Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO7143

Datum uitspraak2004-04-07
Datum gepubliceerd2004-04-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307668/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 24 januari 2003 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de Minister) op basis van de uitslagen van twee onderzoeken vastgesteld dat appellant niet voldoet aan de eisen van geschiktheid, waaraan hij gezien het aan hem afgegeven rijbewijs moet voldoen. Daarbij is tevens het rijbewijs van appellant ongeldig verklaard voor alle categorieën.


Uitspraak

200307668/1. Datum uitspraak: 7 april 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 november 2003 in het geding tussen: appellant en de Minister van Verkeer en Waterstaat. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 januari 2003 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de Minister) op basis van de uitslagen van twee onderzoeken vastgesteld dat appellant niet voldoet aan de eisen van geschiktheid, waaraan hij gezien het aan hem afgegeven rijbewijs moet voldoen. Daarbij is tevens het rijbewijs van appellant ongeldig verklaard voor alle categorieën. Bij besluit van 8 mei 2003 heeft de Minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 18 december 2003 heeft de Minister van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door [zwager], en de Minister, vertegenwoordigd door mr. E.M.C. van der Zalm en drs. W. van Os, beiden werkzaam bij Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ter zitting is komen vast te staan dat appellant sinds januari 2004 weer beschikt over een geldig rijbewijs. Desgevraagd heeft appellant verklaard geen schade te hebben geleden door de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Hij wil slechts om principiële redenen een beoordeling van de rechtmatigheid van dat besluit. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is de bestuursrechter alleen in het kader van een geschil met betrekking tot een besluit tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen. Waar een dergelijk geschil niet (langer) bestaat, kan van de rechter geen uitspraak worden gevraagd, ook niet als het gaat om de beantwoording van een rechtsvraag van principiële betekenis. Nu ook overigens niet is gebleken dat appellant nog enig belang heeft bij een beoordeling in hoger beroep van dit geschil dient zijn hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. 2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Zwemstra Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2004 91-421.