
Jurisprudentie
AO7375
Datum uitspraak2004-02-20
Datum gepubliceerd2004-04-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers03/818 KG KA
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-04-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers03/818 KG KA
Statusgepubliceerd
Indicatie
ontslag op staande voet
Uitspraak
Uitspraak: 20 februari 2004
Rolnummer: 03/818 KG KA
Rolnr. Rechtbank: 325822/03-4436
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE,
negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
KONINKLIJKE TPG POST B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
appellante,
hierna te noemen: TPG Post,
procureur: mr. E.J.P. Nolet,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. A.R.M. van Deuzen.
Het geding
Bij exploot van 11 juni 2003 is TPG Post in hoger beroep gekomen van het vonnis van 14 mei 2003 door de rechtbank te 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage in kort geding gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven heeft TPG Post twee grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord zijn bestreden.
Tenslotte hebben partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder 2 van het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden.
2. Het gaat om het volgende.
2.1 [geïntimeerde], thans [leeftijd] is op 29 oktober 1962 als postbesteller bij de rechtsvoorgangster van TPG Post in dienst getreden. Hij heeft de laatste tien jaren steeds goede jaarlijkse beoordelingen gehad. Op 16 oktober 2002 is hij door TPG Post op non actief gesteld naar aanleiding van een verklaring die hij die dag tegenover de bedrijfsrecherche van TPG Post had afgelegd en in afwachting van de verdere beslissing van TPG Post.
2.2 Bij brief van 21 oktober 2002 is [geïntimeerde] door TPG Post met ingang van diezelfde dag op staande voet ontslagen. Deze brief luidt voor zover van belang aldus:
" Op woensdag 16 oktober jl. heeft u tegenover de bedrijfsrecherche bekend dat u sinds 2001 20 tot 30 keer correspondentie voor postbushouder 10055 (blad Rosie) hebt onderschept. Ook zegt u dat de frequentie waarmee u die correspondentie uit de roulatie nam de afgelopen periode aanzienlijk is toegenomen.
Deze correspondentie heeft u geopend en de inhoud heeft u als materiaal gebruikt voor door u zelf te plaatsen advertenties in het blad Rosie.
Daarbij gaf u niet uzelf als adverteerder op, maar u gebruikte namen en adressen van derden.
In een aantal gevallen heeft u retourzendingen van het blad Rosie ten onrechte aan het proces onttrokken en heeft u zich deze zendingen toegeëigend. Bovendien heeft de bedrijfsrecherche op woensdag 16 oktober bij een bezoek aan u thuis een vijftal foto's, twee brieven zonder envelop en een tweetal door afzenders in hun correspondentie bijgesloten antwoordenveloppen welke allen betrekking hadden op de onderhavige kwestie, aangetroffen.
Bij het plaatsen van een van uw advertenties heeft u ook het adres opgegeven van iemand waarvan u wist dat zij een medewerkster van TPG was.
Met uw handelwijze heeft u een aantal mensen op extreme wijze gecompromitteerd.
Door de aan u toevertrouwde correspondentie te openen en met de inhoud te manipuleren, waarbij u zich tevens schuldig heeft gemaakt aan oneigenlijk gebruik van namen en adressen van derden is voor mij een dringende reden om u met onmiddellijke ingang te ontslaan."
2.3 Met ingang van 1 november 2002 zou [geïntimeerde] gebruik maken van de voor medewerkers van TPG Post geldende Regeling vervroegd Uittreden (hierna: de VUT-regeling). Hij was daaraan voorafgaand vrijgesteld van werkzaamheden in verband met nog door hem op te nemen vakantiedagen. Door het ontslag is het vervroegd uittreden onmogelijk geworden.
2.4 Bij brief van zijn gemachtigde van 6 maart 2003 heeft [geïntimeerde] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar verklaard tot het verrichten van zijn werkzaamheden. [geïntimeerde] vordert doorbetaling van zijn salaris vanaf 21 oktober 2002 tot en met 28 februari 2004 en zijn salaris vanaf 1 maart 2003 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
2.5 De rechtbank heeft TPG Post veroordeeld om vanaf 1 november 2002 aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag gelijk aan het bruto loon dat [geïntimeerde] zou hebben ontvangen indien hij per die datum gebruik zou hebben gemaakt van de VUT-regeling van TPG Post.
3. Grief I luidt:
"Ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat TPG de persoonlijke omstandigheden van [geïntimeerde] onvoldoende heeft meegewogen bij haar beslissing om hem op staande voet te ontslaan."
3.1 Blijkens de toelichting op deze grief richt het bezwaar van TPG Post zich tegen de overweging dat TPG Post de mogelijkheid had dienen te onderkennen dat de handelwijze van [geïntimeerde] het gevolg was van psychische problematiek bij [geïntimeerde] en dat TPG Post daarnaar een onderzoek had moeten (laten) instellen.
3.2 De grief baat TPG Post niet. Er, veronderstellenderwijs met TPG Post van uitgaand dat het in de omstandigheden van dit geval een te vergaande eis is dat TPG Post een onderzoek had moeten (laten) instellen naar de mogelijke persoonlijke problematiek van [geïntimeerde], dan nog heeft te gelden, dat het naar het oordeel van het hof in voldoende mate waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat, in aanmerking genomen de omstandigheden van dit geval zoals omschreven in rechtsoverweging 2 onder a, b en e alsmede in rechtsoverweging 8 in het vonnis waarvan beroep en voorts nog in aanmerking genomen de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst nog slechts een formeel karakter had, een afweging van de persoonlijke omstandigheden van [geïntimeerde] tegen de aard en ernst van het handelen van [geïntimeerde] zoals deze blijken uit hetgeen in rechtsoverweging 2 onder d van het vonnis is vermeld, niet tot de conclusie kan leiden dat het aan [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet gerechtvaardigd is. Hetgeen TPG Post heeft doen stellen leidt niet tot een ander oordeel.
4. De tweede grief heeft geen zelfstandige betekenis en deelt derhalve het lot van de eerste.
De conclusie van het vorenstaande is dat het vonnis zal worden bekrachtigd.
TPG Post zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage, van 14 mei 2003 bij wege van voorlopige voorziening gewezen tussen partijen;
- veroordeelt TPG Post in de kosten van het hoger beroep tot deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] bepaald op € 205,- aan verschotten en € 771,- aan salaris voor de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. In 't Velt-Meijer, De Wild en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2004 in aanwezigheid van de griffier.

