
Jurisprudentie
AO6580
Datum uitspraak2004-03-10
Datum gepubliceerd2004-03-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/3201 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-03-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/3201 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Aanvraag borg krediet ingevolge de Algemene bijstandswet. Woonplaats.
Uitspraak
02/3201 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], thans wonende te [woonplaats] appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op de bij het beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 mei 2002, reg.nr. AWB 01/152, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is, gevoegd met het geding met het reg.nr. 02/2962 NABW, behandeld ter zitting van 28 januari 2004, waar appellant in persoon is verschenen en gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. A. Kleijn, werkzaam bij de gemeente Dordrecht.
Na de sluiting van het onderzoek heeft de Raad de gevoegde gedingen gesplitst.
II. MOTIVERING
Bij primair besluit van 9 maart 2000 heeft gedaagde de aanvraag van appellant om, ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw), borg te staan voor een krediet van ƒ 1840,-- van de Gemeentelijke Kredietbank Breda afgewezen op de grond dat appellant zijn woonplaats niet in de gemeente Dordrecht heeft.
Bij het bestreden besluit van 21 december 2000 heeft gedaagde het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 63, eerste lid, van de Abw bestaat recht op bijstand jegens burgemeester en wethouders van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in Titel 3 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek. De vraag waar iemand woonplaats heeft als bedoeld in deze bepalingen dient volgens vaste rechtspraak van de Raad te worden beantwoord aan de hand van de feitelijke omstandigheden.
Door appellant wordt niet betwist dat hij op 9 juli 1998 permanent verblijf is gaan houden op camping "[naam camping]" in de gemeente [B.] en dat het indertijd door hem opgegeven adres te Dordrecht aan de [adres] een postadres betreft.
Nu aan de hand van de feitelijke omstandigheden kan worden vastgesteld dat appellant ten tijde in geding verblijf hield in de gemeente [B.] (in welke gemeente hij sinds 9 juli 1998 een bijstandsuitkering ontving), heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte standhoudt. Hetgeen appellant in hoger beroep overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen aanspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. J.G. Treffers en mr. M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2004.
(get.) Th.G.M. Simons
(get.) I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg

