Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO6059

Datum uitspraak2004-03-23
Datum gepubliceerd2004-03-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.820017-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft in de nachtelijke uren een vrouw het struikgewas ingeduwd, verkracht, gepoogd te wurgen en in het water gegooid. Daarmee heeft hij geprobeerd zijn slachtoffer te doden, hetgeen gemakkelijk had kunnen slagen indien het slachtoffer niet op tijd bij kennis was gekomen. Verdachtes handelen getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor het leven en de lichamelijke en seksuele integriteit van anderen. Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte een ernstig gevaar vormt voor de maatschappelijke veiligheid, waarop het voor langere tijd afzonderen van verdachte uit het maatschappelijk leven, de enige gepaste reactie kan zijn.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende [woonplaats], thans verblijvende in [verblijfplaats]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 09 maart 2004. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Meppel. De officier van justitie mr. M.A.M. Wolters acht hetgeen is tenlastegelegd onder 1 primair en onder 2 primair wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank daarvoor onderstaande beslissingen zal nemen: - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren; - oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging; - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.997,02; - oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 3.997,02 te vervangen door 80 dagen hechtenis. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 11 juli 2003, te Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of bij de keel of hals heeft gegrepen en/of de keel of hals heeft dichtgeknepen en/of die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en/of op de grond heeft geduwd en/of in het water van het Mallegat (een verbindings/afwateringskanaal) heeft geduwd of heeft laten vallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 11 juli 2003 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of bij de keel of hals heeft gegrepen en/of de keel of hals heeft dichtgeknepen en/of die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en/of op de grond heeft geduwd en/of in het water van het Mallegat (een verbindings/afwateringskanaal) heeft geduwd of heeft laten vallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 11 juli 2003, te Meppel, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of bij de keel of hals gegrepen en/of de keel of hals heeft dichtgeknepen en/of die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en/of op de grond heeft geduwd en/of laten vallen en/of heeft toegevoegd de woorden:"We doen vandaag wat ik wil ja" en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 11 juli 2003 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of heeft geschopt en/of bij de keel of hals heeft gegrepen en/of de keel of hals heeft dichtgeknepen en/of die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en/of op de grond heeft geduwd en/of heeft laten vallen en/of haar de woorden heeft toegevoegd: " We doen vandaag wat ik wil ja" en/of "trek je broek uit", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 11 juli 2003, te Meppel, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het laten betasten en/of beetpakken van zijn penis door die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of bij de keel of hals gegrepen en/of de keel of hals heeft dichtgeknepen en/of die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en/of op de grond heeft geduwd en/of laten vallen en/of heeft toegevoegd de woorden:"We doen vandaag wat ik wil ja"; Indien de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, telkens slechts is gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1. hij op 11 juli 2003, te Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en gestompt en bij de keel of hals heeft gegrepen en de keel of hals heeft dichtgeknepen en die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en op de grond heeft geduwd en in het water van het Mallegat heeft geduwd of heeft laten vallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 11 juli 2003, te Meppel, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en gestompt en bij de keel of hals gegrepen en de keel of hals heeft dichtgeknepen en die [slachtoffer] in de bosjes heeft geduwd en op de grond heeft geduwd en laten vallen en heeft toegevoegd de woorden: "We doen vandaag wat ik wil ja" en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. BEWIJSOVERWEGING De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Uit de verklaringen van aangeefster en van de getuigen [getuige] en [getuige], blijkt dat de tenlastegelegde feiten moeten hebben plaatsgevonden in de ochtenduren van 11 juli 2003, tussen 04.30 uur en 05.43 uur. Uit de verklaring van de getuige [getuige] blijkt dat verdachte in de ochtend van 11 juli 2003 is gezien in het café Chez Coco om 04.15 uur, op welke tijdstip hij dat café verliet. Uit de verklaring van de getuige [getuige] blijkt dat verdachte diezelfde ochtend om 07.00 uur weer is gezien toen deze getuige op dat tijdstip op zijn werkplek arriveerde waar verdachte aanwezig was. Verdachte heeft verklaard die ochtend tussen 04.00 uur en 04.30 uur thuis te zijn gekomen en daar te zijn gebleven tot 06.45 uur, op welk tijdstip hij van huis is vertrokken om naar zijn werk te gaan. Dat verdachte in de periode tussen 04.30 uur en 06.45 uur daadwerkelijk thuis is geweest, kan slechts blijken uit zijn eigen verklaring en wordt niet door enig zich in het dossier bevindend stuk bevestigd. Gelet op de verklaring van aangeefster, de gelijkenis tussen verdachte en de compositietekening die op aanwijzingen van aangeefster is gemaakt en de op de broek van verdachte gevonden bloedsporen waarin - met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid - het DNA-profiel van aangeefster is aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Daarbij gaat de rechtbank er, in verband met het uit het vorenstaande af te leiden niet sluitende alibi van verdachte, vanuit dat zich op 11 juli 2003 tussen 04.15 uur en 05.43 uur het volgende scenario heeft afgespeeld. Verdachte heeft zich in de nacht van 10 op 11 juli 2003 tot 04.15 uur in diverse uitgaansgelegenheden in Meppel bevonden. Rond 04.15 uur heeft hij het café waar hij zich op dat moment bevond, verlaten en is naar huis gegaan, waar hij tegen 04.30 uur arriveerde. Thuis gekomen heeft verdachte de kleren die hij die nacht gedragen had, te weten een (blauwe) spijkerbroek en een t-shirt, uitgetrokken en heeft hij zich gedoucht. Hij heeft zich vervolgens gekleed in een beige afritsbroek en een gele blouse met rode strepen. Op deze afritsbroek zijn later de bloedsporen met daarin het DNA-profiel van aangeefster aangetroffen. Hierop heeft verdachte zijn huis verlaten en is de stad weer ingelopen. Op zeker moment is hij aangeefster en de getuige [getuige] tegengekomen, die tezamen op zoek waren naar de auto van aangeefster. Verdachte heeft aangeboden te helpen zoeken naar die auto en heeft zich bij aangeefster en de getuige [getuige] gevoegd. Nadat genoemde getuige was vertrokken en verdachte en aangeefster de auto hadden gevonden, heeft verdachte zich aan aangeefster vergrepen. Hij heeft aangeefster meermalen geslagen, waarbij het DNA-profiel van aangeefster op de broek van verdachte terecht is gekomen. Vervolgens heeft hij haar verkracht, heeft meermalen geprobeerd haar te wurgen en heeft haar uiteindelijk in het water van het Mallegat gegooid. Hierop is verdachte naar huis gegaan waar hij zich wederom heeft verkleed. Hij heeft een korte broek en een t-shirt aangetrokken en is die ochtend rond 07.00 uur naar zijn werk gegaan waar hij de getuige [getuige] tegenkwam. De verdachte zal van het onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezene levert respectievelijk op: onder 1 primair: Poging tot doodslag; strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2 primair: Verkrachting; strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID Bij de stukken is aanwezig een psychiatrisch rapport d.d. 28 januari 2004 opgemaakt door E.H. Ameling, psycholoog, en J. Loerakker, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: Wij zijn van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddelde normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Ondergetekenden concluderen dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen geachte aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. De rechtbank acht de verdachte deswege strafbaar en komt tot de hierna te vermelden strafoplegging. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 13 augustus 2003, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van soortgelijke misdrijven tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld; - de verminderde toerekenbaarheid van de gepleegde feiten aan verdachte. De rechtbank is op grond van genoemde feiten en omstandigheden van oordeel, dat in dit geval niet kan worden volstaan met een andere straf dan een lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank overweegt hieromtrent in het bijzonder het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft in de nachtelijke uren een vrouw het struikgewas ingeduwd, verkracht, gepoogd te wurgen en in het water gegooid. Verdachte verkeerde hierbij onder invloed van alcohol, terwijl verdachte wist dat alcohol op hem een ontremmende uitwerking heeft, waardoor hij zeer agressief kan worden. Verdachte heeft reeds eerder onder invloed van alcohol soortgelijke feiten gepleegd, waarvoor hij destijds is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging. Tijdens zijn behandeling in dat kader zijn de negatieve effecten van alcohol besproken. Niettemin heeft verdachte in de nacht van 10 op 11 juli 2003 ervoor gekozen een grote hoeveelheid alcohol te nuttigen, waarmee hij bewust de bij hem bekende risico's aanvaardde. Ontremd door de alcohol, heeft verdachte zijn frustraties over de herhaalde afwijzingen door vrouwen van de voorliggende periode, afgereageerd op een toevallige passante. Voor verdachte was zij een gemakkelijk slachtoffer, nu zij nog jong was, fysiek aanzienlijk zwakker was dan verdachte en bovendien zelf onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte heeft haar ernstig mishandeld door haar herhaaldelijk met zijn vuisten tegen het hoofd te slaan. Hij heeft haar zo hard geslagen dat het letsel tot op heden niet volledig hersteld is. Door het fysieke geweld overdonderd, heeft het slachtoffer zich door verdachte laten verkrachten. Toen dit naar de mening van verdachte onvoldoende slaagde, heeft hij zijn frustraties daarover op het slachtoffer afgereageerd door te proberen haar met zijn handen en met zijn riem te wurgen. Het slachtoffer is op enig moment buiten bewustzijn geraakt, waarna verdachte haar in het water heeft gegooid. Daarmee heeft hij geprobeerd zijn slachtoffer te doden, hetgeen gemakkelijk had kunnen slagen indien het slachtoffer niet op tijd bij kennis was gekomen. Verdachtes handelen getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor het leven en de lichamelijke en seksuele integriteit van anderen. Door zijn handelen heeft hij bijgedragen aan de groeiende gevoelens van onveiligheid, onrust en woede in de maatschappij. De rechtbank vindt het in dit verband dan ook zeer kwalijk dat verdachte, door te volharden in zijn ontkenning, niet, naar zijn beste kunnen, de verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij heeft aangericht. Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte, mede gelet op zijn strafrechtelijk verleden, een ernstig gevaar vormt voor de maatschappelijke veiligheid, waarop het voor langere tijd afzonderen van verdachte uit het maatschappelijk leven, de enige gepaste reactie kan zijn. MOTIVERING MAATREGEL T.B.S. De rechtbank acht termen aanwezig tot het opleggen aan verdachte van de maatregel van terbeschikkingstelling, waarbij de rechtbank het navolgende in aanmerking neemt: - de door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld; - de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen het opleggen van deze maatregel; - de ernst van de begane feiten, alsmede de voorafgegane veroordeling wegens soortgelijke misdrijven wijzen op de noodzaak van deze maatregel. - De inhoud van het met redenen omkleed en ondertekend advies d.d. 28 januari 2004 van E.H. Ameling en J. Loerakker voornoemd, alsmede de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht wijzen op de noodzaak van deze maatregel. De conclusies van bovengenoemd advies d.d. 28 januari 2004 luiden - zakelijk weergegeven -: Betrokkene is een 35-jarige laaggemiddeld intelligente man met een persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Naast zijn krenkbaarheid, minderwaardigheidsgevoelens en zwakke identiteit staan met name zijn rigide en dwingende presentatie en zijn controlebehoefte op de voorgrond. Door de ernst van betrokkenes onderliggende identiteitsproblematiek en ontoegankelijkheid van zijn driftleven, zien wij ook voor de toekomst op den duur gevaar voor herhaling, waarbij betrokkene onder invloed van alcohol tot een agressiedoorbraak, al dan niet seksueel gekleurd, kan komen. Bovendien zal - indien het tenlastegelegde wordt bewezen - betrokkenes sociale vangnet waarschijnlijk gedeeltelijk wegvallen en zal zijn omgeving negatief over hem oordelen, hetgeen zeer ondermijnend is voor het zelfgevoel. Hierdoor kan ook in de toekomst stress cumuleren, juist bij betrokkene die graag normaal gevonden wordt en gevoelig is voor afwijzing. Dit geeft een voedingsbodem voor een nieuwe decompensatie. Mede gezien de ernst van het delict, zijn gebrek aan ziektebesef en de toegenomen afweer (ook mede door eerdere behandeling), zien wij ons genoodzaakt Uw college te adviseren aan betrokkene een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen. De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusies en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, omdat de algemene veiligheid van personen de verpleging eist. De rechtbank komt tot dit bevel, mede gelet op de inhoud van bovengenoemd advies d.d.28 januari 2004. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde] De benadeelde partij [benadeelde] heeft met betrekking tot feit onder 1 en onder 2 een vordering ingediend ad € 3.997,02 waarvan terzake immateriële schade een bedrag van € 2.500,-- en terzake materiële schade een bedrag van € 1.497,02. Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade en de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade derhalve geheel toewijzen. Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht met betrekking tot de posten 3 en 4 het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade en de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De rechtbank acht met betrekking tot post 6 het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade en de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen, zij het niet ten aanzien van de eerst twee opgevoerde kostenposten van bijlage 6, nu deze kosten op een tijdstip zijn gemaakt dat de benadeelde nog in het ziekenhuis verbleef. Deze kosten kunnen derhalve niet door de benadeelde zelf zijn gemaakt. De rechtbank acht met betrekking tot de posten 1 en 2 het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade niet bewezen en post 5 acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Derhalve zal de rechtbank de vordering ten aanzien van de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 2.500,-- en ten aanzien van de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 939,78. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot de onder 1 primair en onder 2 primair bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten is toegebracht. Aan verdachte zal de verplichting worden opgelegd na te noemen bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart bewezen, dat het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan. Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: een gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaren. Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Beveelt voorts dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd. Verstaat dat de onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], van de som van € 3.439,78, met de veroordeling tevens van verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag van € 3.439,78 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 69 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. H.L. Stuiver, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de With, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 maart 2004.-