat kennelijk ertoe strekt cassatieberoep in te stellen tegen de onder 1 vermelde uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage, niet worden ontvangen. Indien moet worden aangenomen dat de bij het hof gevoerde procedure een dagvaardings-procedure is, had het cassatieberoep ingevolge het bepaalde in art. 407 lid 1 Rv. bij dagvaarding moeten worden ingesteld. De onder 1 vermelde brief van 14 oktober 2003 is geen dagvaarding. Indien aangenomen moet worden dat de bestreden uitspraak is gegeven op rekest, had het verzoekschrift ingevolge het bepaalde in art. 426a lid 1 Rv. getekend moeten worden door een advocaat bij de Hoge Raad. De voormelde brief van 14 oktober 2003 is niet getekend door een advocaat bij de Hoge Raad. 3. Beslissing De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Deze beschikking is gegeven door de raadsheren D.H. Beukenhorst, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 4 juni 2004.