Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO6724

Datum uitspraak2003-07-31
Datum gepubliceerd2004-10-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.003023.02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, het hof acht wettig en overtuigend bewezen, deelneming aan een criminele organisatie, valsheid in geschriften,verduistering,flessentrekkerij en bedrieglijke bankbreuk van rechtspersoon.


Uitspraak

tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 31 oktober 2002 in de strafzaak onder parketnummer 02/003401-02 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in zijn vervolging en heeft daartoe aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat het voortraject van het onderhavige strafonderzoek, te weten het onderzoek door de opsporingsambtenaar Krol, in het dossier niet wordt beschreven waardoor niet kan worden beoordeeld in hoeverre in het kader van het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen uit eigen waarneming zijn gedaan, als gevolg waarvan verdachte geen eerlijk onderzoek en geen eerlijk proces heeft gekregen. Het hof overweegt daaromtrent het navolgende. Ten aanzien van het zogenaamde voortraject van het onderzoek blijkt uit de inhoud van het dossier, waaronder de verklaring van G.J. Krol afgelegd bij de rechter-commissaris op 10 oktober 2002 en mededelingen van de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg, dat dit heeft bestaan uit een analyse van gegevens uit het Registratiesysteem Vennoot en uit bevraging van de Kamer van Koophandel waaruit is gebleken dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in de periode januari 1998 tot 30 januari 2002 betrokken waren bij 26 ondernemingen waarvan er 16 failliet waren gegaan. Dit is aanleiding geweest tot het instellen van nader onderzoek bij onder meer faillissementscuratoren. Dit onderzoek heeft zodanige gegevens opgeleverd dat vervolgens [medeverdachte 1] en [verdachte] voornoemd als verdachten van bedrieglijke bankbreuk en van deelneming aan een criminele organisatie werden aangemerkt. Het voortraject wordt aldus in het dossier wel beschreven. In zoverre ontbeert de stelling van de verdediging dan ook feitelijke grondslag. Voorzover de verdediging heeft willen betogen dat die beschrijving onvoldoende is om te kunnen beoordelen in hoeverre in het kader van het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen uit eigen waarneming zijn gedaan, stelt het hof vast dat de verdediging geen feiten of omstandigheden ter ondersteuning van die stelling heeft aangevoerd. Uit de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zijn voor die stelling ook overigens geen aanwijzingen te putten. Integendeel, uit de verklaringen zoals afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris blijkt in voldoende mate waarop de verklaringen berusten. Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte geen eerlijk onderzoek en geen eerlijk proces heeft gekregen en verwerpt bijgevolg het beroep op niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair, onder 5 primair en onder 6 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1 primair hij in de periode van 10 januari 2000 tot en met 30 januari 2002 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en Geka International B.V. en/of andere rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het plegen bedrieglijke bankbreuk (als bedoeld in artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht) en - verduistering van transportmiddelen en - het plegen van flessentrekkerij en - het plegen van valsheid in geschrift en - het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften. als waren die geschriften echt en onvervalst terwijl, hij, verdachte, van voormelde organisatie oprichter en leider was; 2 primair hij verdachte in de periode van 20 maart 2001 tot en met 14 mei 2001 in Nederland als bestuurder (directeur) van de rechtspersoon de besloten vennootschap M.J. Beheer B.V., handelend onder de naam EURO-TREX, welke bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 04 september 2001 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers baten niet heeft verantwoord en enig goed aan de boedel heeft onttrokken en niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, immers heeft verdachte - geldbedragen betreffende betalingen door A & G Transport Venlo B.V. en door Jaco Shipping & Forwarding, terzake van door M.J. Beheer B.V. verleende diensten, laten storten op een bankrekening nr. [nummer] ten name van [verdachte] eo [naam] (niet zijnde de bedrijfsrekening van M.J. Beheer B.V.) en die geldbedragen niet toegevoegd aan de middelen van M.J. Beheer B.V. en die betalingen niet verantwoord, althans laten verantwoorden in de administratie en aldus deze geldbedragen aan de boedel onttrokken en - geldbedragen betreffende betalingen door Vepotrans B.V., terzake van door M.J. Beheer B.V. verleende diensten laten storten op een bankrekening [nummer] (ten name van HB Incasso Huissen) (niet zijnde de bedrijfsrekening van M.J. Beheer B.V.) en die geldbedragen niet toegevoegd aan de middelen van M.J. Beheer B.V. en die betalingen niet verantwoord, althans laten verantwoorden in de administratie en aldus deze geldbedragen aan de boedel onttrokken en - niet een zodanige administratie gevoerd, althans laten voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon konden worden gekend; 3 primair hij, verdachte in de periode van 25 mei 2001 tot en met 01 oktober 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met de bestuurder (directeur) [medeverdachte 2] van de rechtspersoon DR Transport B.V., tevens handelend onder de naam DRT Internationaal transport en DRT Opslag, welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 22 januari 2002, in staat van faillissement is verklaard, ter bedriegelijke verkorting van de rechter der schuldeisers, baten niet heeft verantwoord en enig goed aan de boedel heeft onttrokken en niet heeft voldaan aan de op de voornoemde bestuurder [medeverdachte 2] rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met voornoemde bestuurder [medeverdachte 2]: - vorderingen van DR Transport B.V. op GEKA International B.V. terzake van door DR Transport B.V. voor GEKA International B.V. uitgevoerde transporten niet in de administratie verantwoord en er niet voor zorggedragen dat deze vorderingen op GEKA International B.V. werden geïnd en aldus geldbedragen aan de boedel onttrokken en - contant geld opgenomen, althans laten opnemen, van de bankrekening nr. [nummer], ten name van DR Transport B.V., en deze contante opnames niet in de administratie verantwoord, althans laten verantwoorden, en deze opgenomen geldbedragen aldus aan de boedel onttrokken, en - niet een zodanige administratie gevoerd, althans laten voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en de verplichtingen van voornoemde rechtspersoon konden worden gekend; 4 primair hij in de periode van 01 januari 2000 tot en met 31 oktober 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk - een trailer merk Van Hool, bouwjaar 2000 en - drie trekkers merk Renault, kenteken [kenteken] en merk Renault, kenteken [kenteken] en merk Daf, kenteken [kenteken] en - twee huifopleggers merk Krone, en merk Krone, kenteken [kenteken] en - een huifoplegger merk Kromhout, kenteken [kenteken], chassisnr. [nummer] en - twee opleggers merk Krone, kenteken [kenteken] en [kenteken] en - een oplegger merk Schmitz, kenteken [kenteken] toebehorende aan respectievelijk Debis Autolease en Koops Lease B.V. en TransNed Lease B.V. en Phocal Lease en De Lage Landen Leasing, welke goederen verdachte en zijn mededaders telkens anders dan door misdrijf, te weten als geleasd en/of gehuurd transportmiddel/vervoermiddel, althans krachtens een leasecontract en/of huurcontract afgesloten op naam van een rechtspersoon waarbij verdachte en/of zijn mededaders betrokken was/waren, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 5 primair hij in de periode van 10 april 2001 tot en met 14 juni 2001 op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen, te weten brandstof(diesel) met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die brandstof te verzekeren, hebbende verdachte en zijn mededader, telkens met voormeld oogmerk, brandstof - op tijd en plaats zoals hierna vermeld - door middel van tankkaarten afgegeven door UTA Nederland B.V. (kaartnrs [nummer 1] en [nummer 2] en [nummer 3] en [nummer 4]) gekocht, te weten: - in de periode van 17 april 2001 tot en met 28 april 2001, met kaartnrs. [nummer 1] en [nummer 2] te Venlo en Venray en Leunen en Beek en - in de periode van 18 april 2001 tot en met 27 april 2001 met kaartnr. [nummer 4] te Venray en Venlo en - de periode van 28 april 2001 tot en met 15 mei 2001 met kaartnrs. [nummer 1] en [nummer 2] te Well en Venray en Leunen en Venlo en - de periode van 06 mei 2001 tot en met 15 mei 2001 met kaartnrs. [nummer 3] en [nummer 4] te Holten en Venlo en - in de periode van 16 mei 2001 tot en met 31 mei 2001 met kaartnrs. [nummer 1] en [nummer 2] te Venlo en Velp en Leunen en Nieuwegein en Venray en - in de periode van 01 juni 2001 tot en met 14 juni 2001 met kaartnrs. [nummer 1] en [nummer 2] te Venray en elders in Nederland telkens bij een BP station en - in de periode van 16 mei 2001 tot en met 14 juni 2001 met kaartnr. [nummer 3] in Nederland telkens bij een BP station; 6 primair hij in de periode van 01 februari 2000 tot en met 31 mei 2000 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van va1se facturen, te weten * een factuur gedateerd 19-05-00, factuurnr. 00263 van Methorst Internationaal Transport BV gericht aan Gast Trucks B.V. te Venlo, betreffende de verkoop van drie trailers kentekens [kenteken] en [kenteken] en [kenteken] en * een factuur gedateerd 11-02-00, factuurnr. 002004 van Vite Transport BV gericht aan Gast Trucks BV te Venlo, betreffende de verkoop van een vrachtwagen merk Daf, chassisnr. [nummer] en een oplegger Registratieno. [kenteken] - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat die facturen in het kader van de verkoop van die transportmiddelen zijn verstrekt/verzonden aan de koper (Gast Trucks B.V.) van die transportmiddelen en bestaande die valsheid hierin dat op die facturen telkens stond vermeld dat die transportmiddelen "vrij en onbelast van lease" waren. Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair, onder 5 primair en onder 6 primair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen PRO MEMORIE De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Uit het registratiesysteem “Vennoot” en uit gegevens van de Kamer van Koophandel is gebleken dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in de periode van januari 1998 tot 30 januari 2002 betrokken waren bij zestien ondernemingen die in de genoemde periode failliet zijn gegaan. In de meeste gevallen was [medeverdachte 1] op het moment van de faillietverklaring formeel de directeur van de onderneming, terwijl [verdachte] in sommige gevallen directeur was geweest en in veel gevallen aandeelhouder was. (proces-verbaal delict 11, p. 5-6). Zoals blijkt uit de bewezenverklaring van de feiten 2 – 6 op de tenlastelegging werd in een aantal van deze ondernemingen de administratie ondeugdelijk gevoerd. Aan de ondernemingen toebehorende geldsbedragen van aanzienlijke omvang werden contant opgenomen bij de bank terwijl de besteding van die bedragen niet met kwitanties of facturen in de administratie is verantwoord. Ook werden aanzienlijke aan de ondernemingen toekomende bedragen niet betaald op de zakelijke bankrekening van die onderneming, maar op een bankrekening van [medeverdachte 1], [verdachte] of [medeverdachte 2], waarna het geld van de laatstbedoelde rekening contant werd opgenomen zonder verantwoording van de besteding ervan. Verder werden transportmiddelen (trekkers, opleggers) die door de ondernemingen M.J. Beheer BV, R.P.C. van de Vinne BV en Methorst Internationaal Transport BV geleased werden, verkocht als waren ze eigendom van die ondernemingen. De opbrengst van deze verduisteringen kwam mede ten goede aan [verdachte], terwijl [verdachte] de besteding ervan niet heeft verantwoord in de administratie van de onderneming. Bij deze verkopen werden facturen met een valse inhoud gebruikt. Tankpassen van de ondernemingen werden zonder betaling gebruikt om te tanken totdat de passen werden geblokkeerd. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] (LiesT46/26 en 46/27) blijkt dat [medeverdachte 1] telkens op verzoek van [verdachte] directeur werd van ondernemingen op een moment dat het faillissement van die onderneming nabij was. De bedoeling van [verdachte] was, aldus [medeverdachte 1], het leegtrekken van deze ondernemingen door het innen van de debiteuren, het verkopen van bedrijfsmiddelen en het zo lang mogelijk gebruiken van tankpassen. [medeverdachte 1] moest van [verdachte] gelden van de bedrijfsrekening contant opnemen; de opbrengst deelden zij. Bij het overnemen door [medeverdachte 1] van een onderneming kreeg hij geen administratie, ook al had hij voor de ontvangst ervan getekend. [verdachte] was degene die zei dat de trekkers en opleggers konden worden verkocht en die zorgde voor de facturen bij die verkopen. Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] (PrinM40/02 en 40/18) blijkt dat [medeverdachte 2] op verzoek van [verdachte] directeur is geworden van Geka International BV en van DR Transport BV, dat [verdachte] een centrale rol speelde in deze ondernemingen en bijvoorbeeld meestal de beslissingen inzake Geka nam en dat hij, [medeverdachte 2] gelden van de bedrijfsrekening opnam en contant aan [verdachte] gaf dan wel dat gelden bestemd voor het bedrijf op verzoek van [verdachte] betaald werden op een bankrekening van hem, [medeverdachte 2], waarna hij het geld aan [verdachte] gaf. Uit de verklaring van [getuige 1], administratief medewerkster van Geka International BV, blijkt dat zij tevens werkzaamheden verrichtte voor DR Transport BV, dat de administratie een puinhoop was en dat er weliswaar bonnen in de boekhouding werden opgenomen ter verantwoording van de besteding van kasgeld, maar dat die bonnen bij lange na niet het totaal van de contant opgenomen gelden dekten. Uit de verklaring van [getuige 2], afgelegd bij de rechter-commissaris op 7 augustus 2002 in aanwezigheid van verdachtes raadsman, blijkt dat hij regelmatig op het bedrijf van [verdachte] in Oostrum ging buurten en daar van onder anderen [verdachte] en [medeverdachte 2] hoorde dat [verdachte] diverse BV’s had overgenomen, dat met betrekking tot deze bedrijven enkel werd geïncasseerd, d.w.z. dat geleasde vrachtwagens werden verkocht en dat crediteuren niet werden betaald, dat als er teveel brieven binnenkwamen van deurwaarders en leasemaatschappijen het bedrijf werd doorgestoten aan Theo (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) voor een symbolisch bedrag van een gulden, dat het meestal zo ging dat [verdachte] [medeverdachte 1] belde dat hij weer een bedrijf voor hem had, dat [medeverdachte 1] onder druk stond van [verdachte] en dat [verdachte] de dienst uitmaakte, terwijl daarnaast [medeverdachte 2] ook een vinger in de pap had. Uit het vorenstaande, bezien in samenhang met de overige gebruikte bewijsmiddelen, blijkt dat [verdachte] met anderen, onder wie [medeverdachte 1], systematisch samenwerkte om een aantal bedrijven leeg te halen ten koste van de crediteuren en dat [verdachte], ook als hij formeel geen bestuurder van het bedrijf was, nauw en volledig met de bestuurder (directeur) samenwerkte om gelden aan het bedrijf te kunnen onttrekken. Aldus maakte [verdachte] deel uit van een criminele organisatie, waarvan hijzelf de oprichter en de leidende figuur was en is tevens voldaan aan de eisen van nauwe en bewuste samenwerking voor het medeplegen van een aantal delicten zoals ten laste gelegd en bewezenverklaard. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het onder 1 primair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 2 primair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 343, aanhef en onder 1° en onder 4° van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 3 primair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 343, aanhef en onder 1° en onder 4° van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 4 primair bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 5 primair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 6 primair bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf en maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: -de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de professionele opzet van het bewezenverklaarde, waarbij verdachte zoveel mogelijk getracht heeft buiten beeld te blijven en zich te bedienen van zogenoemde stromannen; - de grove wijze waarop het noodzakelijk vertrouwen in het handelsverkeer in het algemeen en in de transportbranche in het bijzonder door verdachte en zijn mededaders is geschaad; - het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten; - de rol van verdachte als initiator en leider van de criminele organisatie; - de aandeel van de verdachte in de winst; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en dat verdachte zelfs in de periode dat zijn hoger beroep in een andere strafzaak liep, is doorgegaan met zijn fraudeleuze praktijken. Beslissing ten aanzien van het beslag De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen moeten worden teruggegeven aan degene(n) die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan/kunnen worden aangemerkt. Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat, curator mr. E. Van der Kolk, als wettelijk vertegenwoordiger van de boedel in het faillissement van M.J. Beheer B.V. (handelend onder de naam EURO-TREX), gevestigd te 4700 GJ Roosendaal, postbus 3373 als gevolg van de onder 2 primair bewezen verklaarde feiten, schade heeft geleden tot een bedrag van € 34.097,23. Het hof stelt de materiële schade op € 34.097,23. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 34.097,23 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, met bepaling dat indien en voorzover een mededader van verdachte aan de verplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd. De vorderingen van de benadeelde partijen 1. Curator mr. E. Van der Kolk heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van de boedel in het faillissement van M.J. Beheer B.V. (handelend onder de naam EURO-TREX), gevestigd te 4700 GJ Roosendaal, postbus 3373 overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Gevorderd is een bedrag van totaal € 51.045,09. Gelet op de bewezenverklaarde delictsperiode komen bedragen die buiten deze periode door verdachte zijn ontvangen, niet voor toewijzing in aanmerking nu, deze bedragen geen rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. Dit laatste betreft het bedrag van € 12.337,09 en, uit het bedrag van € 16.958,76, een bedrag van € 4.610,77. Toewijsbaar is dan € 51.045,09 - (€ 12.337,09 + € 4.610,77) = € 34.097,23. In het meer gevorderde moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De totale schade wordt bijgevolg begroot op € 34.097,23. Tot dit bedrag dient de vordering te worden toegewezen. De proceskosten worden tot na te melden bedrag ten laste van de verdachte gebracht. Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen. 2. Curator mr. P.J.F.M. De Kerf heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van de boedel in het faillissement van DR Transport BV, tevens handelend onder de naam DRT Internationaal Transport en DRT Opslag gevestigd te 6501 BC Nijmegen, postbus 1126, overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 63, 140, 225, 321, 326a en 343 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair, onder 5 primair en onder 6 primair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair, onder 5 primair en onder 6 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: 1 primair: "Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij van bedoelde organisatie oprichter en leider was", 2 primair: "Als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon baten niet verantwoorden/ een goed aan de boedel onttrekken en niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek", 3 primair: "Als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon medeplegen van het niet verantwoorden van baten / onttrekken van een goed aan de boedel en niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek", 4 primair: "Medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd", 5 primair: "Medeplegen van een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren", 6 primair: "Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, aan de rechthebbende. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, curator mr. E. Van der Kolk, wettelijk vertegenwoordiger van de boedel in het faillissement van M.J. Beheer B.V. (handelend onder de naam EURO-TREX), gevestigd te 4700 GJ Roosendaal, postbus 3373, te betalen een bedrag van € 34.097,23 (zegge: vierendertigduizend zevenennegentig euro en drieëntwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van driehonderd dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: curator mr. E. Van der Kolk, wettelijk vertegenwoordiger van de boedel in het faillissement van M.J. Beheer B.V. (handelend onder de naam EURO-TREX), gevestigd te 4700 GJ Roosendaal, postbus 3373, een bedrag van € 34.097,23 (zegge: vierendertigduizend zevenennegentig euro en drieëntwintig cent) en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 200,- (zegge: tweehonderd euro). Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Verklaart de benadeelde partij, curator mr. P.J.F.M. De Kerf, wettelijk vertegenwoordiger van de boedel in het faillissement van DR Transport BV, tevens handelend onder de naam DRT Internationaal Transport en DRT Opslag gevestigd te 6501 BC Nijmegen, postbus 1126, niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, met veroordeling van de benadeelde partij, in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door Mr. Van Zon, als voorzitter Mrs. Claassens en Van der Bilt, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Regina, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 juli 2003. Mr. Van der Bilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: tijd : verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], , thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande Is bij vonnis van de rechtbank te Breda van 31 oktober 2002 ter zake van: sub 1:"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij van bedoelde organisatie oprichter en leider was", sub 2:"Bedriegelijke bankbreuk bij een rechtspersoon, begaan door de bestuurder van de rechtspersoon, terwijl hij opdracht heeft gegeven tot de strafbare feiten en feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen", sub 3:"Medeplegen van bedriegelijke bankbreuk bij een rechtspersoon, begaan door de bestuurder van de rechtspersoon", sub 4:"Medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd", sub 5:"Medeplegen van een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren", sub 6:"Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd", veroordeeld tot: 4 jrn. gev.str. OV. MAV., gelast de teruggave aan rechthebbende, toewijzing vordering ben.p. Mr. v.d. Kolk, curator in het faillissement van MJ Beheer BV, handelend onder de naam EURO-TREX tot een bedrag ? 12.337,09, oplegging verpl. a/d staat tbv bovengenoemd slachtoffer ? 12.337,09 subs. 100 dgn. hecht., bep. dat de ben.p. Mr. De Kerf, curator in het faillissement van DR Transport BV tevens handelend onder de naam DRT Internationaal Transport en DRT Opslag, niet ontv.; sub 7; vrijspraak