Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO6255

Datum uitspraak2004-03-24
Datum gepubliceerd2004-03-25
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers86071 / S RK 03-1043
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek ontbinding huwelijk binnen 3 jaar na scheiding van tafel en bed. In deze zaak is sprake van zodanig wangedrag dat termijn van 3 jaar, naar de strekking van het bepaalde in artikel 1:179 lid 2 BW, niet afgewacht hoeft te worden.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Zaaknummer: 86071 / S RK 03-1043 Beschikking: 24 maart 2004 De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van: [naam vrouw], verzoekster, verder te noemen: de vrouw, wonende te [S.], procureur mr. G.M.M. van Tilborg, en: [naam man], wederpartij, verder te noemen: de man, wonende te [B.], procureur mr. J.J.M. Goltstein. 1. Verloop van de procedure De vrouw heeft op 25 augustus 2003 een verzoekschrift tot ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed met nevenvoorzieningen ingediend. Het verzoekschrift is op 20 augustus 2003 betekend aan de man. De vrouw heeft op 4 september 2003 een aanvullend verzoekschrift ingediend, welk verzoekschrift op 24 september 2003 is betekend aan de man. Door de man is op 15 oktober 2003 een verweerschrift ingediend, dat tevens een zelfstandig verzoek bevat. De vrouw heeft naar aanleiding van dit zelfstandig verzoek op 17 november 2003 een verweerschrift ingediend. De man heeft op 18 november 2003 een verweerschrift op het aanvullend verzoekschrift ingediend. 2. Beoordeling Uit de stukken blijkt hetgeen de vrouw heeft gesteld omtrent de plaats en de dag van de voltrekking van het huwelijk, de voornamen en de geboortedag van het thans nog minderjarige kind en de nationaliteit van partijen. De vrouw stelt dat bij beschikking van deze rechtbank van 16 mei 2002 de scheiding van tafel en bed tussen partijen is uitgesproken, welke beschikking op 13 juni 2002 is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister ter griffie van deze rechtbank. De vrouw verzoekt thans de ontbinding van het huwelijk uit te spreken na scheiding van tafel en bed. Gelet op voormelde inschrijving is gebleken dat niet voldaan is aan de termijn van drie jaren, zoals bedoeld in artikel 1:179 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor het indienen van het voorliggende verzoek, doch de vrouw doet, naar de rechtbank begrijpt, een beroep op artikel 1:179 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, nu de man zich op zo-da-nige wijze schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, dat van haar niet verlangd kan worden dat zij het huwelijk in stand houdt. Gelet op inhoud van de overgelegde processen-verbaal ter zake de door de vrouw gedane aangiften over mishandeling en de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, opgesteld naar aanleiding van het verzoek van de vrouw om het een-hoofdig gezag over het minderjarige kind van partijen te krijgen en het zelfstandige verzoek van de man om omgang met zijn zoontje te hebben, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende genoegzaam aangetoond dat er in deze zaak sprake is van zodanige mate van wangedrag zijdens de man jegens de vrouw dat niet van de vrouw kan worden gevergd dat het huwelijk moet blijven voortbestaan totdat de vol-ledige termijn van drie jaren is verstreken nadat de beschikking waarin de scheiding van tafel en bed tussen partijen is uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan. Verder verzoekt de vrouw: - bepaling dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige voortaan bij haar zal zijn; - bepaling dat voortaan aan haar alleen het gezag over hun minderjarig kind toekomt. De man heeft bij zelfstandig verzoek verzocht: - vaststelling van een omgangsregeling op de door hem aangegeven wijze. Ontbinding De man heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot ontbinding van het huwe-lijk na scheiding van tafel en bed, zodat dit verzoek kan worden toegewezen. Hoofdverblijf Ook heeft hij geen verweer gevoerd tegen het hoofdverblijf van het kind bij de vrouw, zodat ook dit verzoek zal worden toegewezen. Gezag De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw tot het instellen van een eenzijdig gezag. In het kader van een tussen partijen gevoerd kort-geding heeft de raad voor de kinderbescherming een rapport uitgebracht. Uit dit rapport blijkt dat partijen al jarenlang een zeer problematische partnerrelatie hebben. De vrouw heeft zich in haar handelen tegenover de man hoofdzakelijk laat leiden door angst. Zij heeft in de afgelopen jaren een gedragspatroon ontwikkeld waarin ze zich steeds heeft aangepast en op haar hoede is geweest om conflicten te voorkomen. Verder is ook gebleken dat partijen door de ernstig verstoorde verhoudingen niet tot een gezamenlijk ouderoverleg in staat zijn waardoor de vrouw in een grote afhankelijkheidspositie is komen te verkeren ten opzichte van de man in het regelen van zaken voor de minderjarige Karel, hetgeen uiteraard niet in zijn belang is. De rechtbank zal, gelet op het hiervoor overwogene, het eenhoofdig gezag toekennen aan de vrouw. Omgang De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling. Uit de eerdergenoemde rapportage van de raad is gebleken dat de minderjarige in de afgelopen jaren veelvuldig geconfronteerd werd met de conflicten tussen zijn ouders die gepaard zijn gegaan met verbaal en fysiek geweld. Daarnaast ervaarde het gezin van de vrouw en Karel een voortdurende dreiging, voortkomend uit de opstelling van de man, die hun gevoel van basisveiligheid ernstig aantaste. Gebleken is dat Karel in zijn emotionele en sociale ontwikkeling ernstig is bescha-digd en hij een algehele ontwikkelingsachterstand heeft, waardoor omgang op dit moment niet mogelijk is. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een afwijzing in het vonnis in kort-geding van de door de man verzochte omgang. Nu niet is gebleken dat sedert voornoemd vonnis dusdanige wijzigingen in het ge-drag van de man zijn opgetreden die een omgang rechtsvaardigen zal de rechtbank, mede gelet op het vorenstaande het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling, afwijzen. 3. Beslissing De rechtbank: Spreekt uit de ontbinding van het tussen partijen, op [huwelijksdatum + -plaats] gesloten huwelijk. Bepaalt dat de vrouw alleen het ouderlijk gezag heeft over: - [voornamen kind], geboren te [K.] op [geboortedatum]. Bepaalt dat het hoofdverblijf van voornoemde minderjarige bij de vrouw zal zijn. Verklaart deze beschikking, behoudens ten aanzien van de ontbinding van het huwelijk, uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Casparie, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2004 in tegenwoordigheid van de griffier. LF/HR