
Jurisprudentie
AO7120
Datum uitspraak2004-03-31
Datum gepubliceerd2004-04-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308910/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-04-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308910/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 8 juli 2003, kenmerk 2003/26144, heeft verweerder onder toepassing van artikel 43, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet bodembescherming aan verzoekster een onderzoeksbevel opgelegd, zoals nader weergegeven onder punt 13 van het besluit.
Uitspraak
200308910/2.
Datum uitspraak: 31 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging Bizzy Beesel", gevestigd te Reuver,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2003, kenmerk 2003/26144, heeft verweerder onder toepassing van artikel 43, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet bodembescherming aan verzoekster een onderzoeksbevel opgelegd, zoals nader weergegeven onder punt 13 van het besluit.
Bij besluit van 2 december 2003, kenmerk 2003/50328, heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 29 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2003, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 februari 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. G.C. Kooijman, advocaat te Den Bosch, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. M. Stienstra en N.M.J. Jansen, ambtenaren van de provincie zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij uitspraak van heden heeft de Afdeling uitspraak gedaan in de hoofdzaak. Hierbij is het beroep ongegrond verklaard en de bestreden beschikking in stand gebleven. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat appellante geen belang meer heeft bij een beoordeling van het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek moet derhalve reeds om deze reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G. K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Klap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2004
315.

