Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO6597

Datum uitspraak2004-03-23
Datum gepubliceerd2004-03-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000080.04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij zich zou hebben schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (deelneming aan een criminele organisatie). De economische kamer van de Rechtbank te Roermond heeft blijkens het proces-verbaal van 13 mei 2003 overwogen dat een wezenlijk bestanddeel van de aan de verdachte verweten deelneming aan een criminele organisatie is gebaseerd op artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, dat opzettelijke overtreding van dat voorschrift ingevolge de Wet op de economische delicten een economisch misdrijf is en dat zij daarom bevoegd is om van het ten laste gelegde kennis te nemen. Het hof is van oordeel dat de economische kamer van de rechtbank zich ten onrechte bevoegd heeft verklaard.


Uitspraak

parketnummer: 20.000080.04 datum uitspraak: 23 maart 2004 GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH economische kamer A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer in de Rechtbank te Roermond van 30 juli 2003 in de strafzaak onder parketnummer 04/610166-02 tegen: [verdachte], gevestigd te [adres], thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande. Het hoger beroep De officier van justitie heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over. De bevoegdheid van de eerste rechter Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij zich zou hebben schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (deelneming aan een criminele organisatie). De economische kamer van de Rechtbank te Roermond heeft blijkens het proces-verbaal van 13 mei 2003 overwogen dat een wezenlijk bestanddeel van de aan de verdachte verweten deelneming aan een criminele organisatie is gebaseerd op artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, dat opzettelijke overtreding van dat voorschrift ingevolge de Wet op de economische delicten een economisch misdrijf is en dat zij daarom bevoegd is om van het ten laste gelegde kennis te nemen. In het vonnis van 30 juli 2003 heeft de rechtbank zich mitsdien bevoegd verklaard. Het hof is van oordeel dat de economische kamer van de rechtbank zich ten onrechte bevoegd heeft verklaard en overweegt daartoe het volgende. Op grond van artikel 38 van de Wet op de economische delicten worden economische delicten behandeld en beslist door de economische kamer van de rechtbank. Krachtens artikel 39 van de Wet op de economische delicten behandelt en beslist de economische kamer van de rechtbank ook zaken betreffende strafbare feiten die geen economische delicten zijn, indien de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van die strafbare feiten, die strafbare feiten zijn begaan in samenhang met een of meer economische delicten en die strafbare feiten ten laste zijn gelegd samen met een of meer van die economische delicten. In artikel 1 en 1a van de Wet op de economische delicten wordt een limitatieve opsomming gegeven van feiten die als economische delicten zijn aan merken. Het hof is van oordeel dat de vraag wie bevoegd is tot kennisneming van een ten laste gelegd feit, uitsluitend dient te worden beantwoord aan de hand van dat gehele feit, en niet slechts aan de hand van een onderdeel daarvan. De in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedraging levert een commuun delict op; dit wordt niet anders, wanneer het oogmerk van de betreffende organisatie volgens de tenlastelegging mede was gericht op het begaan van economische delicten. Het geval, bedoeld in artikel 39 van de Wet op de economische delicten, doet zich niet voor. De economische kamer van de Rechtbank te Roermond had zich daarom onbevoegd dienen te verklaren om van het ten laste gelegde kennis te nemen. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht; Verklaart de economische kamer van de Rechtbank te Roermond onbevoegd tot kennisneming van hetgeen aan de verdachte bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 04/610166-02 ten laste is gelegd. Dit arrest is gewezen door Mr. Huurman-van Asten, als voorzitter Mrs. De Vries-Leemans en Reijntjes, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Bouwer, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2004. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 01 tijd : 09.30 verdachte: [verdachte], gevestigd te [adres], thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande Is bij vonnis van de economische kamer in de rechtbank te Roermond van 30 juli 2003 ter zake van: "Overtreding van artikel 140 Wetboek van Strafrecht", veroordeeld tot: vrijspraak